Rijksuniversiteit Groningen

Opinie 27: `De psychologie is in honderd jaar niet veel opgeschoten'

GERRIT BREEUWSMA, ONTWIKKELINGSPSYCHOLOOG

Ruim 3600 scholieren melden zich jaarlijks aan voor een studie psychologie. Overwegend meisjes met als psychologisch referentiekader de tv-shows van dr. Phil en columns uit de Viva. Ze willen zichzelf leren kennen en anderen helpen, het liefst binnen drie snelle sessies; succes gegarandeerd. Voor dat populistische beeld van de psychologie is de beroepsgroep zelf verantwoordelijk, zegt ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma. Maar als je onder het oppervlak van het maatschappelijke succes kijkt, dan is `de psychologie in honderd jaar niet zo veel opgeschoten' .

Bijna honderd jaar geleden was de psychologie een jonge wetenschap met hooggespannen verwachtingen. Psychologen zouden antwoord geven op vragen waar filosofen in vast liepen: waar huist de ziel, wie ben ik en hoe werkt het brein? In die tijd waren de psychologen op één hand te tellen. Tegenwoordig heerst in Nederland de grootste psychologendichtheid. Meer dan tienduizend staan er geregistreerd. Naar schatting opereren er nog eens twintigduizend zonder lidmaatschap van de landelijke psychologenvereniging NIP. In dat licht bezien is de psychologie een zeer geslaagde onderneming. Ze levert een bijdrage op allerlei gebieden, van bedrijfsleven tot sport en in het privé-leven van mensen.

Speurwerk

Tot zover het succesverhaal. Want er is een andere kant, vindt Breeuwsma. Door de psychologie zijn er veel nieuwe problemen bij gekomen. Kijk maar naar het handboek voor de klinische psychologie DSM. In 1968 besloeg dat nog 134 bladzijden vol stoornissen, tegenwoordig loopt de nummering door tot 943. `Dat is niet per definitie een goede uitbreiding van kennis. Sommige aandoeningen zijn modegevoelig, en psychotherapeuten zijn soms iets te ijverig in hun speurwerk en praten cliënten zelfs problemen aan die nooit gespeeld hebben. Een incestverleden bijvoorbeeld.'

Dezelfde overambitieuze houding heeft geleid tot de popularisering van de psychologie, waarop veel eerstejaars studenten hun beeld baseren. Alle kwalen zouden opgelost moeten worden. Zoals je met een kapotte auto naar de garage gaat, zo ga je met je geest naar de `mentale mecanicien'. Bovendien moet het snel, zoals de televisie dat dicteert met programma's als Supernanny, Schatjes en dr. Phil. `Dr. Phil kapitaliseert op snel succes, geholpen door het intimiderende effect van de camera. Drie korte sessies en problemen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Verzekeraars gaan hierin mee. Ze vergoeden maximaal tien sessies. Daarna moet het wel een keer over zijn.'

Powerpsychologie

Maar hoe lang beklijft deze `powerpsychologie'? Hoe lang blijven dr. Phils kandidaten gelukkig nadat de camera's gestopt zijn met draaien? En moet je er wel alles aan doen om problemen als depressie, melancholie en een gebrek aan zelfvertrouwen altijd maar te willen oplossen? `Als iedereen in zijn leven gevrijwaard moet zijn van dit soort kwalen, dan krijg je straks mensen die helemaal nergens meer tegen kunnen. Strandt hun caravan bij Lyon, dan moet er al een traumateam naar toe.'

Als Breeuwsma een eeuw van psychologische ontwikkelingen onder de loep neemt, trekt hij twee conclusies. Ten eerste is het niet gelukt om de hooggespannen verwachtingen waar te maken. Grote vragen over de ziel, de geest en het `ik' blijven onbeantwoord. In die zin is de psychologie de laatste honderd jaar weinig opgeschoten. Ten tweede moet de beroepsgroep beter leren omgaan met de kennis en ervaring die ze heeft opgebouwd. Niet door afstand te nemen van de grote vragen, of ze te bagatelliseren, zoals sommige psychologen geneigd zijn te doen, door de psychologie tot een noodlijdend filiaal van de neurowetenschappen te degraderen. Het is onverstandig en zou cliënten wel eens naar de alternatieve sector kunnen drijven.

Metaniveau

De psychologiestudenten van vandaag staan voor een grote uitdaging. `Natuurlijk moeten we mensen blijven helpen. Maar niet met het uitgangspunt dat we er achter komen hoe het brein precies werkt en dat we alle problemen kunnen oplossen. We moeten cliënten juist meenemen naar een metaniveau. Een vorm van zelfkennis zou kunnen zijn dat je jezelf niet volledig kunt kennen. Dat hoeft niet problematisch te zijn. Als je er maar op een goede manier mee om kunt gaan.'

Curriculum Vitae

Gerrit Breeuwsma studeerde tot 1985 ontwikkelingspsychologie aan de RUG. In 1993 promoveerde hij op het proefschrift Alles over ontwikkeling, een studie naar de grondslagen van de ontwikkelingspsychologie. Momenteel is Breeuwsma universitair docent ontwikkelingspsychologie. Daarnaast publiceert hij over een breed scala aan onderwerpen binnen de psychologie. Vorig jaar verscheen van zijn hand Psychologische zaken. Wegwijs in de werking van de geest, dat derde werd bij de Intermediair Eurekaprijs voor het beste non-fictie boek. /SK

Informatie

dr. G. Breeuwsma, tel. (050) 363 63 31, e-mail g.breeuwsma@rug.nl