Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 4004

Uw brief Ons kenmerk AV/A&Z/2005/71125

Onderwerp Datum Onderzoek proceskwaliteit kinderopvang 12 september 2005

./. Hierbij stuur ik u het rapport "Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995-2005". Met subsidie van SZW is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de opvang in kinderdagverblijven in de periode februari t/m april 2005. In mijn antwoorden op vragen van het lid Gerkens (SP) van 4 februari jl. had ik toegezegd u hiervan op de hoogte te brengen.

Doel van het onderzoek was het verkrijgen van een indicatie van de kwaliteit van kinderdagverblijven in Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd door het NCKO (Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek), een samenwerkingsverband van 3 universiteiten. Vooral is gemeten of er voldoende voorwaarden worden geboden die positief van invloed zijn op het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen: de zogenaamde "proceskwaliteit". Het onderzoek geldt als een "nulmeting" die voorafgaat aan een veel uitgebreider onderzoek dat het NCKO in de periode 2005-2007 wil uitvoeren.

De onderzoekers van het NCKO hebben vooral de dagelijkse praktijk gemeten en niet de waardering van de ouders. Wat ik belangrijk vind, is dat ouders die dagelijks met de opvang te maken hebben tevreden zijn en blijven over de kwaliteit. Uit twee recente metingen van lopend onderzoek is gebleken dat de ouders gemiddeld een 7,7 geven voor de kwaliteit.1

Het NCKO-onderzoek laat zien dat de proceskwaliteit van de kinderopvang is gedaald ten opzichte van eerdere peilingen. Dat is verontrustend. Ik wil nu de volgende stappen ondernemen:


1. Versterking van het toezicht door de GGD en de handhaving door de gemeente. Met de nieuwe wet is daar meer geld voor gekomen. Ik constateer dat de overheidseisen voor de kwaliteit van de kinderdagverblijven over een reeks van 10 jaar wat de inhoud betreft


1 Vyvoj onderzoek onder gebruikers van kinderopvang, december 2004 en maart 2005.


2

vrijwel gelijk zijn gebleven. De gemeten kwaliteit is echter duidelijk gedaald. De resultaten onderstrepen het belang van goed toezicht. Toezicht niet alleen op de structuurkenmerken, maar ook op de dagelijkse praktijk, waarop in het onderzoek de nadruk ligt. Dus niet alleen: "zijn er voldoende leidsters", maar ook: "worden er voldoende ontwikkelingsmogelijkheden aangeboden voor de kinderen?" Met de Wet kinderopvang hebben we er voor gekozen de GGD actief te laten controleren op deze zgn. proceskenmerken. In oktober zal ik met GGD Nederland en de VNG nader spreken over de vormgeving van de versterking van toezicht en handhaving.
2. De vertegenwoordigers van de kindercentra aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hun aanbod. Ik ga de beide brancheverenigingen vragen of zij de constateringen van het rapport herkennen, wat de oorzaken zouden kunnen zijn en welke mogelijkheden zij zien ter verbetering. Wat dit laatste betreft doen de onderzoekers concrete aanbevelingen. De komende maand wil ik met de partijen in de kinderopvang een bestuurlijk overleg voeren om te bezien welke acties al op de korte termijn mogelijk zijn. De sector zal zelf moeten werken aan de verbetering van de eigen kwaliteit. Ik wil daarbij de vinger aan de pols houden.

3. Nader onderzoek naar de oorzaken van de daling. De onderzoekers benadrukken dat voorzichtigheid is geboden bij het interpreteren van de resultaten. Om de neerwaartse trend om te kunnen buigen is het belangrijk de oorzaken te kennen. Zoals zij zelf aangeven kunnen de onderzoekers "hierover slechts speculeren, omdat de opzet van dit onderzoek geen harde conclusies toelaat over mogelijke oorzaken van deze daling". Ik wil weten waar de voortgezette daling vandaan komt. Zijn de oorzaken structureel of incidenteel?

Ik zeg u toe in oktober a.s. u nader te berichten over de voortgang op de drie bovengenoemde punten.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)