Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij de presentatie van de Nota Mobiliteit, PKB deel 3

Dames en heren,

In 2020 arriveert 95 procent van de reizigers op tijd op zijn of haar plaats van bestemming, staan we 40 procent minder in de file dan in 2000, ligt het aantal verkeersdoden nog eens 300 lager dan in het topjaar 2004, en is de uitstoot van fijn stof en NOx met ongeveer 40% gedaald. Daarmee is deel 3 van de Nota Mobiliteit op een aantal punten zelfs nog ambitieuzer dan deel 1.

Ik zal u vandaag niet nog een keer alle uitgangspunten van de Nota Mobiliteit schetsen. De economie krijgt voorrang, we kiezen nog steeds voor de hoofdverbindingsassen en de mainports, de regio's krijgen meer verantwoordelijkheid en bevoegdheden en de reiziger staat centraal. Dat was zo, dat is zo en wat mij betreft blijft dat zo. Ook de intensieve relatie met de Nota Ruimte staat rechtovereind, zoals u uit de aanwezigheid van collega Dekker kunt opmaken.

Wat ik vandaag wil doen, is u laten zien dat de Nota Mobiliteit een trendbreuk betekent op de belangrijkste verkeers- en vervoersthema's. Als je tussen 2010 en 2020 zo'n 80 miljard euro uitgeeft, wil je natuurlijk wel weten wat dat oplevert. We hebben de beleidsmaatregelen uit deze Nota daarom goed laten doorrekenen door het CPB, de Adviesdienst Verkeer en Vervoer en andere gerenommeerde instituten, zoals het Milieu en Natuur Planbureau. De belangrijkste uitkomsten daarvan heb ik voor u samengevat in een paar inzichtelijke grafieken.

Maar voordat ik die grafieken laat zien, wil ik eerst benadrukken dat ook de manier waarop de Nota Mobiliteit gemaakt is een trendbreuk betekent. Ten eerste is dit stuk véél sneller gemaakt dan zijn voorgangers. Ten tweede is het een gezamenlijk product van het ministerie van collega Dekker, mijn departement en de regionale overheden. Maar misschien nog wel belangrijker is dat we op een paar kernpunten bewust gezocht hebben naar een breed maatschappelijk draagvlak. Géén eenzijdig opgelegde ideeën en plannen vanuit Den Haag, maar eerst zorgen voor draagvlak.

Het `Platform Anders betalen voor Mobiliteit' onder leiding van de heer Nouwen springt er natuurlijk uit. Daarin heeft iedereen meegepraat, van ANWB tot de Stichting Natuur en Milieu. Iets soortgelijks hebben Rijk, regio, vervoerders én reizigersorganisaties gedaan in het OV-beraad onder leiding van de heer Winsemius.

Ik kom zo uiteraard nog op beide adviezen terug.

Een laatste belangrijk nieuw element is dat we aan deel 3 een concrete uitvoeringsagenda hebben toegevoegd. Daarmee zetten we meteen een grote stap van papier naar praktijk. Uit die uitvoeringsagenda blijkt bovendien hoe belangrijk innovatie is. U krijgt daar vandaag in een paar filmpjes een indruk van. Maar ik hecht eraan om het hier ook nog eens hardop te zeggen: alleen met grootschalige innovatieve oplossingen in techniek en organisatie halen we de doelen uit de Nota Mobiliteit.

En dan de effecten. Wat gaan we met de Nota Mobiliteit bereiken?

Deze eerste grafiek gaat over de files. U ziet hier de ontwikkeling van het aantal voertuigverliesuren; zeg maar het aantal uren dat we met zijn allen in de file staan. Zonder Nota zouden we steil omhoog gaan. Maar mét de maatregelen uit de Nota realiseren we vanaf 2010 een duidelijke daling van 40 procent ten opzichte van 2000. Daarmee zitten in 2020 we weer op het niveau van begin jaren negentig.

We bereiken dit resultaat met een heel pakket aan harde en zachte maatregelen. `Hard' zijn de gereserveerde middelen voor goed onderhoud
- 10 miljard euro -, een bouwprogramma van alles bij elkaar een kleine 20 miljard, maar ook de plannen voor meer publiek-private samenwerking in infraprojecten. Daarnaast gaan we in het mobiliteitsbeleid veel meer regionaal maatwerk leveren door intensief samen te werken met de regio's, het bedrijfsleven en consumentenorganisaties. Ik noem dat maar even de `zachte' kant, omdat er lang niet altijd een pot geld nodig is om de doorstroming te verbeteren. Die lijn, ingezet door de commissie-Luteijn, trekken we door. En zoals u op het scherm ziet: met resultaat.

Een belangrijk onderdeel van het mobiliteitsverhaal is natuurlijk prijsbeleid. Zoals u weet heeft het kabinet zich in deel 1 uitgesproken vóór prijsbeleid. Het kabinet onderschrijft nu ook de richting die het platform op wil, inclusief de doorwerking van het marktprincipe. Je betaalt iets en je krijgt er wat voor terug. Dat zie je ook al terug in de eerste stap, die we op korte termijn gaan zetten met de versnelde aanpak van een aantal file-hotspots. Dat gaan we realiseren door middel van een prijs op knelpunten, zoals ook geadviseerd door het Platform. We noemen dat een `versnellingsprijs', om aan te geven wat de automobilist terugkrijgt voor zijn geld: we leggen de geplande infrastructuur op die knelpunten sneller aan dan gepland. Anders dan het Platform adviseert, gaan we echter pas een prijs vragen als de weggebruiker ook echt merkt dat de doorstroming verbeterd is, dus pas als het werk af is. En verder vindt het kabinet dat de automobilist een alternatieve route moet kunnen kiezen. Met deze eerste stap kunnen we laten zien dat beprijzen in de praktijk werkt. Dat is belangrijk om iedereen te overtuigen van nut, noodzaak en effectiviteit van een andere manier van betalen. Daarvoor kun je steeds alleen met onderzoeken zwaaien, je moet het ook laten zien.

Het kabinet onderschrijft ook het eindbeeld van het Platform, de kilometerprijs. Het is eerlijker dat weggebruikers betalen voor het gebruik van de weg, in plaats van voor het bezit van een auto. Jammer genoeg is de techniek die daarvoor nodig is nu nog veel te duur: eenmalig 3 miljard en daarna 800 miljoen per jaar voor de exploitatie. Het is heel moeilijk om precies te voorspellen hoe, en vooral hoe snel, de technologie zich ontwikkelt. Daarom vind ik het gewoon niet verantwoord om nu al een besluit te nemen. Vandaar dat ik ervoor kies om vanaf nu elke twee jaar in kaart te brengen of een besluit over de kilometerprijs financieel verantwoord is. Ondertussen gaan we niet stilzitten, maar goed in kaart brengen wat er technisch, organisatorisch en juridisch allemaal nodig is om een kilometerprijs te kunnen invoeren. En ik roep de bedrijven op om aan te geven hoe we de kosten snel flink naar beneden kunnen brengen. Kortom:


· het kabinet onderschrijft het advies van het Platform voluit,


· gaat op korte termijn aan de slag met de versnellingsprijs,


· en bereidt de volgende stap - de landelijke kilometerprijs - voor een volgend kabinet voor.

Het tweede plaatje laat een doorgerekende prognose zien voor het OV. U ziet hoe de invoering van de OV-studentenkaart rond 1990 voor een enorme sprong voorwaarts heeft gezorgd. Daarna stabiliseert het OV-gebruik min of meer. Zonder Nota geen groei. Maar met de Nota een groei van ongeveer 20 procent in 2020, simpelweg omdat de reiziger meer waar voor zijn geld gaat krijgen. Die groei komt vooral voor rekening van de forenzentreinen en het stadsvervoer in de spits.

De basis voor dit verhaal ligt uiteraard in goed onderhoud en omvangrijke vervangingsinvesteringen. Daarvoor is in de nota ongeveer 14 miljard euro beschikbaar. Maar het OV-beraad onder leiding van de heer Winsemius heeft daar een extra dimensie aan toegevoegd: de netwerkgedachte. OV-reizigers gaan niet van station naar station, maar van deur naar deur. Daarom gaan Rijk, regio, gemeenten, en vervoerders per gebied een netwerkanalyse maken om te zien hoe het OV een zo groot mogelijke bijdrage kan leveren aan de mobiliteit. In de praktijk is dat in het woon-werkverkeer in en tussen de stedelijke netwerken.

Die netwerkanalyses gaan in ieder geval over de afstemming van dienstregelingen en goede overstapmogelijkheden, want daar blijkt in de praktijk voor veel reizigers de botlle neck te zitten. Hoe korter de wacht- en overstaptijden, des te aantrekkelijker het OV. Dat zit voor een flink deel in hele eenvoudige dingen, een bus die op een iets vertraagde trein wacht bijvoorbeeld, of de aanwezigheid van een fatsoenlijke fietsenstalling. Kortom: groei door het spoor op orde te brengen en meer rekening te houden met de wensen van de OV-reiziger. De ondergrens in de Nota was en blijft dat scholen, ziekenhuizen, winkels en andere openbare voorzieningen in heel Nederland met het OV bereikbaar zijn voor mensen die geen auto kunnen of willen hebben. Dat blijf ik benadrukken, want dat is een belangrijk punt.

Op het punt van de verkeersveiligheid is er misschien niet zozeer sprake van een trendbreuk, maar eerder van een doelstelling om een trendbreuk te voorkomen. De trend in het aantal verkeersdoden is namelijk prima, zoals u ziet, met zelfs een enorme uitschieter naar beneden in 2004, toen er 881 verkeersdoden vielen. Tegelijkertijd zijn dat er natuurlijk nog steeds 881 te veel. Elke verkeersdode betekent niet alleen enorm veel persoonlijk leed, maar vooral ook enorm veel maatschappelijke kosten. En zoals u kunt zien: als we niets doen, buigt de dalende trend rond 2010 weer om in een stijging; iets wat we niet willen laten gebeuren.

Vandaar dat de Nota Mobiliteit doorgaat op de weg van veilige infrastructuur, gedragsbeïnvloeding en handhaving. We hebben onze doelstelling ten opzichte van deel 1 zelfs aangescherpt: van maximaal 640 naar 580 verkeersdoden, dus nog eens tien procent eraf, ofwel anderhalve volle bus per jaar. Na 2010 ligt de grote winst vooral in nieuwe, veilige voertuigtechnologie, zoals vrachtwagens met detectiesystemen. Dat is iets waar we vooral Europees aan moeten werken en uiteraard zal Nederland daar het voortouw in nemen.

Deze twee laatste beelden spreken voor zich. Het eerste beeld laat zien hoe de verkeersuitstoot zich ontwikkelt op basis van het beleid zoals dat nu, nationaal en internationaal, is uitgezet. Het tweede beeld laat zien dat het aantal mensen dat in een huis woont waar de lucht de NO norm overschrijdt daalt tot bijna nul in 2020. De Nota Mobiliteit helpt daaraan mee, door geld uit te trekken voor de hotspots en door de files substantieel te verminderen. Want principieel geldt: hoe beter de doorstroming, des te lager de uitstoot.

Natuurlijk is het onzin om het schoner worden van het wagenpark helemaal aan de Nota Mobiliteit toe te schrijven, want daar zijn veel meer partijen bij betrokken; de autofabrikanten en de Europese Unie voorop. Desondanks wil ik u deze grafieken toch graag laten zien. Dit is namelijk de feitelijke ontwikkeling waar we in zitten als het gaat om de relatie tussen verkeer en luchtkwaliteit. In een lange termijnvisie zoals we die met de Nota Mobiliteit op tafel leggen, is het goed om dit beeld voor ogen te houden.

Daarmee doe ik niets af aan de actuele problemen die we op de korte termijn hebben met luchtkwaliteit. Het kabinet haalt alles uit de kast om die op te lossen. Collega Dekker zal u daar zo nog meer over vertellen. Waar het mij vandaag om gaat is dat het eerste plaatje er zonder Nota Mobiliteit anders uit zou zien. Met de maatregelen uit de Nota dalen de uitstoot van fijn stof en NOx sneller, en stijgt de uitstoot van CO2 minder snel. Dat betekent dat de Nota het probleem niet vergroot, maar helpt op te lossen. Dat is een belangrijke constatering.

Dames en heren,

Tot zover in het kort de kern van deel 3 van de Nota Mobiliteit. Ik denk dat we hiermee een ambitieus verhaal op tafel leggen over `betrouwbaarder, veiliger en schoner', met dank aan de decentrale overheden en de hele mobiliteitssector. Ik ben uiteraard blij met hun inzet en betrokkenheid. De manier waarop de Nota Mobiliteit tot stand is gekomen, geeft ook veel vertrouwen voor de uitvoering. We gaan nu verder met elkaar aan de slag, te beginnen in de Kamer, die ambitieuze plannen heeft om de Nota rond 1 november te behandelen. Hoe sneller hoe beter ben ik geneigd te zeggen, want de problemen zijn urgent genoeg.

Dank u wel.