Ministerie van Algemene Zaken

| | |

|Postadres      |               |     |De voorzitter van de Tweede Kamer der|
|               |               |     |Staten-Generaal                      |
|Postbus 20001                   |     |Generaal                             |
|2500EA  Den Haag                |     |Postbus 20018                        |
|Bezoekadres    |               |     |2500 EA Den Haag                     |
|Binnenhof 20, Den Haag          |     |                                     |
|Contactpersoon |               |     |         |                           |
|Mw. Drs. R. Hoogerboord         |     |         |                           |
|E-mail         |               |     |         |                           |
|-                               |     |         |                           |
|Telefoon       |               |     |         |                           |
|070-356 4521   |               |     |         |                           |
|Fax            |Datum          |Kenmerk        |Onderwerp                  |
|070-310 7646   |12 september   |05M477940      |Innovatieplatform          |
|               |2005           |               |                           |
|                                                                             |
Op 30 juni 2005 hebben de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken. Dit algemeen overleg stond in het teken van de voortgang van het Innovatieplatform. Een van de conclusies uit dit overleg betrof een verzoek aan mij om voor het eind van de zomer een brief te zenden waarin wordt aangegeven hóe het kabinet omgaat met de aan het kabinet gerichte adviezen van het Innovatieplatform. Ik wil graag aan dit verzoek tegemoet komen.

Voor ik aan de beantwoording van de door uw Kamer gestelde 'hoe'-vraag toekom, is het van belang een duidelijk beeld te hebben van de rol en de werkwijze van het Innovatieplatform en de weerslag daarvan in de activiteiten van het platform. Zowel in het algemeen overleg van 9 maart jl. als in het algemeen overleg van 30 juni jl. heb ik gemerkt dat hierover makkelijk misverstanden kunnen rijzen. Ik wil dat graag voorkomen.

Het Innovatieplatform wil vier rollen spelen. De eerste betreft het doen van voorstellen voor (fundamentele) ingrepen in het innovatiesysteem. Deze zgn. ijsbrekersrol leidt in de regel tot een gedegen advies aan het kabinet (alsook aan andere relevante spelers in de kenniseconomie) met aanbevelingen voor de aanpak. Op de tweede plaats kan het Innovatieplatform een extra impuls of schaalvergroting geven aan al in gang gezette initiatieven. Het gaat hierbij vaak om relatief eenvoudige zaken waar brede consensus over bestaat (de versnellersrol). Voorts is daar de katalysatorrol: het zorgen dat partijen via nieuwe verbindingen tot gezamenlijke oplossingen van belemmeringen voor innovatie komen, waardoor het innovatieproces eveneens wordt versneld. Zo maakt het Innovatieplatform aan de hand van sleutelgebieden en -projecten concreet waar en hoe Nederlandse kennis en marktpotentieel kunnen worden ondersteund en worden experimenten met nieuw beleid uitgevoerd: pilot-projecten waarin nieuwe oplossingen kunnen 'proefdraaien'. Tenslotte probeert het Innovatieplatform ook een mentaliteitsverandering ten opzichte van excellente prestaties en beloning daarvan te bevorderen en draagt het Innovatieplatform uit dat verandering mogelijk is: de rol van cultuurveranderaar.

In het Innovatieplatform zijn drie type spelers vertegenwoordigd. In goed onderling samenspel tussen deze drie, kennisinstellingen, bedrijven en overheid, geven zij een impuls aan innovatie in Nederland als motor van productiviteitsgroei en economische ontwikkeling. De spelers dragen daarin een gezamenlijke, maar ook een éigen verantwoordelijkheid. Het is dus niet zo dat altijd de overheid, c.q. het kabinet, aan zet is om de adviezen van het Innovatieplatform uit te voeren. In veel gevallen volstaat het wegnemen van belemmeringen voor de uitvoer (bijvoorbeeld op het gebied van wet- en regelgeving), het extra stimuleren van een gewenste aanpak of het beschikbaar stellen van financiële middelen. Een van de uitgangspunten van het Innovatieplatform is, dat ook en vooral de andere spelers invulling moeten geven aan hun verantwoordelijkheid. Bij de uitvoering van rapporten van het platform hebben kennisinstellingen en bedrijven een belangrijk voordeel omdat zij veel dichter op de uitvoeringspraktijk zitten dan de overheid. Dit alles neemt niet weg dat de overheid natuurlijk een belangrijke rol heeft te vervullen en net als de andere spelers bereid moet zijn om gegroeide praktijken en bestaand beleid kritisch tegen het licht te houden. Vanuit deze achtergrond moet mijn antwoord op de door de Kamer gestelde 'hoe'-vraag worden bezien.

Hoe komt een advies van het Innovatieplatform tot stand? Een deel van de resultaten van het Innovatieplatform heeft het karakter van een advies waarbij het kabinet een belangrijke adressant is. Veelal is de werkwijze van het Innovatieplatform dan aldus. Een werkgroep onder leiding van een lid van het Innovatieplatform stelt het advies op. In de werkgroep kunnen naast leden van het Innovatieplatform experts zitten met kennis van zaken met betrekking tot het onderwerp van advies. Ook de bij het Innovatieplatform betrokken ministeries (AZ, EZ, OCW) kunnen ambtelijk vertegenwoordigd zijn. De werkgroep levert een advies op waarin het aanbevelingen en/of een aantal acties voorstelt. Per actie wordt aangegeven wie de actie in de ogen van de werkgroep dient uit te voeren en vaak wordt een deadline genoemd. Dit conceptadvies wordt vervolgens plenair in het Innovatieplatform besproken. Op basis van de discussie kan het advies en/of de acties nog worden aangepast, waarna het advies wordt vastgesteld.

Wat doet het kabinet met een advies van het Innovatieplatform? Instemming met het advies door in het Innovatieplatform zitting hebbende bewindslieden houdt in dat deze bewindslieden het advies erkennen en zich inzetten voor de voorgestelde acties uit dit advies. De wijze waarop vervolgens uitvoering wordt gegeven aan het advies is verschillend. Daar waar het kabinet nadrukkelijk aan zet is, wordt veelal een kabinetsstandpunt voorbereid, zoals bijvoorbeeld is gebeurd of in voorbereiding is naar aanleiding van een aantal platformadviezen die betrekking hebben op (onderdelen van) de vitalisering van het kennis- en innovatiesysteem (de adviezen die zijn voorbereid door werkgroepen onder leiding van de IP-leden Wijffels, Leijnse en Van Vught) of in de vorm van een voortgangsrapportage, zoals in het geval van het rapport over de sleutelgebiedenaanpak (opgesteld door een werkgroep onder leiding van IP- lid Sistermans). In die gevallen zetten de bewindslieden die in het Innovatieplatform zitting hebben zich in voor het kabinetsstandpunt; de uiteindelijke besluitvorming geschiedt door de Ministerraad. In alle gevallen wordt aangegeven of en hoe het kabinet of het betrokken ministerie uitvoering denkt te geven aan de voorgestelde acties. Daarbij komen zaken aan de orde als termijn en kosten, alsmede de vraag wie op de uitvoering dient te worden aangesproken. Dit kan het kabinet zijn of een met name genoemd ministerie, maar dit kunnen ook andere partijen (bedrijven, kennisinstellingen) zijn.

Worden alle door het Innovatieplatform voorgestelde acties uitgevoerd binnen de door het Innovatieplatform gestelde termijn? De bewindslieden die zitting hebben in het Innovatieplatform zetten zich in voor de uitvoering van de acties zoals voorgesteld door het Innovatieplatform. Het kabinet is echter zélf verantwoordelijk voor de manier waarop het die acties tot uitvoering brengt en de termijn waarop. Het Innovatieplatform is ingesteld om als ijsbreker te fungeren als het om de kenniseconomie gaat. Dit betekent dat een deel van de acties een radicale wijziging van het lopende beleid kunnen betekenen. Het hoort tot de rol van het Innovatieplatform om, soms op onconventionele wijze, druk op te bouwen en ambitieuze termijnen te noemen. In de praktijk zijn deze door de partijen die deze acties ook daadwerkelijk dienen uit te voeren niet altijd haalbaar. Om die reden past het kabinet in zijn reacties cq. voortgangsrapportages deze termijnen in overleg met betrokkenen en het Innovatieplatform aan. Dit doet voor geen van de betrokkenen iets af aan het commitment bij de uitvoering van de acties. Het kan echter voorkomen dat een of meerdere van de betrokken spelers bij de uitvoering van een advies, tot de overtuiging komt dat men een actie niet kan uitvoeren en dus het advies van het platform op een dergelijk onderdeel niet wenst over te nemen. Indien dit partijen betreft die níet tot de overheid behoren, heeft het kabinet uiteindelijk geen andere keuze dan dit besluit te respecteren. Indien het gaat om de overheid zelf, spannen de bij het Innovatieplatform betrokken bewindslieden zich ervoor in, om hun collega's dan wel andere overheden te overtuigen van de wenselijkheid de acties wél uit te voeren. Mochten deze echter valide redenen hebben om dit niet te doen, dan wordt het Innovatieplatform hierover geïnformeerd.

Tot slot het volgende. Gezien de onduidelijkheid in het algemeen overleg van 30 juni jl. over de wijze waarop de voortgang van Innovatieplatform- activiteiten wordt gepresenteerd, wil ik uw Kamer op dit punt graag tegemoet komen.

Ik informeer tweemaal per jaar de Tweede Kamer over de voortgang van activiteiten van het Innovatieplatform. In dat voortgangsverslag wordt een korte impressie gegeven van de vergaderingen van het platform in het voorbije half jaar. Tevens werd tot dusverre in een tabel een overzicht gegeven van de stand van zaken ten aanzien van de implementatie van elk van de aanbevolen acties van het platform. Inmiddels moet worden geconstateerd dat de inzichtelijkheid en toegankelijkheid van die tabel te wensen overlaat. Zo is het aantal items te groot om gemakkelijk inzicht te kunnen krijgen in de voortgang. Om die reden vindt thans een herbezinning plaats op de wijze van rapportage van de voortgang van het platform. In de komende rapportage aan de Tweede Kamer, voorzien voor het einde van dit kalenderjaar, zal een nieuwe vorm gekozen worden die toegankelijker is en meer inzicht geeft in de daadwerkelijke stand van zaken.

DE MINISTER-PRESIDENT
Minister van Algemene Zaken

Mr.dr. J.P. Balkenende