Via onderstaande link kunt u het document (in WORD-formaat) bekijken:
================
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum6 september 2005AuteurMw. drs. B. M. Karel
KenmerkDIE-291/2005Telefoon070 348 48 76
Blad1/6Fax070 348 40 86
Bijlage(n)1E-maildie-in@minbuza.nl
BetreftInformatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij een fiche aan te bieden die werd opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
- Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen Een raamstrategie"
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) Voor een rechtvaardige samenleving
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling en besluit betreffende gelijke kansen voor iedereen
Titel:
- Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen Een raamstrategie"
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) Voor een rechtvaardige samenleving
Datum Raadsdocument: 7 juni 2005
Nr Raadsdocument: 9884/05 en 9883/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 224 en COM (2005) 225
Eerstverantwoordelijk ministerie: SZW i.o.m. BZ, BZK, JUS, OCW, VWS, FIN, EZ en VNG
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, de Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Een van de fundamentele Europese waarden is het recht op non-discriminatie en gelijke behandeling. De uitbanning van discriminatie is een belangrijk element in de ontwikkeling van een meer concurrerende en dynamische economie en samenleving. Zowel de mededeling als het Commissie-voorstel geven aan dat het moeilijk zal worden om de ambitieuze strategische doelstellingen van Lissabon te halen wanneer grote groepen van de Europese bevolking uitgesloten zijn van werk, opleiding of andere ontplooiingsmogelijkheden.
De Commissie is van mening dat de burgers van de EU in hun dagelijks leven nog steeds met discriminatie en ongelijke behandeling worden geconfronteerd ondanks vergaande Europese wetgeving inzake non-discriminatie en gelijke behandeling op grond van ras of etnische afstemming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid en geslacht (o.a. de richtlijnen 2000/43/EG, 2000/78/EG en 2004/113/EG).
De Commissie heeft daarom een nieuwe raamstrategie uitgewerkt voor non-discriminatie en gelijke kansen voor iedereen (mededeling van 1 juni 2005). Er moet een inspanning worden geleverd om de EU-wetgeving beter bekend te maken bij en toegankelijker te maken voor het publiek. Een kernpunt in de raamstrategie is de noodzaak om het beleid inzake non-discriminatie te mainstreamen. Een van de belangrijkste initiatieven uit de mededeling is het voorstel om 2007 uit te roepen tot het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen.
Het Europees Jaar 2007 heeft als doelstelling de bevolking voor te lichten over de wetgeving inzake non-discriminatie en gelijke behandeling en het debat, de dialoog en de uitwisseling van optimale werkwijzen stimuleren. Dit zal worden gedaan aan de hand van vier specifieke doelstellingen:
1. rechten: voorlichting over het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie;
2. vertegenwoordiging: het debat stimuleren over hoe de participatie in de samenleving versterkt kan worden;
3. erkenning: diversiteit toejuichen en de ruimte geven;
4. respect: het bevorderen van een hechte samenleving;
De activiteiten in het kader van het Europees Jaar omvatten bijeenkomsten en manifestaties, voorlichtings- en promotiecampagnes, samenwerking met media en bedrijven en enquêtes en studies. De activiteiten moeten zich in ieder geval richten op alle bovengenoemde gronden (andere nationale gronden kunnen desgewenst worden meegenomen). Een deel van de activiteiten zal worden gedecentraliseerd naar het nationale niveau met het oog op de verschillende nationale context in de lidstaten. Alle partijen die gelijke behandeling en non-discriminatie kunnen bevorderen (overheid, sociale partners, vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld enz.) moeten ertoe worden aangemoedigd om deel te nemen en de doelstellingen te realiseren. De deelnemende landen zullen daarom worden verzocht om:
· een nationaal coördinatieorgaan aan te wijzen, waarin vertegenwoordigers van de bovengenoemde betrokkenen zitting hebben. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van reeds bestaande organen;
· een breed partnerschap tot stand te brengen om het thema gelijke kansen in alle relevante beleidsgebieden zoals werkgelegenheid, onderwijs, media, economie en besluitvorming te integreren (mainstreaming);
· een nationaal plan voor de uitvoering van het Europees Jaar (ter goedkeuring) bij de Europese Commissie in te dienen. Het nationaal coördinatieorgaan moet worden betrokken bij de vaststelling en uitvoering van het nationaal plan.
Rechtsbasis van het voorstel:
Mededeling: n.v.t.
Voorstel voor besluit: artikel 13, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Mededeling: n.v.t.
Voorstel voor besluit: co-decisieprocedure (artikel 251 EG).
Instelling nieuw Comitologie-comité:
Mededeling: n.v.t.
Ja, er wordt een comitologie-comité ingesteld (raadplegingsprocedure). Zie artikel 6 van het voorstel.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Voor de doelstelling van het voorstel voor het Europees Jaar bestaat een specifieke bevoegdheidstoekenning in het EG-Verdrag (artikel 13, antidiscriminatie maatregelen). Het voorgenomen optreden behoort niet tot de exclusieve bevoegdheid van de EU, de lidstaten kunnen zelf maatregelen nemen om discriminatie te bestrijden en gelijke behandeling te bevorderen. Om de doelstellingen van het voorstel te kunnen verwezenlijken wordt voorgesteld om maatregelen op zowel communautair als nationaal niveau uit te voeren. Het voorstel behelst transnationale aspecten die door uitsluitend optreden van de lidstaten niet bevredigend kunnen worden geregeld. Het uitvoeren van een gedeelte van de voorgestelde maatregelen op communautair niveau (o.m. voorlichtingscampagnes, logo en slogan, onderzoek Eurobarometer, conferenties) zal voordelen opleveren ten opzichte van uitsluitend nationaal optreden. Het voorstel gaat ervan uit dat deze maatregelen, omdat zij zijn gericht op het vervullen van de behoefte aan onder meer multilaterale partnerschappen, transnationale informatie-uitwisseling en de verspreiding van goede werkwijzen in de hele EU, het beste op EU-niveau kunnen worden verwezenlijkt.
Daarnaast wordt een deel van de voorgestelde activiteiten gedecentraliseerd naar het nationale niveau. Hierdoor krijgen de lidstaten de ruimte om aan te sluiten bij de nationale situatie. De lidstaten behouden de vrijheid om een eigen invulling te geven aan het Europees Jaar. In Nederland is het wellicht mogelijk om voor het nationale coördinatieorgaan aan te sluiten bij reeds bestaande organen.
In het voorstel wordt aangegeven dat de maatregelen die voor het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen worden voorgesteld, op Europees niveau een toegevoegde waarde hebben doordat zij de bevolking bewust maken van de fundamentele Europese waarden (recht op gelijke behandeling en non-discriminatie) en een publiek debat stimuleren in het licht van de groeiende diversiteit van de Europese samenleving. Discriminatie is een Europees probleem, dat alleen met inzet van alle lidstaten bestreden kan worden. Alle lidstaten worden met de voorgestelde maatregelen gestimuleerd om discriminatie te bestrijden en gelijke behandeling te bevorderen. Solidariteit met (minderheidsgroepen in) de nieuwe lidstaten speelt hierbij een rol, daarom is het een goede zaak dit onderwerp op Europees niveau aan te pakken. Daarbij is het faciliteren van lidstaten op EU-niveau door middel van het Europees Jaar nodig met het oog op de nationale context in de lidstaten. De houding ten aanzien van bepaalde non-discriminatiegronden (zoals ras of seksuele gerichtheid) verschilt sterk in de lidstaten. Bij de uitvoering van het Europees Jaar zullen alle non-discriminatiegronden aan bod komen. Alle groepen in de samenleving worden betrokken, bijvoorbeeld door middel van samenwerking in het voorgestelde nationale coördinatieorgaan. Het Europees Jaar kan er aldus aan bijdragen dat achtergestelde groepen meer worden betrokken en geaccepteerd. Dit zal niet alleen zijn weerslag hebben op de betreffende lidstaten, maar ook op de EU als geheel.
Proportionaliteit: De geplande activiteiten betreffen het verstrekken en de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen. Er zal ook verder onderzoek worden gevoerd op gebieden waarover momenteel onvoldoende informatie beschikbaar is. In het voorstel voor het Europees Jaar wordt er de nadruk op gelegd hoe belangrijk het is de verschillende nationale contexten in de lidstaten te respecteren, zowel met het oog op de mogelijkheid om in het Europees Jaar aan te sluiten bij nationaal beleid als om de goede werkwijzen in bepaalde lidstaten niet te belemmeren. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de hierboven genoemde doelstellingen te verwezenlijken en respecteert zodoende eveneens het evenredigheidsbeginsel (proportionaliteit). Zo heeft de Commissie bewust voor de lichtste vorm van de comitologie-procedure gekozen (raadplegingsprocedure, zie artikel 6 van het voorstel).
Consequenties voor de EU-begroting:
Het financiële kader voor de uitvoering van de in het voorstel bedoelde activiteiten is ¤ 13,6 miljoen voor de periode 1 januari 2006 31 december 2007 (zie artikel 11 van het voorstel en het legislative financial statement in Annex 1).
In het voorstel zijn financiële regelingen vastgesteld voor de activiteiten die in het kader van het Europees Jaar moeten worden uitgevoerd. Deze regelingen houden in dat activiteiten op communautair niveau voor maximaal 80% gesubsidieerd kunnen worden en activiteiten op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau tot maximaal 50% kunnen worden medegefinancierd.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Voor een indicatie van de financiële consequenties van het Europees Jaar 2007 kan worden verwezen naar het Europees Jaar van mensen met een handicap 2003 (voor dit jaar was ¤ 12 miljoen beschikbaar vanuit de EU). Totaal is aan het Europees Jaar 2003 ¤ 2,7 miljoen besteed vanuit de Rijksoverheid (dit bedrag is inclusief een EU-bijdrage van ¤ 417.000). Het budget is aangevuld met bijdragen van provincies en gemeenten en verschillende (lokale) particuliere organisaties.
Verschillende ministeries hebben een bijdrage geleverd aan het Europees Jaar 2003: VWS ¤ 1,5 miljoen, SZW ¤ 419.000 en OCW ¤ 400.000. Omdat het onderhavige voorstel betrekking heeft op een ander, breder onderwerp (alle non-discriminatiegronden) zal de verhouding voor 2007 anders komen te liggen. Eventuele financiële consequenties voor de ministeries die bij de uitvoering van het Europees Jaar betrokken zullen zijn, moeten in principe binnen de eigen begroting worden opgevangen.
Met betrekking tot de financiële aspecten van het Europees Jaar 2007 heeft de Commissie in de Raadswerkgroep van 5 juli jl. nog het volgende duidelijk gemaakt. Een gedeelte van het in punt 9 genoemde bedrag van 13,6 miljoen, namelijk ¤ 6,4 miljoen, is bestemd voor nationale activiteiten in de (27) lidstaten. Dit bedrag zal worden verdeeld volgens de stemverhoudingen in de Raad, met een minimum van ¤ 100.000 voor de zes kleinste lidstaten. Het gemiddelde is ¤ 220.000. De EU-bijdrage voor Nederland zal naar verwachting rond dit gemiddelde uitkomen. Om gebruik te kunnen maken van dit bedrag zal Nederland eenzelfde bedrag moeten co-financieren (uitgaande van 50/50% cofinanciering voor nationale activiteiten).
Op grond van artikel 5 van het voorstel zullen de deelnemende lidstaten worden verzocht om een nationaal coördinatieorgaan en een 'tussengeschakeld nationaal orgaan' aan te wijzen (zie verder onder 11A). Aan het laatstgenoemde orgaan zal de Commissie haar bevoegdheden op het gebied van de uitvoering van de begroting delegeren.
In 2006 zal in ieder geval personele inzet nodig zijn vanuit het eerstverantwoordelijke ministerie in verband met de aanwijzing van een nationaal coördinatieorgaan en 'tussengeschakeld orgaan' en voor het opstellen van het nationaal plan (zie onder Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel). De genoemde werkzaamheden zullen in overleg met de overige betrokken ministeries geschieden. Ook is duidelijk dat er inzet nodig is vanuit alle betrokken partijen zoals overheden, sociale partners, bedrijfsleven en belangenorganisaties om te komen tot een actieve aanpak van het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen. Daarbij moet in ieder geval worden gedacht aan actieve deelname in het nationaal coördinatieorgaan (genoemd in Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel).
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Het voorstel bevat geen verplichting tot het opstellen of wijzigen van nationale regelgeving.
Op grond van artikel 5 van het voorstel zullen de deelnemende lidstaten worden verzocht om een nationaal coördinatieorgaan en een 'tussengeschakeld nationaal orgaan' aan te wijzen Aan het laatstgenoemde orgaan zal de Commissie haar bevoegdheden op het gebied van de uitvoering van de begroting delegeren. Een ministerie dat zich bezig houdt met gelijke behandeling kan als tussengeschakeld orgaan fungeren. Een belangrijke taak van dit orgaan is het beoordelen en toekennen van subsidies voor nationale projecten. In Nederland kan worden gedacht aan het Agentschap SZW, dat ervaring heeft met het uitvoeren van subsidieregelingen op het terrein van gelijke behandeling
Ook voor het aan te wijzen nationaal coördinatieorgaan kan wellicht worden aangesloten bij bestaande organen. Dit orgaan kan worden uitgewerkt aan de hand van het voorbeeld van het Europees Jaar 2003. In 2003 bestond het Nationaal Comité uit 7 (prominente) personen. Dit werd ondersteund door een Comité van Aanbeveling bestaande uit 18 personen (vertegenwoordigers uit sectoren als onderwijs, bedrijfsleven, vakbeweging en politiek) en een projectbureau bestaande uit 7 personen (projectleiders, voorlichters en secretariaat). De totale kosten voor het Nationaal Comité waren ¤ 1.153.270 (voor het bureau, eigen media, communicatiecampagnes, netwerken, bijeenkomsten, activiteiten).
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Deelname aan het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen is voor Nederland van belang. Nederland kan zich vinden in de overwegingen welke zijn neergelegd in de mededeling en het voorstel. Voorts biedt het Europees Jaar vanwege de hierna genoemde redenen een meerwaarde voor Nederland.
Het Europees Jaar biedt mogelijkheden om het Europees sociale beleid dichter bij de Nederlandse burger te brengen. Dit kan geschieden door voorlichting te intensiveren en de publieke aandacht te vestigen op het feit dat Europa een van de drijvende krachten is (geweest) achter de bevordering van gelijke behandeling in Nederland.
In de kabinetsreactie op het Groenboek 'Non-discriminatie en gelijke behandeling in een uitgebreide EU' van augustus 2004 is duidelijk gemaakt dat Nederland geen voorstander is van nieuwe Europese gelijke behandelingswetgeving (Kamerstukken II 2003-2004, 21 501-31, nr. 52).
Het kabinet is van mening dat volledige implementatie van het huidige stelsel van gelijke behandelingswetgeving, door middel van het bevorderen van bekendheid en bewustwording, prioriteit heeft. Met het Europees Jaar komt de Commissie tegemoet aan de wensen van Nederland op dit punt. Het Europees Jaar biedt de mogelijkheid om voorlichting te intensiveren, de publieke en politieke aandacht op problemen rond ongelijke behandeling en discriminatie te vestigen en de belangrijkste belanghebbenden actief in te schakelen.
Het voorstel voor het Europees Jaar kan de radicalisering van groepen in de samenleving tegengaan. Uit diverse onderzoeken in verschillende Europese landen blijkt een relatie tussen (perceptie van) discriminatie en uitsluiting enerzijds en vatbaarheid voor radicalisering anderzijds. Indirect kan het bevorderen van gelijke kansen en sociale insluiting bijdragen aan versterking van de weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden. Europese samenwerking om gelijke kansen te bevorderen is gewenst, radicalisering is immers niet een probleem dat halt houdt bij de Nederlandse grenzen.
De algemene doelstellingen van het Europees Jaar (rechten, vertegenwoordiging, erkenning en respect) kunnen worden onderschreven en sporen in belangrijke mate met het Nederlandse beleid gericht op bevordering van gelijke behandeling en gelijke kansen voor iedereen. De opzet van het Europees Jaar is globaal van karakter, maar biedt daardoor de ruimte aan alle betrokkenen om tot een eigen invulling van activiteiten te komen.
In 2007 zal Nederland naar verwachting beschikken over één algemene gelijke behandelingswet, nadat de integratie van de wetten 'leeftijd', 'handicap of chronische ziekte' en 'gelijke behandeling m/v' in de Algemene Wet Gelijke Behandeling is voltooid. De gelijke behandelingsregels kunnen tijdens het Europees Jaar opnieuw onder de aandacht worden gebracht. Uit onderzoek blijkt immers dat de bekendheid van de gelijke behandelingswetgeving nog te wensen over laat. De horizontale aanpak van het Europees Jaar gericht op alle non-discriminatiegronden sluit goed aan bij het Nederlandse voornemen om te komen tot één geïntegreerde gelijke behandelingswet en kan de samenhang op het terrein van gelijke behandeling bevorderen.
De maatregelen die de EU tot nu toe heeft genomen op het gebied van bewustmaking en informatieverstrekking zijn een versterking van en een aanvulling op het nationale beleid. Voorbeelden hiervan zijn: informatiecampagne 'Verschil moet er zijn. Discriminatie niet.' en de bewustmakingsactiviteiten (campagnes 'Discriminatie? Bel Gelijk! en 'Discriminatie? Niet met mij!'). Gedurende het Europees Jaar kan hierop worden aangesloten. Ook kan aansluiting worden gezocht bij de activiteiten die eind 2004 door het kabinet in gang zijn gezet in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding.
Ministerie van Buitenlandse Zaken