Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit

Rapport Wageningen UR schetst perspectieven voor de agrarische sector


13 september 2005 -

Nederland heeft zich ontwikkeld tot een agrarische handelsnatie van formaat. De agrarische sector heeft gunstige uitgangspunten, maar wordt geconfronteerd met sterk veranderende omstandigheden: globalisering, hervorming van het landbouwbeleid, beperking van de fysieke- en milieuruimte en nieuwe technologische ontwikkelingen. De perspectieven voor de hele sector zijn positief, maar divers. Sierteelt heeft mogelijkheden voor verdere groei, voor andere sectoren is een beperkte groei of een geringe volumedaling te verwachten. Dat blijkt uit het rapport van Wageningen UR 'Perspectieven voor de agrarische sector in Nederland' dat hoort bij 'Kiezen voor Landbouw, een visie op de toekomst van de Nederlandse agrarische sector'.

De agrosector met inbegrip van toelevering, productie, verwerking en afzet van agrarische producten telt ongeveer 650.000 arbeidsplaatsen, 10% van het nationale totaal. Ook 10% van het nationale inkomen wordt in deze sector verdiend. 70% van de toegevoegde waarde van deze sector hangt samen met buitenlandse handel, vooral naar andere EU-landen. Het marktaandeel van Nederland in de agrarische producten in de EU staat wel onder druk.

De agrarische sector benut ongeveer tweederde van de ruimte in Nederland. De afgelopen 15 jaar is het areaal landbouwgrond met 4% gedaald tot 1,9 miljoen hectare. Er zijn nog ruim 80.000 land- en tuinbouwbedrijven. Het aantal is de afgelopen 25 jaar elk jaar met ruim 2% afgenomen. Die tendens zet zich de komende jaren door, vermoedelijk zijn er in 2015 nog ongeveer 60.000 bedrijven. Schaalvergroting zorgt er onder andere voor dat de productie niet daalt. Eenderde van de agrarische bedrijven vult met verbreding of verdiepingsactiviteiten het inkomen aan. Dan gaat het onder meer om toerisme en recreatie, zorgtaken of agrarisch natuurbeheer.

Ontwikkelingen die op de sector afkomen

De wereldhandel blijft groeien. Vooral China, India en Brazilië maken een sterke groei door. De vraag naar voedsel zal ook blijven stijgen. De wereldhandel wordt verder geliberaliseerd: minder exportsteun, meer voorwaarden aan interne steun voor agrarische productie. Binnen de EU zullen voor melk en suiker nog hervormingen volgen. Binnen Europa zorgt de toetreding van de nieuwe lidstaten voor nieuwe gunstige afzetgebieden.

Het milieubeleid heeft zijn vruchten afgeworpen. De milieubelasting blijft hoog door de intensieve veehouderij en de relatief omvangrijke tuinbouw. Het nieuwe beleid richt zich op een verdere verlaging van de milieubelasting en geringere afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het nieuwe mestbeleid draagt bij aan de vermindering van het grond- en oppervlaktewater met stikstof en fosfaat. De gevolgen van de Kaderrichtlijn Water zijn nog onzeker en afhankelijk van diverse keuzes die Nederland moet maken.

De verstedelijking gaat door. Ook de vraag naar recreatieve ruimte blijft groot. Op het gehele landbouwareaal is dit effect echter klein; elk jaar daalt het door deze ontwikkelingen met ongeveer 0,3%. De agrarische sector werkt met een hoge inzet van arbeid en kapitaal per hectare en realiseert daarmee een hoge productiviteit. Technologische vernieuwing zorgt voor een verdere verhoging van de productiviteit. Kennisontwikkeling op het gebied van motoren, materialen, biotechnologie, robots en ICT zijn niet specifiek agrarisch maar wel van groot belang voor de sector. De snelle opname van nieuwe technologie is altijd een sterk punt geweest van het agrocluster en is ook een succesfactor in de internationale concurrentie.

Perspectieven voor de deelsectoren

De economische betekenis van de agrosector blijft groot, onder meer door een groei van de bedrijvigheid, verwerking en afzet, gebaseerd op buitenlandse grondstoffen. Naast voedsel en sierteeltproducten wordt de sector belangrijker als aanbieder van 'groene en blauwe' diensten, energie en diverse vormen van zorg en recreatie.

De perspectieven per deelsector verschillen. Sierteelt heeft gunstige perspectieven, omdat Nederland wereldwijd marktleider is op het gebied van snijbloemen, planten en bloembollen en er verdere groeimogelijkheden zijn in de verkoop. Ook de voedingstuinbouw, vooral groenten onder glas, kan zich verder ontwikkelen, maar ondervindt binnen de EU meer concurrentie. Voor de akkerbouw en de grondgebonden veehouderij, vooral melkvee, zijn de vooruitzichten onder invloed van de veranderingen in het Europese landbouwbeleid weliswaar minder rooskleurig, maar ook voor deze takken van de landbouw redelijk positief te noemen. De sterke structuur van de verwerking van producten is hierbij belangrijk. Ook voor de intensieve veehouderij is er, na enkele jaren van krimp vanwege het mestbeleid, zicht op het consolideren van de huidige positie in een overigens sterk bewegende internationale markt. In alle sectoren is het van grote betekenis accent te leggen op de kwaliteit van de producten, naast het zorgen voor een zo laag mogelijk niveau van kosten.

Informatie over de toekomstvisie is te vinden op internet www.minlnv.nl/kiezenvoorlandbouw

Informatie over dit rapport kunt u krijgen bij Wageningen UR, Landbouw Economisch Instituut (LEI).