Contactpersoon
-
Datum
12 september 2005
Ons kenmerk
DGTL05.004978
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
VRA2005-VW20
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij ontvangt u de antwoorden op vragen van uw commissie aan de
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het
Luchthavenindelingbesluit Schiphol en het
Groenenbergterrein.
1. Op welke wijze heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
onderzoek laten doen naar mogelijke ontwikkelingen die, alvorens het
Luchthavenindelingbesluit op 20 februari 2003 van kracht zou worden,
daarmee niet in lijn zouden zijn? Wie heeft daartoe het initiatief
genomen?
1. Er is geen onderzoek gedaan naar mogelijke ontwikkelingen.
Bij de vaststelling van het Luchthavenindelingbesluit is besloten om de
bestaande
situatie van het ruimtegebruik als uitgangspunt te nemen. Daaronder
werd verstaan: het feitelijk ruimtegebruik en de in bestemmingen en
vergunningen reeds vastgelegde situatie van het ruimtegebruik op het
moment van het van kracht worden van het Luchthavenindelingbesluit, op
20 februari 2003.
Gemeenten hadden de gelegenheid om desgewenst in de fase voordat het
Lucht-havenindelingbesluit van kracht was een voorbereidingsbesluit te
nemen, waardoor het regiem van het Luchthavenindelingbesluit in feite
al in regels werd vastgelegd.
2. Naar welke delen van het grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer
verwijst de staatssecretaris in haar brief van 18 november 2002 als het
college van de gemeente Haarlemmermeer wordt verzocht om een
voorbereidingsbesluit te nemen 'voor delen van haar grondgebied'? Kan
een gedetailleerde kaart worden aangeleverd waarop zichtbaar is om
welke gronden het gaat, als ook een overzicht van de eigenaren van de
gronden? Kan aan de hand van het Luchthavenbesluit (of eventuele andere
relevante wetgeving) worden gepreciseerd wat de criteria zijn om
gebieden voor te
stellen voor een voorbereidingsbesluit? Heeft het ministerie van
Verkeer en
Waterstaat zich verdiept in de inhoud van de bouwaanvraag, met andere
woorden in hoeverre vormde het naar de mening van het ministerie het
bouwplan geheel dan wel deels een belemmering voor het gebruik van de
Aalsmeerbaan?
1. In de brief van 18 november 2002 is verzocht een voorbereidingsbesluit
te nemen over de delen van het grondgebied van de gemeente
Haarlemmermeer, waar op grond van het Luchthavenindelingbesluit
beperkingen zouden gaan gelden. Het gaat hier om de gronden die zijn
aangegeven op de kaarten die als bijlage bij het Lucht-
havenindelingbesluit zijn opgenomen, uit welke kaarten opgemaakt kan
worden
welke beperkingen er voor het grondgebied van de gemeente
Haarlemmermeer
gelden. Deze stukken zijn bij het Luchthavenindelingbesluit aan de
Tweede Kamer aangeboden.
Er zijn geen specifieke criteria om gebieden voor te stellen voor een
voorbereidings-besluit. De achtergrond van het verzoek aan de gemeente
om in dit geval een voor-bereidingbesluit te nemen, zo blijkt ook uit
de brief van 18 november 2002 was de wens om voorafgaand aan de
inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit ontwikkelingen tegen
te gaan die niet in lijn zijn met dat Luchthavenindelingbesluit. Het
verzoek had derhalve in zijn algemeenheid betrekking op de gebieden
waarvoor op grond van het Luchthavenindelingbesluit beperkingen gelden.
Het was vervolgens aan de gemeente Haarlemmermeer om te beslissen of en
voor welk gebied zij een voorbereidingsbesluit wenste te nemen (een
voorbereidingsbesluit kan ook betrekking hebben op een gedeelte van de
gronden binnen de gemeente waarvoor beperkingen gelden op grond van het
Luchthavenindelingbesluit).
Chipshol heeft meerdere bouwaanvragen ingediend. Voorafgaand aan het
opleggen van het bouwverbod heeft het ministerie getoetst of de op dat
moment bekende bouwaanvraag voldeed aan de in het
Luchthavenindelingbesluit gestelde beperkingen aan de bouwhoogte. De
bouwbeperkingen in het Luchthavenindelingbesluit vloeien voort uit
internationale richtlijnen (ICAO) voor bouwhoogtes rond luchthavens.
Het bouwplan van Chipshol voor het Groenenbergterrein bevatte gebouwen
die duidelijk hoger waren dan op grond van het
Luchthavenindelingbesluit is toegestaan:
10 meter, terwijl een hoogte van 0 meter oplopend tot 5 meter
toegestaan is.
Verder zijn bij de beoordeling van de belemmering van het bouwplan voor
het
gebruik van de luchthaven de Inspectie van Verkeer en Waterstaat en de
Luchtverkeersleiding Nederland geconsulteerd. Uit het onderzoek van de
Luchtverkeersleiding Nederland bleek dat, zoals ook uit de
internationale richtlijnen
volgt, het bouwplan een belemmering zou vormen voor het gebruik van de
Aalsmeerbaan. Dit oordeel van de LVNL is gebaseerd op het bouwplan in
zijn geheel, zoals neergelegd in de bouwaanvraag van 22 november 2002
en de daarbij behorende
tekeningen.
3. Kan worden aangegeven hoe het, afgezien van het Groenenbergterrein,
vervolgens is verlopen met de ontwikkeling, dan wel het stilleggen of
wijzigen van ontwikkelingen van de andere aangewezen delen van het
grondgebied?
3. Ik heb geen overzicht van de ontwikkelingen op het grondgebied van
de gemeente Haarlemmermeer, anders dan de ontwikkelingen ten aanzien
van het Groenenberg-terrein. De gemeente zou u hierover kunnen
informeren.
Overeenkomstig het stelsel van het Luchthavenindelingbesluit heeft de
gemeente overigens inmiddels de hoogtebeperkingen van het
Luchthavenindelingbesluit overgenomen in haar bestemmingsplannen, zodat
(behoudens een verklaring van geen bezwaar) daadwerkelijk niet hoger dan
de in het Luchthavenindelingbesluit opgenomen hoogten mag worden gebouwd.
4. In de brief van 18 november 2002 uit de staatssecretaris concreet de
zorg "dat er in de daaraan voorafgaande periode (voorafgaand aan de
inwerkingtreding van het Luchthavenbesluit) ontwikkelingen kunnen
optreden die niet in lijn zijn met het
geformuleerde beleid". Afgezien van de bouwaanvraag voor het
Groenenbergterrein,
om welke ontwikkelingen ging het nog verder?
4. In de brief is niet op specifieke ontwikkelingen geduid. Naar
aanleiding van het verzoek van de gemeente Haarlemmermeer over het
Groenenbergterrein, is in de brief aan de gemeente in zijn algemeenheid
aandacht gevraagd voor mogelijke ontwikkelingen.
5. In de brief van 18 november 2002 vrijwaart de staatssecretaris,
namens de Staat der Nederlanden, de gemeente Haarlemmermeer voor
eventuele schade welke als gevolg van een voorbereidingsbesluit zou
kunnen ontstaan. Met welke andere departe-menten is hierover contact
geweest? Hoe is dat verlopen? Hoe heeft het ministerie de eventuele
schade geïnventariseerd en geanalyseerd? Op welke ramingen ging het? Om
welke risico's ging het? Welke juridische interne adviezen bestaan
hierover? Waar is de reservering in de begroting terug te vinden?
5. Over de eventuele planschade voortvloeiend uit het besluit is geen
contact geweest met andere departementen. Daar werd geen aanleiding toe
gezien. De vrijwaring
betekende feitelijk dat eventuele planschade in plaats van vanaf
februari 2003 al enkele maanden eerder aan de orde zou kunnen zijn. In
de Wet luchtvaart is vastgesteld dat de Minister van Verkeer en
Waterstaat aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit het
Luchthavenindelingbesluit, volgens een regeling voor nadeelcompen-
satie. De vrijwaring veranderde niets aan deze situatie anders dat
daarmee de feitelijke werking van het Luchthavenindelingbesluit iets
werd vervroegd voor het gebied in het voorbereidingsbesluit.
Binnen Verkeer en Waterstaat is zowel juridische als financiële expertise
betrokken, alvorens de vrijwaring is gegeven. Er zijn geen ramingen
gemaakt. Door betrokken juristen werd aangegeven dat enige vorm van
planschade waarschijnlijk was, maar dat het slecht mogelijk was de hoogte
te bepalen, aangezien de hoogte van even-tuele planschade wordt gematigd
door het maatschappelijk aanvaardbaar risico en de voorzienbaarheid van
ontwikkelingen, hetgeen zeer situationeel gebonden is.
De reservering voor planschade die kan voortvloeien uit de
luchthavenbesluiten is in de begroting terug te vinden in hoofdstuk 12
van de begroting van 2003, onder de noemer "schades". In de begroting
van 2005 is de titel "behandeling en uitbetaling van schadeclaims
Schiphol".
6. Tevens wordt in de brief van 18 november 2002 gesteld dat de kans op
een schadeclaim die wordt toegekend niet hoog wordt inschat. Waarop is
dit oordeel gebaseerd? Welke interne juridische adviezen liggen hieraan
ten grondslag?
6. De inschatting van een eventuele schade is gebaseerd op de
bekendheid van betrokken partijen met eventuele belemmeringen van de
bouw op het gebruik van de luchthaven en de bekendheid van betrokken
partijen met de regelgeving die daarvoor op het punt stond van kracht
te worden, namelijk het Luchthavenindelingbesluit. Met andere woorden:
de betrokken partijen hadden kennis kunnen hebben van de overwegingen
over beperkingen van de bouwhoogte op de betreffende locatie.
7. Welke gesprekken en correspondentie heeft er met de gemeente
Haarlemmermeer plaatsgevonden over de vrijwaring van eventuele schade?
7. In november 2002 heeft de gemeente Haarlemmermeer contact opgenomen
met het Ministerie, en aangegeven dat zij een voorbereidingsbesluit
wilde nemen als de eventuele schade daarvan door het rijk zou worden
gedragen. In de eerste gesprekken is het voornemen van het besluit van
het college van de gemeente Haarlemmermeer
besproken. Vervolgens is gesproken over de voorwaarden waaronder de
Staat de gemeente zal vrijwaren voor schade ten gevolge van het
voorbereidingsbesluit. Daarnaast is ambtelijk contact gevoerd per e-
mail met de gemeente over dezelfde onderwerpen.
8. U schrijft op maandag de 18e november een brief aan de gemeente, en
donderdag diezelfde week vergadert de gemeenteraad al over het verzoek.
Wat vindt u van deze gehaaste besluitvorming? Hebt u aangedrongen op
een snelle lokale besluitvorming? Waarom? Vond u een besloten
vergadering noodzakelijk? Hebt u aangedrongen op de beslotenheid van de
vergadering? Waarom?
8. Ik heb geen enkele bemoeienis gehad met de binnen de gemeente
gevolgde procedure, waaronder het al dan niet besloten voeren van een
vergadering of de snelheid van besluitvorming.
9. Hoe oordeelt u over de opmerkingen van het raadslid Ottens tijdens
de vergadering van 21 november 2002: 'Is het gebied dat in de bijlage
wordt aangewezen, het gebied waarop het voorbereidingsbesluit
betrekking heeft, niet te a-specifiek? Het besluit geldt voor de gehele
gemeente, met uitzondering van een aantal witte gedeelten en de
belanghebbenden die daar een rol spelen zijn met de neus aan te wijzen,
namelijk de Luchthaven Schiphol zelf - de grootste witte vlek -, de
gemeente - ik wijs op een aantal witte vlekjes links op de kaart - en
Rijkswaterstaat, zie het reepje rechts-onder waar de A4 en de HSL-zuid
worden gerealiseerd. Waarom zeg ik dit? Ik zeg dit omdat ons bij een
toekomstige toetsing door de rechter de vraag zal worden gesteld waarom
wij een aantal specifieke belangen hebben beschermd. Doordat dit
besluit zo a-specifiek is worden allen in het grijze gebied gedupeerd,
met uitzondering van de gemeente, Rijkswaterstaat en Schiphol, wat
formeel een private partij is. Dat is een lastige'.
9. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2: ik heb geen wens gehad
een a-specifiek gebied, zoals raadslid Ottens het noemt, aan te wijzen,
integendeel. Ik heb in mijn brief van 18 november 2002 de gemeente
juist verzocht om in zijn algemeenheid ontwikkelingen tegen te gaan die
in strijd zouden zijn met de bouwhoogtebeperkingen in het
Luchthavenindelingbesluit en daartoe een voorbereidingsbesluit te nemen
voor de gronden waarop beperkingen gelden ten gevolge van het
Luchthaven-
indelingbesluit.
10. Kunt u verklaren waarom Chipshol op 22 november 2002 een
weigering op haar
totale bouwaanvraag van september 2002 ontvangt, terwijl de
onvolkomenheid
- zoals nu juridisch is vast komen te staan - betrekking heeft op
geparkeerde vracht-auto's?
1. Hoewel de weigering een beslissing van de gemeente Haarlemmermeer is,
kan ik u melden dat de weigering verband hield met het niet voldoen aan
eisen van het bestemmingsplan. Deze weigering van de gemeente
Haarlemmermeer is ook in beroep door de rechtbank te Haarlem en in
hoger beroep door de Raad van State bevestigd in de uitspraak van 15
juni 2005.
11. Is er rekening gehouden met de mogelijkheid dat Chipshol een nieuwe
aanvraag zou kunnen indienen; nog voordat het voorbereidingsbesluit in
werking zou treden? Tot welke acties leidde dit in het ministerie, mede
gezien het feit dat ervan uit was gegaan dat de kans op een schadeclaim
niet groot was?
11. Er is inderdaad rekening gehouden met de mogelijkheid van een
nieuwe aanvraag voor een bouwvergunning. Dit heeft geleid tot de eerder
genoemde brief van
18 november 2002 waarin de gemeente gevrijwaard wordt voor de schade
die ten gevolge van het voorbereidingsbesluit mogelijk zou optreden.
Verder heeft het
ministerie zich niet met de aanvraag of planning van de gemeente bezig
gehouden. Het voorbereidingsbesluit kon overigens ook alleen maar op
een nieuwe aanvraag betrekking hebben. Lopende bouwaanvragen vallen
niet onder een voorbereidingsbesluit.
12. Waaruit bestond het onderzoek van de Luchtverkeersleiding
Nederland dat het bouwplan van Chipshol tot zeer ernstige beperkingen
in het gebruik van de
Aalsmeerbaan zal leiden? Kan de Kamer over dit onderzoek beschikken?
Hoe verhoudt zich dit met het recent uitgebrachte rapport van het
Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium en Aviation Technology
Nederland waaruit blijkt dat het ingediende bouwplan niet tot zeer
ernstige beperkingen in het gebruik van de
Aalsmeerbaar zal leiden? Slechts een klein deel van het plan, te weten
geparkeerde vrachtwagens, zullen een verstoring van het glijpad signaal
veroorzaken.
12. De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) voert een technisch
onderzoek uit naar de aanvragen om bouwvergunning en de daarbij
behorende tekeningen. De LVNL heeft de aanvragen van 12 september en 22
november 2002 met de daarbij behorende
tekeningen onderzocht. De bevindingen van de LVNL bestaan uit (louter)
technische gegevens. Naar aanleiding van de hoorzitting in verband
met het bezwaar van
Chipshol tegen het bouwverbod, is door de LVNL een verduidelijking
van de resultaten van het onderzoek gegeven. Deze verduidelijking wordt
als bijlage meegezonden. In hoofdstuk 3 treft u de resultaten van het
technisch onderzoek aan opgemaakt op
basis van het door de LVNL gehanteerde computermodel meer leesbaar en
inzichtelijk verwoord. In hoofdstuk 4 worden de gevolgen van het
onderzoek uiteengezet. Het rapport van het Nationaal Lucht- en
Ruimtevaart Laboratorium en Aviation
Technology Nederland is mede gebaseerd op tekeningen die dateren van na
de door de LVNL onderzochte bouwaanvragen uit 2002 en die behoren bij
een op 6 mei 2003 verleende vergunning, die niet zijn voorgelegd aan de
LVNL en die ook eerder niet bekend waren bij de LVNL toen in 2002
onderzoek is verricht.
13. Klopt het dat de President-directeur van Schiphol, de heer
Cerfontaine, het ministerie heeft verzocht om Chipshol een bouwverbod
op te leggen krachtens artikel 38 van de Luchtvaartwet? Waarom heeft
het ministerie dit niet zelf overwogen? Welke over-wegingen en
afwegingen zijn er vervolgens naar aanleiding van het verzoek van de
heer Cerfontaine door het ministerie gemaakt? Wat zijn de overwegingen
geweest om daarbij geen gebruik te maken van de expliciet in de
Luchtvaartwet opgenomen
mogelijkheid om deskundigen te raadplegen?
Waarom is de optie van de Luchtvaartwet in plaats van een
voorbereidingsbesluit
eigenlijk niet eerder overwogen?
13. In de Luchtvaartwet is bepaald dat een bouwverbod door de
minister ambtshalve kan worden opgelegd of op schriftelijk verzoek van
de exploitant van het luchtvaartterrein. Ik heb de Luchthaven Schiphol
in de gelegenheid gesteld een dergelijk verzoek te doen. Vervolgens
heeft de Luchthaven Schiphol het verzoek ingediend en was er voor mij
aanleiding een bouwverbod op te leggen. De overwegingen om het
bouwverbod op te leggen zijn tweeërlei. Ten eerste was er het verzoek
van Luchthaven Schiphol omdat onderzoek van de LVNL had uitgewezen dat
bouwplannen voor het
Groenenbergterrein zouden leiden tot beperking van het gebruik van de
Aalsmeerbaan. Het ontbreken van reële alternatieve baancapaciteit en de
gevolgen hiervan voor Luchthaven Schiphol waren voor mij
onaanvaardbaar. Voorts vond ik het van belang dat aan het regiem van
het Luchthavenindelingbesluit Schiphol reeds toepassing zou worden
gegeven ten aanzien van het Groenenbergterrein. Het bouwverbod was een
ultimum remedium, wanneer geen ander instrument meer kon worden
ingezet. Zeker omdat de gemeente Haarlemmermeer de weg van het
voorbereidingsbesluit wilde bewandelen, was er eerder geen aanleiding
een bouwverbod te over-wegen. Gelet op het feit dat een bouwverbod tot
20 februari 2003 opgelegd kon worden, was er geen tijd in de procedure
om ook de adviescommissie of deskundigen te raadplegen.
14. Is de communicatie tussen het ministerie en de gemeente naar
uw mening naar be-horen geweest? Hoe oordeelt u over de spijtbetuiging
van de Gemeenteraad van Haarlemmermeer die op 13 januari 2005 in
meerderheid is uitgesproken over het in 2002 genomen besluit waarbij de
raad in het bijzonder betreurt dat hij op basis van de toen bekende
informatie verkeerd heeft besloten?
14. De communicatie tussen het ministerie en de gemeente is naar
mijn mening naar behoren geweest.
Over de besluitvorming van de Raad kan ik niet oordelen, noch over hun
spijtbetuiging. Ik kan niet beoordelen of en waarom de raad verkeerd
zou hebben besloten. Ik heb mij beperkt tot de vraag of er sprake was
van een bouwontwikkeling die het gebruik van de luchthaven zou
belemmeren en heb daarnaar gehandeld.
15. Op welke wijze hebben het ministerie van Verkeer en Waterstaat
en Schiphol gecommuniceerd over het betalen van een eventuele
schadevergoeding als gevolg van het bouwverbod? Heeft u in deze
dezelfde koers aangehouden als bij de gemeente Haarlemmermeer met het
voorbereidingsbesluit? Of gelden hier andere afspraken? Kunnen er
verwachtingen zijn gewekt?
15. Al voordat het bouwverbod was opgelegd op 19 februari 2003 en
daarna, is aan Luchthaven Schiphol te kennen gegeven dat de
schadevergoeding ten gevolge van het bouwverbod op grond van artikel 50
van de Luchtvaartwet voor rekening komt van de exploitant van het
luchtvaartterrein. Hierover is gecorrespondeerd. Er kunnen geen
verwachtingen zijn gewekt dat Luchthaven Schiphol schadevergoeding
voortvloeiend uit het bouwverbod niet zou hoeven te betalen, gelet ook
op de wettelijke regeling van artikel 50 Luchtvaartwet. De vrijwaring
voor schade voortvloeiend uit een voorbereidingsbesluit van de gemeente
Haarlemmermeer staat hier los van. Deze vrijwaring had te maken met het
ondersteunen van de gemeente tegen de claims
ingevolge een voorbereidingsbesluit juist ter voorkoming van een
verdergaande maatregel zoals het opleggen van een bouwverbod.
16. Kunt u verklaren waarom een gebiedsontwikkelaar zoveel
tegenwerking ontmoet? Wat vindt u van de stelling dat het hier gaat om
de bescherming van een monopoliepositie die gedomineerd wordt door
Schiphol, en dan in het bijzonder de onroerend goed belangen van SADC
en Schiphol Real Estate?
16. Om te beginnen is de vraag of er sprake is van tegenwerking.
Van mijn kant is slechts getoetst aan het vigerende en voorbereide
beleid met betrekking tot beperkingen aan de bouwhoogte, teneinde
belemmering van het gebruik van de luchthaven te voorkomen. Die
toetsing richt zich niet tot een specifieke persoon of instantie, maar
geldt in het algemeen. De stelling kan ik dan ook niet van toepassing
verklaren op mijn handelen.
17. Op woensdag 15 juni heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State de gemeente Haarlemmermeer in het gelijk gesteld met
betrekking tot het weigeren van een bouwvergunning op het
Groenenbergterrein. Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de
schadeprocedure die Chipshol heeft aangespannen tegen Schiphol en het
ministerie van Verkeer en Waterstaat?
17. De procedure tussen Chipshol en Schiphol staat los van deze
uitspraak. Chipshol heeft een vordering ingesteld bij de civiele
rechter tegen Luchthaven Schiphol in verband met schadevergoeding ten
gevolge van het opgelegde bouwverbod. Laatstgenoemde procedure houdt
geen verband met de weigering van de bouwvergunning die door Chipshol
op 12 september 2002 is aangevraagd.
18. Op woensdag 15 juni heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State de gemeente Haarlemmermeer in het gelijk gesteld met
betrekking tot het weigeren van een bouwvergunning op het
Groenenbergterrein. Hoe verhoudt deze uitspraak zich met de eerder door
de Raad gedane uitspraak (12 januari 2005) waarbij de rechter heeft
bepaald dat Schiphol alle als gevolg van het bouwverbod door Chipshol
geleden schade moet vergoeden?
18. Zie het antwoord op vraag 17. Er zijn bij het ministerie geen
gespreksverslagen gemaakt.
19. Op 12 januari 2005 heeft de rechter bepaald dat Schiphol op
grond van de Luchtvaartwet een schadevergoeding aan Chipshol moet
betalen. De hoogte van dit bedrag zou worden vastgesteld door een
arbitragecommissie (Parool, 13 januari 2005). Is dit bedrag inmiddels
bekend?
19. Mij is bekend dat de rechtbank enkele deskundigen heeft
benoemd om zich te laten informeren over de financiële aspecten van
deze zaak. Er is dus geen arbitragecommissie. Ik heb begrepen dat de
deskundigen in september met een rapport komen.
20. Is het waar dat de Staat zich volledig garant heeft gesteld
voor eventuele claims betreffende bestemmingsplannen rondom Schiphol
jegens de gemeente Haarlemmermeer (Parool, 13 januari 2005)? Zo ja,
waaruit worden deze mogelijke claims betaald? Zo nee, welke afspraken
zijn concreet gemaakt tussen de Staat en de gemeente Haarlemmermeer?
20. De garantstelling (vrijwaring) betrof alleen het
voorbereidingsbesluit. De precieze inhoud ervan is opgenomen in de
brief van 18 november 2002 aan de gemeente Haarlemmermeer waarover u
beschikt. De vrijwaring had overigens alleen betrekking op het nemen
van het voorbereidingsbesluit en alle daaruit voortvloeiende eventuele
schadevergoedingen jegens derden. Het voorbereidingsbesluit is
inmiddels door de gemeente ingetrokken.
21. Zijn er in november 2002 contacten geweest tussen het
ministerie en de gemeente Haarlemmermeer over het destijds te nemen
voorbereidingsbesluit? Zo ja, kunt u de verslaglegging van al deze
contacten de Kamer doen toekomen?
21. Zie hiervoor het antwoord op vraag 7. Er zijn door het
ministerie geen gespreksver-slagen gemaakt.
22. Kunt u aangeven wat de redenen waren voor het opleggen van een
bouwverbod voor Chipshol in januari 2003? Op wiens verzoek kwam dit
verzoek en waarom?
22. Zie het antwoord op vraag 13.
23. Is er na oplegging van het bouwverbod overleg geweest met
Chipshol over een
schadevergoeding?
23. Er is geen overleg geweest over een schadevergoeding.
24. Op welke informatie heeft u zich gebaseerd bij het opleggen
van het bouwverbod? Is hierbij ook een onderzoek van het NLR betrokken
waaruit zou blijken dat er niet of nauwelijks aantasting van de
luchtverkeersveiligheid zal zijn?
24. Het bouwverbod is opgelegd op 19 februari 2003. Op dat moment
was er alleen het onderzoek van de LVNL ten aanzien van een aanvraag
voor een bouwvergunning van 22 november 2002. De conclusie van dit
onderzoek luidde dat er sprake was van
ernstige verstoring van het ILS systeem van de Aalsmeerbaan. Het
Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium en Aviation Technology
Nederland heeft pas eind 2004 en begin 2005 onderzoek gedaan, waarbij
overigens ook gegevens zijn betrokken die dateren van na het opleggen
van het bouwverbod, waaronder tekeningen die dateren van maart 2003.
Bij het opleggen van het bouwverbod in februari 2003 kon niet over de
uitkomst van dat onderzoek worden beschikt. Zie overigens het antwoord
op
vraag 13.
25. Hoe komt het dat de gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer en
provincie Noord-Holland participeren in de Schiphol Area Development
Company? Op wat voor manier is belangenverstrengeling te voorkomen?
25. Er zijn geen bijzondere regels voor de omgeving van Schiphol
voor participatie in vastgoed. Het is de eigen verantwoordelijkheid van
provincie en gemeenten om daarbij eventuele belangenverstrengeling te
voorkomen
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw drs M.H. Schultz van Haegen
Ministerie van Verkeer en Waterstaat