Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
UB/K/05/71369
Onderwerp Datum
antwoorden in vervolg op algemeen overleg op 12 september 2005
7 september jl. over WAO-onderwerpen
Op 7 september jl. heb ik met de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een
Algemeen Overleg gevoerd over uiteenlopende WAO-onderwerpen. Tijdens het Algemeen
Overleg ben ik niet toegekomen aan een volledige beantwoording van alle gestelde vragen.
Conform toezegging treft u hierbij de schriftelijke beantwoording aan.
Herbeoordelingen
Verschillende leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben
geïnformeerd naar het actuele beeld met betrekking tot de cohortsgewijze herbeoordelingen en
reïntegratie-activiteiten. Dit beeld wordt gegeven in het verslag van UWV over het tweede
kwartaal van 2005. Dit verslag zal ik in de week van 19 tot 23 september voorzien van mijn
oordeel aan de Tweede Kamer aanbieden.
Van verschillende zijden is om informatie gevraagd over resultaten van de herbeoordelingen per
diagnosegroep. UWV heeft mij toegezegd hierover te zullen rapporteren in het derde
kwartaalverslag. Momenteel onderzoekt UWV of andere aspecten zoals geslacht, leeftijd, mate
van arbeidsongeschiktheid en wel/niet (gedeeltelijk) werkzaam, de verschillen tussen
diagnosegroepen mede kunnen verklaren. Ik zal voorts in overleg met UWV treden om te bezien
of en in hoeverre in de kwartaalrapportages de resultaten met betrekking tot reïntegratie
inzichtelijker kunnen worden gemaakt.
De heer De Wit van de SP-fractie vroeg zich af of een cliënt bij het bezoek aan het spreekuur van
een verzekeringsarts van UWV mag vragen aan de arts om zich te identificeren. Ik kan bevestigen
dat dit het geval is. Ik beschik echter over onvoldoende informatie om een uitspraak te kunnen
doen over de concreet door de heer De Wit ontvangen klacht.
2
Door mevrouw Bussemaker van de fractie van de PvdA is gevraagd wat het beleid is voor de
groep van 50 jaar en ouder met betrekking tot herbeoordeling en reïntegratie. Zoals ook
aangegeven in antwoord op kamervragen van mevrouw Bussemaker (zie mijn brief van 12
augustus jl.) valt de groep van 50 jaar en ouder niet onder de cohortsgewijze herbeoordelingen
volgens het aangescherpte Schattingsbesluit. Deze groep kan wel in aanmerking komen voor een
professionele herbeoordeling volgens het oude Schattingsbesluit en kan ook gebruik maken van de
reguliere reïntegratie-instrumenten. Daarnaast geldt een premievrijstelling voor de WAO-
basispremie voor oudere werknemers. Indien een werkgever een werknemer van 50 jaar of ouder
in dienst neemt is hij geen WAO-basispremie verschuldigd. De werkgever is eveneens geen
WAO-basispremie verschuldigd voor alle werknemers van 55 jaar en ouder.
Mevrouw Bussemaker heeft gevraagd hoeveel hoger de besparingen uitvallen doordat het effect
van de herbeoordelingen hoger is dan verwacht. Zij deed daarbij de suggestie deze besparing in te
zetten voor extra reïntegratie. De extra besparing als gevolg van uitsluitend de hogere effectiviteit
van de herbeoordelingen met het gewijzigd Schattingsbesluit loopt op van circa 60 miljoen in
2005 tot circa 175 miljoen in 2008. Daar staat tegenover dat de operatie meer tijd kost vanwege
de zorgvuldigheid waarmee de operatie door UWV wordt uitgevoerd. De vertraging leidt in de
eerste jaren van de operatie tot verminderde besparingen. In 2005 valt het effect van de hogere
effectiviteit hier grotendeels tegen weg. In de loop van de tijd blijft vooral de besparing door de
grotere effectiviteit over. De verminderde opbrengst door de verzachtende maatregel bij het
Sociaal Akkoord in de vorm van verlaging van de leeftijdsgrens van 55 naar 50 jaar weegt hier
tegenop. Alle effecten op de uitkeringslasten zijn in de ramingen en begroting verwerkt. Ik ben
overigens niet van mening dat extra geld voor reïntegratie ingezet moet worden. Bij het Sociaal
Akkoord is een recht op een reïntegratietraject afgesproken voor degenen die geconfronteerd
worden met een lager arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de ramingen van de benodigde
reïntegratiemiddelen is hier rekening mee gehouden. Er zijn daarom voldoende middelen
beschikbaar om degenen die het nodig hebben te ondersteunen.
Mevrouw De Vries van de fractie van de VVD heeft de suggestie gedaan van `on-line'
beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Ik deel de opvatting dat een `on-line'
beoordeling de snelheid van de beoordeling mogelijk ten goede komt. Desondanks ben ik hier op
voorhand geen voorstander van. Een herbeoordeling kan ingrijpende gevolgen hebben.
Herbeoordelingen dienen daarom met de hoogst mogelijke zorgvuldigheid door UWV uitgevoerd
te worden. In mijn ogen draagt de interactie tussen cliënt en beoordelaar tijdens het
spreekuurcontact van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige bij aan deze zorgvuldigheid.
ME/CVS
Door de heer Vendrik van de fractie van GroenLinks is op 30 juni jl. bij de behandeling van het
wetsvoorstel WIA een motie ingediend over de beoordeling door UWV van mensen met
ME/CVS. Meerdere leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
vroegen in het Algemeen Overleg van 7 september jl. in hoeverre inmiddels uitvoering is gegeven
aan deze motie.
UWV heeft mij laten weten dat direct op 30 juni jl. aan alle stafverzekeringsartsen de opdracht is
gegeven alle verzekeringsartsen in kennis te stellen van de te hanteren werkwijze en instructies bij
de beoordeling van ME/CVS. Tevens is opdracht gegeven het onderwerp te agenderen voor de
3
inhoudelijke werkbesprekingen. Daarmee is via de lijn van de stafverzekeringsartsen voorzien
in uitvoering van het eerste deel van de motie.
In de motie wordt tevens verzocht om alle herkeurde mensen met ME/CVS die met oneigenlijke
argumenten zijn geconfronteerd de mogelijkheid te geven van een nieuwe herkeuring. Indien de
bezwaartermijn nog niet is verstreken kan de cliënt in een dergelijke situatie uiteraard bezwaar
aantekenen tegen de afgegeven beschikking. In het geval dat de bezwaartermijn is verlopen kan de
cliënt aan UWV verzoeken om terug te komen op de eerder genomen beslissing. UWV zal in
dergelijke situaties een nieuwe inhoudelijke beoordeling uitvoeren. Berichten dat een UWV-
kantoor in dit kader in afwachting is van een brief van de Minister, zijn niet in overeenstemming met
de gemaakte afspraken. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan het tweede deel van de
motie.
De heer Vendrik informeerde naar de stand van zaken met betrekking tot een casus die hij mij
heeft overhandigd in een besloten overleg. Ik heb toentertijd aangegeven dat ik niet in de
individuele gevalsbehandeling door UWV treed, zeker niet indien een bezwaarprocedure nog
lopende is. Over de afhandeling heb ik wel navraag gedaan bij UWV. UWV heeft mij laten weten
dat de betreffende bezwaarzaak inhoudelijk opnieuw is bezien. Hierbij heeft UWV vastgesteld dat
op onderdelen de betreffende heroverweging onjuist is geformuleerd, maar dat inhoudelijke
beoordeling van de casus niet tot wijziging van de uitspraak op bezwaar heeft geleid.
CWP
Verschillende leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben
gevraagd naar het aantal werkzame arbeidsgehandicapten in de sector Rijk. In reactie hierop wil ik
u wijzen op mijn brief van 6 juli jl. Deze brief is door u geagendeerd voor een Algemeen Overleg
op woensdag 14 september a.s.; wij zullen er dus op korte termijn over spreken. Tevens wil ik u
verwijzen naar de brief van de Minister van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 april
jl. aan uw Kamer. Hierin heeft hij toegezegd dat hij u na het zomerreces, mede namens mij, per
brief informeert over een plan van aanpak voor het vergroten van het aantal werkzame
arbeidsgehandicapten bij de sector Rijk, inclusief een prestatiedoelstelling.
Mevrouw Verburg van de CDA-fractie heeft gevraagd op welke wijze bij het maatjesproject en
het mentorproject van de CWP de vertaalslag wordt gemaakt naar de praktijk. In deze projecten
steunen managers van diverse organisaties arbeidsgehandicapte jongeren bij het vinden van een
werkkring. Ik zal de CWP vragen om in 2006 aandacht te besteden aan de implementatie en
borging van de ervaringen en resultaten van deze projecten.
Mevrouw Bussemaker stelde de vraag hoe ik denk over een structureel vervolg van de CWP na
2007. De werkzaamheden van de CWP worden in maart 2007 afgerond met een landelijke
conferentie waar de beeldvorming over de arbeidsmarktpositie van mensen met een
arbeidshandicap centraal staat en waar werkgevers, werknemers en intermediaire organisaties een
gezamenlijke inzet voor de toekomst vastleggen. De komende anderhalf jaar staan voor de CWP
in het teken van de borging van de activiteiten, onder meer via het op te richten Werkgeversforum.
Zowel mevrouw Bussemaker als mevrouw De Vries hebben geïnformeerd naar het inventariseren
van knelpunten bij werkgevers op het terrein van reïntegratie. De overleggroep `reïntegratie na
4
herbeoordeling', waarin ook de CWP vertegenwoordigd is, heeft in 2004 knelpunten onder
branche- en werkgeversorganisaties geïnventariseerd. Mede op basis van deze inventarisatie is het
werkprogramma `reïntegratie na herbeoordeling' opgesteld. Knelpunten die werkgevers ervaren
bij reïntegratie blijven een permanent aandachtspunt. In 2005 wordt hier op verschillende wijzen
aandacht aan besteed. Allereerst worden knelpunten bij reïntegratie geïnventariseerd onder
cliënten- en werknemersorganisaties. Een tweede activiteit is een onderzoek naar de ervaringen
van werkgevers met reïntegratie van arbeidsgehandicapten en gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
Hierbij wordt gekeken naar positieve en negatieve ervaringen, naar knelpunten en oplossingen. Ten
slotte vindt een inventarisatie van reïntegratie-initiatieven plaats, om good practices te verzamelen
en te verspreiden. Hierbij is tevens gevraagd om ervaren knelpunten naar voren te brengen, zodat
deze, waar mogelijk, kunnen worden weggenomen.
CBBS
Door mevrouw Bussemaker en de heren Vendrik en De Wit is gevraagd of de door UWV
doorgevoerde wijzigingen in het Claimbeoordelings en borgingssysteem (CBBS) als gevolg van
uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kunnen leiden tot andere uitkomsten van de
claimbeoordeling. UWV heeft mij bevestigd dat dit niet het geval is. Als gevolg van de uitspraken
van de CRvB heeft UWV de inzichtelijkheid van het CBBS verbeterd. Inhoudelijk heeft UWV
naar aanleiding van deze uitspraken geen wijzigingen in het CBBS aangebracht.
De heer De Wit vroeg voorts waarop de kosten betrekking hebben die UWV in het 2e
kwartaalverslag noemt. Deze betreffen de uitvoeringskosten volgens opgave van UWV als gevolg
van de uitspraak van de CRvB. Naar aanleiding van deze uitspraak diende UWV aanpassingen in
het CBBS door te voeren en heeft UWV de motivering bij de beschikkingen uitgebreid.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid