Buitenlandse imams niet structureel weren
Adviescommissie vreemdelingenz
http://www.acvz.com
Geestelijk bedienaren uit het buitenland, onder wie imams, moeten niet structureel uit
Nederland worden geweerd, maar wel worden verplicht tot extra inburgering. Dit schrijft
de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in haar vandaag verschenen advies
'Toelating en verblijf voor religieuze doeleinden'. In dit advies, dat wordt uitgebracht
aan Minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie, schetst de ACVZ een
beleidskader voor de toelating tot en het verblijf in Nederland van geestelijk
bedienaren, kloosterlingen en zendelingen. Tot geestelijk bedienaren worden onder meer
priesters, dominees en imams gerekend. Nu is hun verblijf per definitie tijdelijk van
aard, namelijk totdat zij niet meer voor hun gemeenschap werkzaam zijn. Hun gezinsleden
mogen niet werken. De ACVZ pleit voor een gefaseerd toelatingsbeleid, waarbij zowel de
verplichtingen als rechten van de bedienaren groeien. Maar na tien jaar verblijf moeten
zij in aanmerking kunnen komen voor een permanente verblijfstitel.
Buitenlandse imams niet structureel weren
Als een religieuze gemeenschap niet in staat is een voorganger naar wens in Nederland te
werven, moet het in beginsel mogelijk blijven deze uit het buitenland over te laten
komen. Dat geldt voor imams evenzeer als voor voorgangers van andere gezindten. In de
Tweede Kamer is de toelating van imams, gekoppeld aan de oprichting van een Nederlandse
imamopleiding, enkele malen onderwerp van debat geweest. De politieke steun voor het
weren van imams als eenmaal een dergelijke opleiding beschikbaar is, lijkt groot. De ACVZ
is van mening dat Nederlandse imamopleidingen dienen te worden gestimuleerd maar dat het
niet toelaten van de door de religieuze gemeenschap noodzakelijk geachte voorganger uit
het buitenland onjuist is, ook als het een imam betreft. De ACVZ acht deze inbreuk op de
vrijheid van godsdienst niet te rechtvaardigen. Een algemeen verbod op buitenlandse imams
is ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel als dat niet tevens zou gelden voor andere
buitenlandse voorgangers.
Verder is het structureel weren van imams als maatregel tegen problemen met openbare orde
en veiligheid efficiënt noch effectief. De overgrote meerderheid van de buitenlandse
imams vormt geen enkel veiligheidsrisico en de enkeling die dat wel zou kunnen zijn moet
door middel van een veiligheidsonderzoek worden geweerd. Zo'n scherp veiligheidsonderzoek
heeft de ACVZ ook al aangeraden in haar advies over vreemdelingenbeleid en terrorisme (uit
mei 2003). Tenslotte zou een 'buitenlands imamverbod' ook niet helpen omdat imams op een
andere titel (bijvoorbeeld gezinsvorming) naar Nederland kunnen komen. Een groot deel van
de thans praktiserende imams heeft op die manier een permanent verblijfsrecht in Nederland
verworven.
Een Nederlandse traditie, een Nederlands belang
Nederland kent een lange traditie van openheid en tolerantie op het gebied van de vrije
beleving van religie en levensovertuiging in de breedste zin van het woord. Er heeft
altijd een rijk geschakeerd 'geloofslandschap' bestaan waartoe geestelijk bedienaren, van
zendelingen, kloosterlingen tot gastpredikers, steeds vrij toegang hebben gehad en veelal
nog hebben. Die openheid had ook een welbegrepen eigenbelang als achtergrond. Immers, ook
Nederlanders trokken - en trekken nog steeds - de wereld in om het geloof te verkondigen
en willen graag zonder problemen toegelaten worden tot andere landen. De ACVZ komt voorts
tot de conclusie dat het vrij kunnen belijden van een religie of een levensovertuiging van
grote betekenis is voor een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking en voor de
aanwezige vluchtelingen en migranten. Een dermate grote betekenis dat volgens de ACVZ
gesproken kan worden van een wezenlijk Nederlands belang. Dit niet in de laatste plaats
omdat migrantenkerken - en daar horen de moskeeën ook bij - ook een vertrouwde basis
bieden van waaruit de Nederlandse samenleving kan worden verkend en integratie kan worden
bevorderd. Het aantonen van dit wezenlijk belang is belangrijk omdat een migrant volgens
de Vreemdelingenwet 2000 alleen kan worden toegelaten - uitzonderingen daargelaten - als
dit belang met zijn komst is gediend.
Inburgering van geestelijk bedienaren
De ACVZ beveelt aan dat aan geestelijk bedienaren geen bijzondere eisen worden gesteld met
betrekking tot inburgering in het buitenland. Wel is de ACVZ van mening dat geestelijk
bedienaren in Nederland in elk geval een aangepast en extra inburgeringsprogramma met
bijbehorend examen moeten doorlopen binnen twee jaren na binnenkomst. Voor 'oudkomers'
onder de voorgangers moet gelden dat zij het inburgeringsprogramma, dat in de aanstaande
Wet Inburgering in Nederland (WIN) verplicht wordt gesteld, dienen te volgen zonder dat
er extra verplichtingen en sancties worden gesteld.
Kloosterlingen en zendelingen
Het tijdelijk beleid zoals dat thans voor kloosterlingen geldt, zou naar de mening van de
ACVZ permanent kunnen worden gemaakt. Hoewel het verblijf van kloosterlingen in de tijd
begrensd is en over het algemeen niet direct tot doel heeft te integreren in de
samenleving wordt het volgen van het verplichte inburgeringstraject noodzakelijk geacht.
De situatie van zendelingen is lastiger. De mate waarin hier een wezenlijk Nederlands
belang wordt gediend is minder helder vast te stellen en de ACVZ is van mening dat de
regering hier een keuze moet maken. Het opleggen van een inburgeringstraject past volgens
de ACVZ niet bij de relatief korte verblijfsduur die wordt beoogd. De ACVZ tekent wel aan
dat toelating van zendelingen alleen mogelijk dient te blijven voor diegenen die een band
hebben met een in Nederland gevestigde organisatie.