Ingezonden persbericht
Ministerie van Buitenlandse Zaken
http://www.minbuza.nl/default.asp?CMS_ITEM=45527CD3770E4DB2B59E2207A607D574X3X57297X81&CMS_NOCOOKIES=YES
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag Directie Azie en Oceanië
Afdeling Zuidoost Azie en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum5 september 2005BehandeldMax Valstar
KenmerkDAO/0612-05Telefoon070-3487061
Blad1/3Fax070-3485323
Bijlage(n)max.valstar@minbuza.nl
Beantwoording vragen Nawijn over toespraak Bot Indonesieë
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Nawijn over mijn toespraak van 15 augustus 2005 over de onafhankelijkheid van Indonesie. Deze vragen werden ingezonden op 19 augustus 2005 met kenmerk 2040519890.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Nawijn (Groep Nawijn) over de toespraak van de minister van 15 augustus 2005 over de onafhankelijkheid van Indonesië.
Vraag 1
Hebt u bij uw toespraak ter gelegenheid van de 60ste viering van de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring afstand genomen van de besluiten van de toenmalige Nederlandse regering tot inzet van militaire middelen om het onafhankelijkheidsstreven van Indonesië de kop in te drukken? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ja. Overigens is het te simpel om te stellen dat de inzet van militaire middelen diende om 'het onafhankelijkheidsstreven van Indonesië de kop in te drukken'.
Vraag 2
Waarop baseert u uw standpunt dat de grote inzet van militaire middelen door Nederland destijds niet juist is geweest en dat Nederland daardoor aan de verkeerde kant van de geschiedenis is komen te staan?
Antwoord
Mijn standpunt is gebaseerd op het feit dat men met de kennis van nu moet constateren dat de Nederlandse regering destijds niet tijdig de onafwendbaarheid van Indonesische onafhankelijkheid heeft onderkend.
Vraag 3
Deelt u de mening dat uw standpunt een klap in het gezicht is van de Nederlandse militairen (en hun familieleden) die destijds op basis van politieke besluiten naar Indonesië zijn uitgezonden en deelt u de mening dat uw uitspraak buitengewoon wrang is voor de Nederlandse militairen, die destijds het Nederlandse belang hebben gediend? Zo neen, waarom niet?
Vraag 4
Zou u uit respect en piëteit de Nederlandse militairen (en hun families) niet moeten eren in plaats van hen te bekritiseren? Zo neen, waarom vindt u van niet? Zo ja, gaat u dit alsnog doen?
Antwoord
Mijn uitspraken dienen niet te worden opgevat als kritiek op de Nederlandse militairen. Integendeel, ik heb in mijn toespraak verwezen naar de bijna zesduizend Nederlandse militairen die in de strijd in Indonesië het leven lieten. Ik heb ook in herinnering gebracht dat vele militairen ledematen verloren of slachtoffer werden van psychische trauma's, waarvoor in Nederland maar weinig aandacht bestond. Daarnaast heb ik in de media uitdrukkelijk aangegeven groot respect te hebben voor de Nederlandse militairen die destijds in opdracht van de regering hun militaire plicht vervulden.
Vraag 5
Wilt u de Kamer toezeggen dat tijdens de huidige kabinetsperiode geen spijt wordt betuigd aan de Indonesische autoriteiten, zolang deze geen bescherming bieden aan de in Indonesië wonende Molukkers en christenen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De Indonesische autoriteiten bieden wel degelijk bescherming aan de in Indonesië wonende Molukkers en christenen. Ik zie voorts geen verband met mijn toespraak ter gelegenheid van de 60ste viering van de 'Proklamasi' in Jakarta en mijn opvattingen die ik in de media heb uitgedragen. De situatie op de Molukken en die van christenen in Indonesië in het algemeen hebben mijn voortdurende aandacht en blijven, indien daartoe aanleiding is, ook onderwerp van gesprek met de Indonesische autoriteiten.