Algemene Rekenkamer
- 8 september 2005 -
Risico van oneerlijke concurrentie aanwezig
Gebreken in bedrijfsvoering marktactiviteiten publieke ondernemingen
De bedrijfsvoering van publieke organisaties die commerciële nevenactiviteiten ontplooien vertoont nog verschillende gebreken. Daardoor bestaat de kans op oneerlijke concurrentie. Ook rapporteren publieke ondernemingen nog onvoldoende over de meerwaarde van hun marktactiviteiten. De overheid is onduidelijk over wat deze organisaties wel of niet mogen. Ministers en raden van toezicht schenken bovendien te weinig aandacht aan risico's van publiek-private vermenging. Dit staat in het rapport Publiek ondernemerschap. Toezicht en verantwoording bij publiek-private arrangementen.
De Algemene Rekenkamer heeft een onderzoek uitgevoerd naar met publiek geld bekostigde instellingen die zich ook op de markt begeven. Dit type organisaties wordt ook wel publieke ondernemingen of hybride organisaties genoemd. Met het rapport wil de Algemene Rekenkamer meer inzicht geven in de praktijk van het publiek ondernemerschap. Daarnaast wil ze een bijdrage leveren aan een duidelijker kader voor deze organisaties. Het onderzoek richtte zich op instellingen binnen drie sectoren: het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bedrijfsopleidingen), universitair medische centra (contractonderzoek) en de kennis- en innovatiesector (samenwerking met bedrijfsleven).
Bedrijfsvoering marktactiviteiten vertoont gebreken
Over het algemeen scheiden de onderzochte instellingen de publieke en private geldstromen binnen hun administratie. De kostprijsberekening kent echter wel gebreken: lang niet altijd worden alle relevante kosten meegenomen. Zo zijn de werkelijke kosten voor personeel, materieel en overhead soms niet bekend, en werken organisaties soms onder de kostprijs. De kostenrealisatie van projecten komt wel eens lager uit dan begroot omdat organisaties niet alle kosten van vast personeel naar projecten doorberekenen. De Algemene Rekenkamer beveelt de instellingen aan te werken aan een transparante, ordelijke en controleerbare bedrijfsvoering. Ook moet de bedrijfsvoering voldoen aan de Europese mededingingswetgeving.
Gerealiseerde meerwaarde is weinig zichtbaar
Overheid en instellingen hebben hoge verwachtingen van de meerwaarde van private activiteiten. Er zijn echter weinig harde gegevens over de vraag of de private activiteiten bijdragen aan een betere publieke taakuitvoering en of zij op andere wijze meerwaarde opleveren. Verschillende instellingen houden geld over aan hun commerciële activiteiten. Enkele instellingen weten plausibel te maken dat de contractactiviteiten ten goede komen aan de publieke taakuitvoering, bijvoorbeeld doordat het onderwijscurriculum is verbeterd. De Algemene Rekenkamer beveelt de organisaties aan hun visie op publiek ondernemerschap te expliciteren en zich in hun jaarverslagen beter te verantwoorden over de meerwaarde van hun commerciële activiteiten.
Ruimte en richting niet altijd duidelijk
Het is nog steeds onduidelijk wat het doel is van hybride organisaties en wat ze nu wel en niet mogen. De Algemene Rekenkamer beveelt het kabinet aan een kader te scheppen voor publiek ondernemerschap. Hiermee moet de overheid inspelen op de belangrijkste risico's van het publiek ondernemerschap: oneerlijke concurrentie, het weglekken van publieke middelen naar private activiteiten, taakverwaarlozing of integriteitsrisico's. De Algemene Rekenkamer vindt ook dat de positie van de raad van toezicht wettelijk verankerd zou moeten worden. De raad van toezicht is het enige orgaan dat het totaal aan publieke en private activiteiten kan overzien en een oordeel kan vellen. Ministers en raden van toezicht besteden momenteel nog te weinig aandacht aan de risico's en meerwaarde van commerciële activiteiten van publieke instellingen.
Reacties ministers en organisaties
De minister van OCW wijst, mede namens de ministers van VWS en EZ, op maatregelen en komende regelgeving die in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Daaronder is de brief die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 naar de Tweede Kamer zond. In deze brief formuleert hij een aantal uitgangspunten voor het publieke ondernemerschap van onderwijsinstellingen. De Algemene Rekenkamer wijst erop dat deze uitgangspunten nog niet voldoende eenduidig zijn. Ze waarschuwt ze ervoor dat het grote aantal richtinggevende en kaderstellende documenten kan leiden tot versnippering en onduidelijkheid voor de instellingen.
Algemene Rekenkamer