Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
Den Haag Directie West- en Midden Europa Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum8 september 2005BehandeldAndri S. van Mens
KenmerkDWM-724/05Telefoon(+31) (0)70 348 6929

Blad1/2Fax(+31) (0)70 348 6233

Bijlage(n)andri-van.mens@minbuza.nl

BetreftVerzoek inzake de ondertekening van drie verdragen in het kader van de Raad van Europa

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van 5 juli 2005 met kenmerk 133122.3 van de voorzitter van de commissie Europese Samenwerkingsorganisaties.

In haar brief vraagt de commissie waarom Nederland nog niet is overgegaan tot de ondertekening van drie recent vastgestelde verdragen binnen de Raad van Europa (Council of Europe Convention on the Prevention of Terrorism, Council of Europe Convention on Action against Trafficking in Human Beings en Council of Europe Convention on Laundering, Search, Seizure and Confiscation of the Proceeds from Crime and on the Financing of Terrorism) die tijdens de Derde Top van de Raad van Europa op 16 en 17 mei 2005 te Warschau voor ondertekening zijn opengesteld.

Helaas konden de verdragen tijdens de Derde Top van de Raad van Europa niet namens het Koninkrijk der Nederland ondertekend worden. De reden hiervoor is dat de onderhandelingen over de verdragen pas kort voor de top werden afgerond, waardoor tijdige besluitvorming door de Rijksministerraad niet meer haalbaar was. De regering heeft echter wel de intentie deze verdragen te ondertekenen. Een besluit tot ondertekening zal voor het einde van het jaar aan de Rijksministerraad worden voorgelegd. Nadat deze heeft ingestemd kunnen de verdragen ondertekend worden.

Wat betreft de evaluatie van de Derde Top van de Raad van Europa, waarom de commissie eveneens verzoekt, kan ik u mededelen dat die u reeds op 18 juli 2005 is toegegaan.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot