Brief van Harm Brouwer aan het OM inzake de Schiedammer Parkmoord
Beste collega's,
Naar aanleiding van de uitzending van het programma Netwerk van 5 september jongstleden over het DNA-bewijs in de strafzaak tegen Kees B. (verdachte van de moord op Nienke) staat het Openbaar Ministerie op dit moment negatief in de belangstelling. Om u meer inzage te verlenen in de situatie waarop de uitzending betrekking had, hecht het College er aan u als volgt te informeren.
Het programma Netwerk heeft twijfels opgeworpen over de integriteit van het Openbaar Ministerie door te stellen dat het Openbaar Ministerie bij de behandeling van de strafzaak tegen de heer B. feiten die zijn onschuld zouden aantonen, bewust heeft achtergehouden met het kennelijke doel hem (ten onrechte) te doen veroordelen.
Als bijlage 1 bij deze brief treft u de reactie van het College aan de Minister op de in het programma naar voren gebrachte elementen aan. Als tweede bijlage is het persbericht bijgevoegd dat het Openbaar Ministerie gisteren kort voor de uitzending van Netwerk heeft uitgebracht en waaraan in de uitzending nagenoeg geen aandacht is besteed. Ook onderstaande aanvullende opmerkingen van het College zijn heden ter kennis gebracht van de Minister van Justitie.
In aanvulling hierop hecht het College er allereerst aan te benadrukken dat er fouten zijn gemaakt in het onderzoek. Het feit dat een naar later bleek onschuldige persoon is veroordeeld voor een misdrijf is ernstig. Het Openbaar Ministerie trekt zich dat aan en heeft ook om die reden reeds eind 2004 besloten de gehele gang van zaken omtrent dit onderzoek en de behandeling ervan ter zitting gedetailleerd te laten evalueren onder leiding van een ervaren Advocaat Generaal die geen betrokkenheid heeft gehad bij de strafzaak. Hij werd bij het onderzoek bijgestaan door twe onafhankelijke extrene deskundigen te weten : Prof. Mr. Buruma en de heer de Vries (voormalig plv. korpschef politie Gelederland Midden).
Het rapport als gevolg van dit evaluatie onderzoek is bijna gereed en bevindt zich thans in de concept-fase. Het is op dit moment in consultatie bij de betrokkenen politieregio, parketten en het NFI. De planning is om het rapport halverwege volgende maand openbaar te maken. In dit rapport wordt onder andere uitgebreid aandacht besteed aan de kwesties die aan de orde zijn geweest in de uitzending van Netwerk. Ook wordt in het rapport ingegaan op de wijze waarop de behandelend Advocaat-Generaal en de officier van justitie zijn omgegaan met de twijfels die het NFI heeft geuit over de schuld van B.
Uit dit gedeelte van het conceptrapport blijkt niet dat het Openbaar Ministerie willens en wetens onderzoeksresultaten van het NFI 'onder de pet' heeft willen houden. Wel blijkt uit het conceptrapport dat er binnen het NFI verschillende opvattingen leefden over de betekenis van de resulaten van het onderzoek. De onderzoeker trok daarin verdergaande conclusies dan de deskundige (die verantwoordelijk was voor het opstellen van het uiteindelijke onderzoeksrapport) wilden overnemen.
Uit deze passages in het conceptrapport is naar het oordeel van het College te concluderen dat, achteraf bezien, het Openbaar Ministerie aanvankelijk ten onrechte ervoor heeft gekozen slechts de in de rapportage neergelegde opvatting van de deskundige van het NFI te volgen. Er had voor gekozen kunnen worden (tevens) bij de behandeling van de zaak, al dan niet bij het horen van de deskundigen van het NFI, mededeling te doen van het feit dat onderzoekers van het NFI hadden aangegeven dat er mogelijk ook DNA-sporen van een derde, niet zijnde B., waren aangetroffen op andere plekken dan op de laars en onder de nagel van het slachtoffer (te weten op de veter om haar nek en op het lichaam). Gezien de -wetenschappelijke- onbetrouwbaarheid van dat element van ontlastend 'bewijs', was deze keuze echter naar het oordeel van het College niet onbegrijpelijk.
Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende te hebben ingelicht.
Met collegiale groet,
H.N. Brouwer
---
Bijlage 1
OM heeft informatie achtergehouden voor de rechter
Het klopt dat niet alle informatie over de aangetroffen mengprofielen, in de rapportages van het NFI stond. De profielen waren onvolledig en van slechte kwaliteit. Zo is de schoen die met een veter om de hals van Nienke vastgebonden zat, pas op het NFI losgeknipt. De veter, een potentieel belangrijke sporendrager, was inmiddels ernstig gecontamineerd door de vochtontwikkeling in de lijkenzak. De profielen zijn met een toen nieuwe methode (LCN-technologie) bepaald; van deze methode is bekend dat zij grote onbetrouwbaarheidsmarges genereert. Daardoor verschilden de onderzoeker en de deskundige van het NFI over de interpretatie van de aangetroffen profielen. Vanuit wetenschappelijk oogpunt wordt het NFI geacht alleen te rapporteren over onderzoeksresultaten die een zekere mate van betrouwbaarheid hebben. In de rapportage van het NFI zijn de veter en de sporen op de borst en buik van Nienke wel vermeld, maar alleen met daarop mengprofielen van Nienke en Maikel. Over de mengprofielen met de onbekende derde is alleen gerapporteerd waar beide NFI-medewerkers het over eens waren, namelijk die op de wreef van de laars en in het nagelvuil van Nienke.
Het OM heeft hierop geen invloed uitgeoefend.
In de rapportages van het NFI, die ook ter beschikking stonden van rechtbank en Hof, is onder "Conclusies" te lezen:
Het celmateriaal op de wreef van de linkerlaars en in het nagelvuil van de linkerhand van het slachtoffer Nienke bestaat uit een mengsel van celmateriaal van de slachtoffers Nienke en Maikel en is bovendien vermengd met celmateriaal van een derde onbekend individu. De LCN DNA-mengprofielen van het celmateriaal op de laars en in het nagelvuil vertoonden een opvallende overeenkomst. Op grond hiervan kan niet worden uitgesloten dat het hier handelt om hetzelfde onbekende individu.
Het profiel van het onbekende individu was niet in verband te brengen met de profielen van de verdachte en niet met de profielen van de getuigen. Bovendien werd het onbekende profiel van het celmateriaal op de laars vergeleken met de DNA-profielen in de DNA-profielenregistratie. Het onbekende profiel op de laars kon met geen enkel profiel in het DNA-profielenregistratie systeem in verband worden gebracht."
Het is dus zeker niet zo dat de informatie dat er andere profielen waren aangetroffen die niet wezen naar B., aan de rechtbank of Hof onthouden is.
Ook is, zowel in eerste aanleg als tijdens het hoger beroep, de DNA-deskundige van het NFI gehoord als getuige-deskundige. Op verzoek van de raadsman heeft het Hof nog een aantal aanvullende DNA-onderzoeken laten verrichten. De vraag of de aangetroffen sporen een daderprofiel betroffen, is tijdens de behandeling in hoger beroep nadrukkelijk aan de orde geweest. Tijdens de zitting van het Hof op 18 februari 2002 heeft de deskundige verklaard:
"Het kan zijn dat het slachtoffer Nienke bijvoorbeeld op school van een vriendje DNA onder haar nagel heeft gekregen en later op die dag haar laars aandoet waardoor het DNA ook op de laars komt. Het DNA van het nagelvuil/wreef laars kan van velerlei herkomst zijn en behoeft geen relatie met het delict te hebben."
Alleen als vaststaat dat de aangetroffen profielen door de dader achtergelaten zijn, zou dat B. vrijpleiten. Door de slechte kwaliteit van de aangetroffen profielen, heeft het NFI die zekerheid niet kunnen geven. Wellicht ten overvloede kan in herinnering worden geroepen dat B. tot tweemaal toe de moord heeft bekend.
Contacten tussen OM en NFI
Het NFI heeft in deze zaak, voor het eerst in zijn geschiedenis, in een gesprek met de zaaksofficier kenbaar gemaakt dat er twijfels waren over de schuld van Borsboom. Later is een dergelijk gesprek ook met de advocaat-genraal gevoerd. De officier en de AG hebben die twijfels meegewogen, maar het heeft hun overtuiging dat Borsboom de dader was, niet veranderd. Achteraf bezien was het beter geweest, die twijfel ook aan de rechter over te brengen. Dat heeft noch het OM, noch de deskundige van het NFI gedaan. De officier gaat in haar requisitoir wel in op de afwezigheid van sporen van Borsboom op de PD. Dat is niet ontlastend, maar belastend volgens de officier: als dader weet Borsboom immers dat hij geen sporen had achtergelaten. Ook de AG gaat in haar requisitoir in op het DNA-profiel van de onbekende derde dat is gevonden in nagelvuil van Nienke en op Nienke's linkerlaars. Zij zegt dat dat profiel door de DNA-databank is gehaald, maar dat dat geen hit heeft opgeleverd. Zij plaatst de kanttekening dat het enkele feit dat DNA-materiaal wordt aangetroffen niets zegt, omdat ieder mens DNA achterlaat, de een makkelijker dan de ander. "Bij het geven van een hand kun je al DNA 'sharen'", waar het om gaat is dat er aanwijzingen moeten zijn dat het om een daderspoor gaat. De AG zegt dat zij geen indicatie heeft dat het profiel in het nagelvuil en op de linkerlaars daderprofielen zijn. Zij leunt daarbij op wat de DNA-deskundige heeft gezegd op de terechtzitting van 18 februari 2002.
Achteraf is gebleken dat de mengprofielen overeenkwamen met het profiel van Wik H., die later voor deze zaak veroordeeld is. Ten tijde van het onderzoek in de zaak Nienke, was het DNA-profiel van Wik H. nog niet bekend. Daarom heeft de AG gezegd dat het DNA- onderzoek (aan de veter) geen resultaat heeft gehad; daarmee is bedoeld - zoals ook in de rapportage van het NFI staat - dat de vergelijking met de DNA-databank geen 'hit' heeft opgeleverd.
Presentaties voor honderden mensen?
De SSR geeft een cursus "forensische expertise". Hiervoor kunnen (onder andere) officieren van justitie zich inschrijven. Tijdens deze cursus verzorgt het NFI een presentatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van DNA-onderzoek. Tot de zomer van 2004 heeft de bij de zaak Nienke betrokken NFI-onderzoeker deze presentaties verzorgd. Aannemelijk is, dat hij deze casus heeft gebruikt. Zoals eerder vermeld, verschilde deze onderzoeker met de deskundige van mening over de interpretatie van het aangetroffen DNA-materiaal. Het kan goed zijn dat hij de resultaten stelliger als daderspoor heeft gepresenteerd dan de NFI- deskundige indertijd wetenschappelijk verantwoord achtte. Dat is echter op deze korte termijn niet te achterhalen, aangezien de betrokken onderzoeker inmiddels niet meer bij het NFI werkt.
---
Bijlage 2
Reactie College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie in uitzending Netwerk over Schiedammer parkmoord, 5 september 2005
OM: GEEN BEWIJS ACHTERGEHOUDEN IN ZAAK SCHIEDAMMER PARKMOORD
De rapportage van het NFI waaruit blijkt dat er op verschillende plaatsen celmateriaal is aangetroffen dat een onvolledig DNA-profiel opleverde van een onbekend individu, niet zijnde Borsboom, stond ter beschikking van de rechtbank en het Hof. Ook is, zowel in eerste aanleg als tijdens het hoger beroep, de DNA-deskundige van het NFI ter zitting gehoord als getuige-deskundige. De advocaat-generaal (AG) heeft geen onderzoeksresultaten van het NFI ontkend, maar heeft in haar requisitoir de deskundige van het NFI gevolgd in zijn uitspraken ter zitting.
Volgens het OM is er derhalve geen cruciaal bewijs achtergehouden in deze zaak.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft in elk rapport van deze zaak aangegeven geen match te hebben gevonden tussen het DNA-profiel van de verdachte en de sporen die zijn gevonden op de plaats van het delict.
Op verzoek van de raadsman heeft het Hof nog een aantal aanvullende DNA-onderzoeken laten verrichten. De AG gaat in haar requisitoir in op het DNA-profiel van de onbekende derde dat is gevonden in nagelvuil van Nienke en op Nienke's linkerlaars. Zij zegt dat dat profiel door de DNA-databank is gehaald, maar dat dat geen hit heeft opgeleverd. Zij plaatst de kanttekening dat het enkele feit dat DNA-materiaal wordt aangetroffen niets zegt, omdat ieder mens DNA achterlaat, de een makkelijker dan de ander. "Bij het geven van een hand kun je al DNA 'sharen'", waar het om gaat is dat er aanwijzingen moeten zijn dat het om een daderspoor gaat. De AG zegt dat zij geen indicatie heeft dat het profiel in het nagelvuil en op de linkerlaars daderprofielen zijn. Zij leunt daarbij op wat de DNA-deskundige heeft gezegd op de terechtzitting van 18 februari 2002, namelijk dat het DNA van het nagelvuil/wreef laars geen relatie met het delict hoeft te hebben.
Het OM heeft geen enkele reden te twijfelen aan de deskundigheid van het NFI in deze zaak.
Het College van Procureurs-generaal heeft eind december 2004 opdracht gegeven de opsporing en vervolging in de Schiedammer parkmoord te evalueren. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en bevindt zich in de consultatiefase. Zodra deze fase is afgerond zal het College van PG's zijn bevindingen openbaar maken.
Openbaar Ministerie