Veilig Amsterdam


Speech door de heer Cohen op het congres, 'De toekomst van het politiebestel', 8 september 2005 Let op: alleen de uitgesproken tekst geldt.

Speech door de heer Cohen op het congres, 'De Toekomst van het Politiebestel', 8 september 2005.

Dames en heren,

Mij is gevraagd als voorzitter van het Korpsbeheerderberaad vandaag iets te zeggen over de toekomst van het politiebestel. Die positie lijkt iets verdachts te hebben: iedereen lijkt immers het gevoel te hebben dat korpsbeheerders iets te verdedigen hebben en dat zij daarom niet onbevooroordeeld naar het politiebestel en naar mogelijke veranderingen daarin kijken. Laat ik wat dat betreft maar met de deur in huis vallen: het gaat mij en mijn collega-korpsbeheerders absoluut niet om onze positie als korpsbeheerder. Het gaat ons wel om het fundamentele belang van regionale en lokale inbedding van de politie.

Ik spreek daarom hier vandaag bepaald niet alleen als voorzitter van het korpsbeheerdersberaad, ik sta hier ook als de vertegenwoordiger van het gehele lokale bestuur in Nederland. Korpsbeheerders en VNG kijken op precies dezelfde manier aan tegen dat bestel. En ik voeg daaraan toe: de stem van het lokale bestuur krijgt in de huidige discussie over het politiebestel, die een Haagse discussie is, op dit moment onvoldoende gewicht. Deze stellingen vragen adstructie. Mijn betoog is erop gericht die adstructie te geven.

Wat is er aan de hand?
De afgelopen jaren is Nederland onmiskenbaar veiliger geworden. Criminaliteit en overlast zijn sinds 1993, het jaar waarin het huidige politiebestel zijn vorm kreeg, met circa 10 procent gedaald. In de grote steden vaak nog meer. Het ophelderingspercentage stijgt. Volgens recente gegevens van het Sociaal Cultureel Planbureau is de waardering van de bevolking over de ordehandhaving gestegen terwijl cijfers over het functioneren van de overheid in het algemeen dramatisch laag zijn. We leren uit de politiemonitor dat mensen zich bovendien vrijer bewegen: zo mijden ze minder vaak plekken wegens onveiligheid. De enquêtegegevens van de politiemonitor laten ook zien dat als je concrete vragen stelt over criminaliteit en overlast in eigen buurt, je een veel positiever beeld krijgt dan berichtgeving vaak suggereert; inbraken, diefstal, drugsoverlast, noem maar op, het gaat allemaal hard omlaag. Alle Nederlanders profiteren hiervan. We zien de veiligheid niet alleen verbeteren in Dren the maar ook in grote steden als Rotterdam en Amsterdam.

En het is geen toeval dat Nederland veiliger wordt. Integendeel, het gaat hier om het resultaat van een groot aantal weloverwogen lokale keuzen en inspanningen. De afgelopen jaren hebben de belangrijkste partners in het veiligheidsbeleid - politie, justitie, en bestuur - elkaar in toenemende mate gevonden in de driehoek. In alle regio's is stevig geïnvesteerd in een proces waarbij de lokale driehoeken intensief zijn gaan samenwerken. Binnen een lokale context, uitgevoerd samen met lokale partners en democratisch stevig ingebed. Want over dat beleid leggen wij verantwoording af aan onze gemeenteraden; er gaat geen vergadering van mijn commissie algemene zaken voorbij of onderwerpen van openbare orde en veiligheid staan daar prominent op de agenda - in aanwezigheid van de politie, en soms de hoofdofficier. Deze ontwikkeling gaat nog steeds door, en heeft veel vruchten afgeworpen. Ik noem u nieuwe effectieve instrumenten als cameratoezicht, preventief fouilleren en buurtbemiddel ing. Ik noem ook nieuwe methoden, zoals de aanpak van veelplegers; de harde kern jeugd, de verslaafde veelplegers, daders van huiselijk geweld. Zeker, dat zijn nu landelijke prioriteiten, maar zij zijn stuk voor stuk in de regio's ontwikkeld. Allemaal groepen die hun eigen aanpak vergen. Een aanpak die - zo heeft de ervaring van de afgelopen jaren ons geleerd- alleen succesvol is door intensieve samenwerking met partners op lokaal niveau. De Raad voor de Kinderbescherming, de verslaafdenzorg, de jeugdhulpverlening, het lokale onderwijs.......noem maar op. Deze zogenaamde ketensamenwerking heeft de afgelopen jaren een grote vlucht genomen en leidt tot zeer goede resultaten.

Ten slotte wil ik nog wijzen op de totstandkoming van de zogenaamde buurtgebonden politiezorg. Hiermee dringt de politie door tot in de haarvaten van onze samenleving. Als ogen en oren van de overheid levert die buurtgebonden politiezorg ons onmisbare kennis en contacten op. Hierdoor kunnen allerlei potentiële problemen - van overlast tot criminaliteit en niet te vergeten terrorisme - in een vroeg stadium de kop in gedrukt kunnen worden.

Centraal aangestuurd werken al deze zaken niet. Maar dat niet alleen. Bij centrale aansturing lijkt juist die wijkgebonden politie het kind van de rekening te worden, want centraal zie je andere prioriteiten dan decentraal. Laat ik een voorbeeld geven: toen vorig jaar na Van Gogh er extra ruimte kwam voor terrorismebestrijding, ging die naar centrale organisaties als de AIVD en de KLPD, en amper naar de regionale korpsen.

Wij hadden dergelijke resultaten in de regio's niet kunnen behalen als wij geen grote mate van zeggenschap hadden gehad over het beheer van onze politiekorpsen - en ik maak hier géén onderscheid tussen korpsbeheerders en de overige leden van regionale colleges. Lokale prioriteiten moeten ook echt hard gemaakt kunnen worden: Als burgemeesters samen met de hoofdofficier de harde kern jeugd willen aanpakken - omdat lokale veiligheidsanalyses daartoe aanleiding geven - moeten ze daarvoor de mensen en middelen hebben. Als burgemeesters, voor Nederland toonaangevende evenementen als Sail, Monaco aan de Maas, Lowlands of de Amstel Gold Race door willen laten gaan, moeten zij daarvoor de mensen en middelen hebben. Als burgemeesters meer willen laten surveilleren op hotspots omdat de openbare orde in het geding komt, hebben zij daarvoor - u raadt het al - de mensen en middelen nodig. Hoe kan een burgemeester naar de raad verantwoordelijk zijn voor de openbare orde, als de uiteindelijk inzet-beslissing een ministersbeslissing is? Kortom: gezag zonder beheer, zonder feitelijke zeggenschap, is een lege huls. Zo kan een burgemeester een gemeente niet besturen. En daarop wordt hij of zij natuurlijk wél aangesproken; door de eigen bevolking, door de eigen gemeenteraad maar ook door de verantwoordelijke ministers in Den Haag.

En temidden van dit alles, terwijl er met het huidige politiebestel en de lokale samenwerking resultaten worden behaald, verschijnt er nu een evaluatie van het Nederlandse politiebestel die zegt dat er - wederom - een ingrijpende reorganisatie plaats moet vinden. Ik leg u twee vragen voor;
-Welk probleem wordt hiermee opgelost?

-(en nog veel belangrijker) Wordt Nederland hier veiliger van? De stuurgroep Leemhuis wil in één klap een einde maken aan het zojuist geschetste succesvolle lokale veiligheidsmodel. En dat, merkwaardigerwijs, terwijl ook in dit rapport uitdrukkelijk wordt erkend dat er de afgelopen jaren grote successen zijn bereikt. Het alternatief dat zij biedt: een centraal aangestuurde nationale politie, onder concernbestuur. Democratische lokale inbedding is verdwenen; prioriteiten, beheer, begroting, personeelsbeleid, alles wordt in het vervolg door dit gezelschap besloten. OK, toegegeven: voor het lokale belang is er helemaal achter in de rij ook nog een plaatsje gereserveerd, in een zogeheten Regionaal Veiligheidsbestuur. Maar ook definitieve besluitvorming over lokale prioriteiten vindt plaats op concernniveau, zodat nog lang niet duidelijk is of dit veiligheidsbestuur eigenlijk wel eigenstandige bevoegdheden gaat krijgen.

Overigens, niet geheel onbelangrijk: voor zover ik me kan herinneren, voorzien noch het regeerakkoord, noch de verkiezingsprogramma's in deze centralisatie: kiezers hebben hier nooit een oordeel over kunnen geven.

De consequenties van dit Leemhuis-advies zijn nauwelijks te overzien. Maar ik constateer dat de burgemeester, verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, voortaan met één hand op de rug gebonden, zijn werk moet doen. Je hebt wel het gezag over de politie, dus wel de verantwoordelijkheid, maar niet meer de middelen om deze verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. En ik herhaal; als lokaal bestuur wordt je wel, en terecht, op deze verantwoordelijkheden aangesproken. Voor alles moet je voortaan naar Den Haag. De gevolgen laten zich raden:
-Bureaucratie

-Nog meer overleg

-Nieuwe organen

-Vertraging in lokale uitvoering

-Ontevreden burgers

-Ontevreden burgemeesters

-Ministers die zich om te haverklap in de Tweede Kamer moeten verantwoorden
-Weer een reorganisatie,
kortom, het soort dingen waar we niet op zitten te wachten. Dit is in normale omstandigheden al erg genoeg, laat staan bij rampen en calamiteiten waar je als burgemeester direct verantwoordelijk bent voor de openbare orde. Kortom: een hele hoop gedoe, en dus opnieuw de vraag: wordt Nederland hier veiliger van?

Natuurlijk maakt het rapport Leemhuis ook terechte constateringen. Want politiezorg is natuurlijk niet alleen lokale zorg. Er zijn ook kwesties die landelijk geregeld moeten worden. Wat ons betreft zou daarbij het adagium moeten gelden: centraal wat moet, decentraal wat kan. Zoals nationale recherche, zoals de noodzaak tot landelijk ICT-beleid, zoals samenwerking op het gebied van shared services. Natuurlijk moeten wij op deze gebieden tot oplossingen komen, maar dat kan, met in achtneming van het zojuist genoemde adagium, heel goed binnen het huidige bestel. Daarvoor hoeft de hele zaak niet op de schop. Sterker nog, daar zijn de korpsen al mee bezig. Dat proces kan best versneld worden. Wetgeving daarvoor is gereed: het is aan de minister van BZK om nu voortvarend de daartoe bedachte voorziening tot samenwerking in het leven te roepen, die die versnelling ook daadwerkelijk tot stand kan brengen. Wij als korpsbeheerders zijn daar klaar voor, het wachten is op de minister. En even terzijde: het nieuwe communicatiesysteem C2000 is centraal door de Rijksoverheid ontwikkeld en ingevoerd......en wij weten allemaal dat het nu 2005 is, en niet meer het jaar 2000.

Al met al staan we op dit moment op een belangrijk kruispunt als het gaat over de inrichting van het Nederlandse politiebestel. Nee, het gaat zelfs verder: wij staan voor de fundamentele keuze welke soort politiezorg wij gaan krijgen. Willen wij centraal geleide politiezorg met onvermijdelijk een sterke nadruk op repressie? Of houden we bestuurlijk geïntegreerde politiezorg omdat het werkelijk verminderen van onveiligheid, criminaliteit en overlast nu eenmaal een combinatie van preventie en repressie, van toezicht, opsporen en tegenhouden vereist. En ontwikkelen we de huidige inrichting verder door uitgaande van lokale en regionale samenwerking landelijke samenwerkingsverbanden over gezamenlijke ICT-toepassingen en shared services te verstevigen en te versnellen. Zo blijft het fundament van het nu zo succesvolle politiebestel bestaan uit regio's die zijn geworteld in de lokale democratie, met beheer uit eigen kring. Gezag en beheer blijven zo bij elkaar, zodat degenen die er dagelijks mee geconfronteerd worden, er ook over gaan. De korpschef vervult in die situatie in nauw overleg met de voorzitter van de veiligheidsregio (want dat is wèl een goed idee) en de hoofdofficier op basis van een hem toegekend mandaat de zorg voor het functioneren van het politiekorps. Keuze voor dit model biedt een heldere scheiding van bevoegdheden en verantwoordelijkheden op lokaal, regionaal, bovenregionaal en rijksniveau en laat de kern van het bestaande bestel in stand. Geen reorganisatie, maar doorontwikkeling.

Het zal duidelijk zijn waar de voorkeur van het lokaal bestuur naar uit gaat. Ik kom terug op mijn twee eerder gestelde vragen;
1. Welk probleem wordt met het rapport van de commissie Leemhuis opgelost? Antwoord; Ik zou het niet weten.

2. Wordt Nederland hier veiliger van?
Antwoord: Nee.

Ik dank u.