Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
13 september 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/U.05.02332
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

Uw kenmerk
05/xx/VW
Onderwerp
Vragen commissie Verkeer en Waterstaat, 2 september 2005

Geachte voorzitter,

Naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat om een reactie op het bericht in het Financieel Dagblad van

1 september 2005 aangaande de mogelijke verdeling van de markt voor het openbaar streekvervoer tussen BBA, Arriva en Connexxion, doe ik u hierbij, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën de antwoorden toekomen

Bent u bekend met bovenstaand bericht?


1. Ja.

Is het kabinet op enige wijze - hetzij als aandeelhouder van Connexxion, hetzij anderszins - van deze veronderstelde constatering, dat er sprake zou zijn van verdeling van de markt van het openbaar streekvervoer, op de hoogte gesteld? Zo ja, hoe en wanneer?


2. Nee, het kabinet is niet op de hoogte van een vermeende verdeling van de markt. Van een (dreiging van) daadwerkelijke overname is immers geen sprake geweest.
BBA en Arriva hebben op hun verzoek in het tweede kwartaal van 2004 een gesprek met de Minister van Financiën gevoerd waarin zij hun strategische interesse in het kopen van Connexxion hebben aangegeven. Van deze interesse heeft de Minister kennisgenomen. Hoewel van een concreet overnamevoorstel geen sprake was heeft de Minister van Financiën aangegeven dat voorafgaand
aan een verkoop eerst alle privatiseringsopties door hem zorgvuldig onderzocht zullen worden Dit onderzoek, wat nu gestart is, maakte dat er destijds voor het Kabinet geen aanleiding was en is voor separate actie. Overigens voert de Minister van Financiën met ondergetekende momenteel een evaluatie uit naar Connexxion inzake de borging van de publieke belangen. Daarbij besteed ik ook aandacht aan mededingingstechnische aspecten. Deze evaluatie wordt begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Zo ja, heeft het kabinet aanleiding gegeven actie te ondernemen en zo ja op welke wijze? Zo neen, waarom niet?


3. Het Kabinet ziet geen reden voor actie, anders dan het onder 2 aangegeven onderzoek wat met de nodige zorgvuldigheid zal worden omkleed. De marktaandelen van het OV zijn sterk in beweging, concessieverleners hebben niet aangegeven geconfronteerd te zijn met biedingen die wijzen op oneigenlijke afspraken. De signalen wijzen daarom niet op verdeling van de markt.

In hoeverre is de minister van Economische Zaken van mening dat NMA onderzoek zou moeten doen naar mogelijke kartelvorming binnen de OV- branche? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid NMa daarom te verzoeken of anderszins actie te ondernemen om na te gaan of sprake is van kartelvorming of enige andere vorm van oneerlijke concurrentie?


4. Wat betreft eventueel onderzoek naar kartelonderzoek in de betrokken branche wil ik er in de eerste plaats op wijzen dat de NMa als zelfstandig bestuursorgaan eigenstandige onderzoeksbevoegdheden heeft. Uit het onder 2 en 3 gegeven antwoord blijkt ook dat er geen aanwijzingen zijn voor kartelvorming op dit moment. Ik acht het dan ook niet nodig de NMa te vragen expliciet aandacht te geven aan deze sector, anders dan in haar reguliere toezicht via de mededingingswet.

Heeft het in het genoemde artikel geschetste beeld op enig moment aanleiding gegeven tot onderling overleg tussen de betrokken bewindspersonen van Financiën, Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat hiervan? Zo neen, waarom niet?


5. Neen, dit is geen aanleiding geweest voor overleg tussen de ministers van Financiën, Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat over een mogelijke verdeling van de markt. Zoals aangegeven geeft de feitelijke situatie op de markt daar ook geen aanleiding toe.

Welke rol heeft het gelekte onderzoeksrapport van PricewaterhouseCoopers (PwC) bij deze besprekingen gehad?


6. Het PWC rapport is geen aanleiding geweest voor tussentijds overleg.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs