Rijksuniversiteit Groningen
De sterke Nederlandse clusters
volgens de Porter-methodiek anno 2003
prof. dr. Dany Jacobs
drs. Maureen Lankhuizen
met de hulp van
prof.dr. Bart van Ark
Edwin Stuivenwold
Onderzoek uitgevoerd in opdracht van
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Groningen, september 2005
Inhoudsopgave
1. Inleiding: Porters clustermethodologie 3
2. Exportsterktes en sterke Nederlandse clusters in 2001-2003 7
Literatuur 15
Bijlage 1:
Clusters van internationaal competitieve sectoren, 2001-2003 16
Bijlage 2:
Extended Balance of Payments Services Classification (EBOPS) 49
Bijlage 3:
De HS-classificatie 51
1. Inleiding: Porters clustermethodologie
Michael Porter heeft in 1990 een algemeen schema gepresenteerd waarmee het mogelijk is
clusters in kaart te brengen van wat voor een bepaald land de meest internationaal
concurrerende sectoren zijn (Porter 1990). Daarmee is snel te zien op welke terreinen een
land op de wereldmarkt sterk is en op welke zwak. Het ging Porter erom dat landen zich
meer concentreren op waar ze goed in zijn dan dat ze elkaars successen proberen te
imiteren - hetgeen dikwijls het geval is in het innovatiebeleid. Dat laatste leidt gemakkelijk
tot overcapaciteit en concurrentie op kosten in plaats van op toegevoegde waarde. Anderen
beoordelen internationale concurrentiekracht van landen vooral op het niveau van
macrogegevens: loon- en andere kosten, belastingen, groeicijfers, inflatie.... Volgens Porter
zegt dit relatief weinig. Uiteraard speelt ook de macro-economische omgeving een rol, maar
de echt concurrentie vindt plaats op het niveau van concrete sectoren en productgroepen -
het meso-niveau dus - waar concurrenten elkaar ontmoeten.
In deze paragraaf wordt Porters clustermethodiek kort gepresenteerd en geëvalueerd. Eerst
bespreken wij de criteria die Porter hanteert om een sector wel of niet in zijn clusterkaart op
te nemen. Daarna presenteren we de standaard clusterkaart zelf en evalueren we de sterkte
en zwakte van de benadering.
Omdat kennis, ervaring en concurrentiekracht meestal zeer specifiek zijn, moeten de
sectoren waarin een land eventueel relatief sterk is volgens Porter op een zo laag mogelijk
aggregatieniveau worden gedefinieerd. Uitgangspunt vormen hiervoor de
wereldexporthandelsstatistieken. Voor het onderzoek in 1989-90 (Jacobs et al. 1990) is
gebruikgemaakt van de handelsstatistieken van de UNO. Voor dit onderzoek bleken de
exportstatistieken van de OECD meer geschikt. Ze bevatten meer productgroepen1,
waaronder ook heel wat voor dienstensectoren. In zekere mate bevatten ze zelfs te veel
productgroepen. Indachtig het principe van Porter dat we het moeten hebben over het
niveau waarop de concurrentie reëel plaatsvindt, hebben we de productgroepen zoveel
mogelijk op die wijze gedefinieerd. Concreet wil dit zeggen dat we de ongeveer 5.500
productgroepen van de OECD hebben teruggebracht tot ongeveer 826 succesvolle
productgroepen. Dat is nog steeds veel meer dan het aantal waarmee in 1989-90 is gewerkt.
Startpunt in Porters methodologie is het berekenen van het gemiddeld aandeel van een land
op de wereldexportmarkt voor alle producten samen. Voor Nederland was dit percentage in
1986 3,8. In 2003 was volgens de OECD-statistieken dit Nederlandse aandeel nog steeds 3,8
procent, maar we moeten wel rekening houden met het feit dat deze statistieken niet de
totale wereldexport omvatten (ongeveer 80 procent). Het wereldexportaandeel van
Nederland is dus wat gezakt - niet geheel verbazingwekkend als we zien dat steeds meer
landen gaan exporteren. Alle sectoren waarvan het nationale exportaandeel in de
wereldhandel groter is dan het gemiddelde, worden als succesvol beschouwd en in de
analyse betrokken. Een sector is volgens Porter dus concurrerend als zij een
bovengemiddelde plaats heeft weten te verwerven op de wereldmarkt. Dit vindt hij een
sterker criterium dan bijvoorbeeld winstgevendheid die door reguleringen of door een
bepaald bedrijfsbeleid gemanipuleerd kan worden. Een onderneming kan bijvoorbeeld niet
1 We hebben in dit onderzoek gebruikgemaakt van de Harmonised System (HS)-classificatie. De HSclassificatie
is aanzienlijk gedetailleerder dan de - meer gebruikelijke - Standard International Trade
Classification (SITC)-classificatie: 5.500 productcategorieën tegenover 3.400. De HS-classificatie wordt
beheerd door de World Customs Organisation. Zie bijlage 3 voor een overzicht van de categorieën.
Voor de rest van dit pdf bestand:
Zie het origineel
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit