Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: TRCJZ/2005/2406
datum: 05-09-2005
onderwerp: nota n.a.v. verslag inzake participatie Meerstad (30 099)

Bijlagen: 1

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de nota naar aanleiding van het verslag over de participatie in de grondexploitatie Meerstad (Kamerstukken II 2004/05, 30 099).

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Bijlagen

Nota naar aanleiding van het verslag over participatie in de Grondexploitatie Maatschappij Meerstad (GEMM)

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de inbreng van de leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD en de LPF. In het navolgende ga ik in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen. Waar vragen betrekking hebben op hetzelfde thema worden zij in samenhang beantwoord.

Participatie

De leden van de fractie van de PvdA informeren naar de aard van de rijksdoelen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) die met de Grondexploitatie Maatschappij Meerstad (GEMM) worden gerealiseerd en naar de mate waarin die doelen worden gerealiseerd. De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel hectare groen in totaal wordt gerealiseerd en of dat aantal noodzakelijk is. Laatstgenoemde leden zijn benieuwd of het feit dat het concept Masterplan is opgesteld door het beleidsoverleg Meerstad betekent dat de financiering van de oppervlakte groen is geregeld.

Via het project Meerstad wordt in totaal 1056 hectare groen gerealiseerd. Hiervan is 830 hectare gelegen binnen het plangebied en dient ter verwezenlijking van de EHS en als Groen In en Om de Stad (GIOS) en 226 hectare is gelegen buiten het plangebied en dient ter realisatie van de robuuste verbinding Zuidlaardermeer - Midden-Groningen (onderdeel van de zgn. Natte As) en ter compensatie van de door Staatsbosbeheer ingebrachte grond. In totaal heeft ongeveer de helft van het te realiseren groen de bestemming natuur.

De aanleg van de EHS en het GIOS (verwerving en inrichting) binnen het exploitatiegebied wordt gefinancierd via de grondexploitatie (waarbij "rood" betaalt voor "groen"). Vanuit de opbrengst van de door het Bureau beheer landbouwgronden ingebrachte gronden in de GEMM wordt de EHS buiten het exploitatiegebied gerealiseerd. Die gronden zijn oorspronkelijk gekocht tegen de agrarische waarde en worden ingebracht tegen een bedrag van 12 euro per m2, hetgeen in totaal een bedrag van ongeveer 18 miljoen euro oplevert.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke eisen het Bureau beheer landbouwgronden heeft gesteld aan het programma Meerstad Groningen en of die eisen zijn gehonoreerd.

De belangrijkste eis van het Bureau beheer landbouwgronden was altijd dat de verhouding tussen het "rood" en het "groen" 1:1 moest zijn. Daarnaast is in de tussen de betrokken publieke partijen af te sluiten bestuursovereenkomst opgenomen dat Bureau beheer landbouwgronden zal deelnemen in de GEMM onder de volgende voorwaarden:

a. het maximale risico voor het Rijk is begrensd tot de waarde van de door Bureau beheer landbouwgronden en Staatsbosbeheer in te brengen gronden, zijnde ongeveer 18 miljoen euro. Het benodigde garantiekapitaal van het Rijk opgeteld bij de kosten van verwerving en inrichting van de natuur buiten het exploitatiegebied is op geen enkel moment gedurende de looptijd van het programma hoger dan de waarde van de ingebrachte grond (18 miljoen euro);

b. de grondexploitatie is sluitend;

c. de gronden worden tegen marktconforme prijzen uitgegeven;

d. de samenwerkingsovereenkomst is niet in strijd met de regels op het gebied van staatssteun en mededinging;

e. de financiering van het programma voldoet aan de EU-begrotingsregels, en

f. er is sprake van marktconform rendement op het eigen vermogen.

Het programma zal zodanig worden uitgevoerd dat aan deze voorwaarden is voldaan.

De leden van de PvdA-fractie hechten eraan dat de zeggenschap van de partijen die deelnemen aan de GEMM evenredig is met hetgeen zij inbrengen. De leden van die fractie alsmede die van de VVD-fractie vragen naar de mate van zeggenschap en de bevoegdheden van het Rijk in de stichting en de GEMM. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gekozen is voor een dubbele constructie met stichting en GEMM.

Het belang dat de leden van de PvdA-fractie toekennen aan een evenredige vertegenwoordiging wordt door de betrokken partijen gedeeld. De publieke en private partijen hebben ieder voor de helft zeggenschap in zowel GEMM CV als GEMM BV. Ook de inbreng van eigen vermogen is evenredig verdeeld. De publieke partijen hebben ervoor gekozen om hun zeggenschap gestalte te geven via een op te richten stichting. Dit biedt enerzijds een waarborg voor de beperking van de aansprakelijkheid en bevordert anderzijds de samenwerking tussen de verschillende publieke partijen. Zowel in de CV als in de BV worden de publieke partijen dan vertegenwoordigd door een stichting, te weten de Stichting Kapitaal respectievelijk de Stichting Zeggenschap. In beide stichtingen zijn de publieke partijen vertegenwoordigd naar rato van het belang van hun deelneming. De Stichting Kapitaal is commanditair vennoot van GEMM CV en de Stichting Zeggenschap is aandeelhouder van GEMM BV. De private en publieke partijen hebben een gelijke stem in de algemene vergadering van aandeelhouders van GEMM BV.

De leden van de fracties van de PvdA en de LPF vragen welke partijen nog meer deelnemen aan de stichting, in welke omvang zij deelnemen, of daarnaast nog andere partijen kunnen deelnemen en welke afspraken eventueel met hen zijn gemaakt.

De Stichtingen Kapitaal en Zeggenschap worden opgericht door het Bureau beheer landbouwgronden, de provincie Groningen en de gemeenten Groningen en Slochteren, waarbij het belang van elk der partijen in elk van beide stichtingen 20%, 20%, 50%, respectievelijk 10% bedraagt. Voor het waterschap Hunze en Aa's en Staatsbosbeheer is een zogenaamde adviesfunctie weggelegd. Zij participeren niet in de stichtingen.

De publieke en private partijen nemen elk voor 50% deel in de GEMM. Daarin is het aandeel van elk der private partijen 12,5%, het aandeel van de gemeente Groningen 25%, de provincie Groningen 10%, het Bureau beheer landbouwgronden 10% en de gemeente Slochteren 5%. De redenen voor een joint-venture van publieke en private partijen zijn gelegen in het complexe karakter van de samenwerking en de langdurige realisatieperiode van het plan. De beleidsmatige kaders zijn door de deelnemende overheden vastgesteld. Binnen dit kader kan de GEMM op een bedrijfsmatige wijze invulling geven aan de realisatie van de beleidsdoelen. Eén van de beginselen van de GEMM is om het plan te realiseren op basis van een integrale grondexploitatie waarbinnen verevening plaatsvindt van de rendabele (woningen) en onrendabele (water en natuur) onderdelen van het plan. De betrokken partijen zijn vrij om hun eventuele winsten al dan niet aan te wenden voor extra kwaliteit van het project.

Thans zijn er geen ontwikkelaars die een bouwclaim hebben verworven. De GEMM is in overleg met derden-ontwikkelaars die ook een grondpositie in het plangebied hebben. Zij beraden zich over hun positie. Tot op heden hebben zij geen belangstelling voor deelname aan de GEMM getoond.

De leden van de fracties van het CDA en de LPF vragen specifiek aandacht voor de positie van de agrariërs in het betrokken gebied.

De positie van de agrariërs in het plangebied is door de betrokken partijen onderkend. Het overgrote deel van het gebied dat van functie verandert, is thans in landbouwkundig gebruik. Vrijwel alle gronden zijn door de betrokken private en publieke partijen aangekocht. Het agrarisch gebruik van die gronden blijft gehandhaafd totdat de GEMM een deel van die gronden nodig heeft. De agrariërs participeren niet in de stichting.

Ongeveer 600 hectare van het plangebied behoudt de landbouwfunctie. Deze gronden blijven in eigendom bij de betrokken agrariërs en worden dus niet door de betrokken private en publieke partijen verworven. Het plan leidt voor de betrokken agrariërs niet tot beperkingen in de bedrijfsvoering. De natuur die rond het landbouwgebied is gepland zal via het landinrichtingsinstrumentarium worden gerealiseerd. Via dit instrumentarium zullen in voorkomend geval ook compenserende maatregelen worden getroffen voor de landbouw.

Het plangebied wordt begrensd door de A7 aan de zuidzijde, het nieuwe tracé van de A7 aan de westzijde, het Eemskanaal aan de noordzijde en het natuurgebied Midden-Groningen aan de oostzijde. De landbouwgebieden die grenzen aan het plangebied worden vanwege de begrenzing daarvan niet of nauwelijks beïnvloed door het plan.

Risico's

De leden van de CDA-fractie informeren naar de risico's voor het Rijk als het project niet slaagt.

Door de inbreng van 146 hectare grond van Bureau beheer landbouwgronden en Staatsbosbeheer wordt 395 hectare nieuwe natuur gerealiseerd buiten het exploitatiegebied. Bovendien wordt de - verplichte - compensatie van de 56 hectare grond die namens Staatsbosbeheer wordt ingebracht gefinancierd uit de grondexploitatie. Als de GEMM failliet zou gaan, terwijl de 56 hectare grond van Staatsbosbeheer al van functie is gewijzigd, dan blijft desalniettemin compensatie van die grond door de GEMM (of diens opvolger) wettelijk verplicht (het zogenoemde compensatiebeginsel). In dat geval is enkel sprake van verlies van de 90 hectare grond die door het Bureau beheer landbouwgronden is ingebracht en die voor een agrarische grondprijs is aangekocht. Zoals het project is opgezet wordt vooruitlopend op de "rode ontwikkeling" in de aanleg van het groen geïnvesteerd. Daarmee wordt de realisatie van het groen zo veel mogelijk zeker gesteld. Gelet hierop heeft het onverhoopt niet slagen van het project (in het uiterste geval een faillissement) naar verwachting weinig of geen gevolgen voor de aanleg van het groen. Alle grond komt in eigendom bij de gemeenten Groningen en Slochteren. Een eventueel faillissement van de GEMM brengt hierin geen verandering. Daarmee hebben de beide gemeenten een hoge mate van zeggenschap over het vervolg. Op die manier wordt zo veel mogelijk geborgd dat de publieke doelen gerealiseerd kunnen worden. In de samenwerkingsovereenkomst is een eventuele doorstart van de GEMM geregeld.

In de samenwerkingsovereenkomst is voorzien in een geschillenregeling, waarbij een onafhankelijke commissie een bindend advies uitbrengt. Deze werkwijze is inherent aan de uitgewerkte structuur. Vanwege de gelijke mate in zeggenschap en kapitaal zijn eventuele risico's gezamenlijke risico's. De reden voor de risicodragende deelneming aan de GEMM vanuit het Rijk is dat naar verwachting het rijksbeleid hierdoor in het onderhavige geval beter, sneller en goedkoper kan worden gerealiseerd. Bovendien wil het Rijk ervaring opdoen met deze ontwikkelingsgerichte manier van werken.

Vanwege de lange looptijd van het project is niet exact aan te geven wat de eindsituatie zal zijn in 2030. Daarom wordt gestuurd op doelstellingen (bijvoorbeeld 1 hectare "groen" voor 1 hectare "rood"), waarmee de flexibiliteit van de uitvoering van het plan wordt gewaarborgd. De nieuwste inzichten kunnen dan door de GEMM worden toegepast om een zo optimaal mogelijk resultaat te verkrijgen. De GEMM stuurt niet alleen op kwaliteit en doelstellingen, maar hanteert ook financiële parameters. De GEMM verplicht zich immers tot realisatie van de doelstelling van het Masterplan en tot een sluitende grondexploitatie (resultaatsverplichting). De bij Meerstad betrokken partijen leggen daarmee het management van de financiële risico's neer bij de GEMM.

De leden van de fracties van het CDA, de PvdA en de VVD vragen op welke wijze is gewaarborgd dat de Staat als participant in de GEMM slechts een beperkt risico loopt. De leden van de PvdAfractie vragen welk risico de Staat maximaal loopt, ook rekening houdend met eventuele tegenvallers als bijvoorbeeld een saneringssituatie.

In de publiek-private samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat het maximaal door het Bureau beheer landbouwgronden te lopen risico is begrensd op de inbrengwaarde van de gronden (circa 18 miljoen euro). Daarnaast is in de samenwerkingsovereenkomst het totale risico (van alle deelnemers gezamenlijk) begrensd op 60 miljoen euro, waarvan het aandeel voor het Bureau beheer landbouwgronden 10% bedraagt. Deze 6 miljoen euro is begrepen in de eerder genoemde 18 miljoen euro. Het risico van de Staat is dus hiertoe beperkt. In de Business-case Meerstad is aangetoond dat de GEMM in bedrijfseconomisch opzicht moet kunnen functioneren als gezonde onderneming.

Eventuele tegenvallers van de GEMM in de uitvoeringsperiode worden door de gezamenlijke deelnemers onder stringente voorwaarden aangezuiverd tot ten hoogste 60 miljoen euro (voor het Bureau beheer landbouwgronden betekent dit dus ten hoogste een risico van 6 miljoen euro). In de samenwerkingsovereenkomst is overeengekomen dat de GEMM zich zo veel mogelijk zal inzetten om dit financiële risico daadwerkelijk te beperken tot ten hoogste 60 miljoen euro. Hiervoor zijn verschillende sturingsmogelijkheden voorhanden, bijvoorbeeld - zonder afbreuk te doen aan de essentiële kwaliteit - vermindering van de kosten van het "rood" en "groen". De meest vergaande maatregel is aanpassing van het plan bijvoorbeeld door de opbrengst te verhogen door het bouwen van extra woningen. Zou de GEMM op de einddatum onverhoopt een negatief resultaat hebben, dan zullen de betrokken partijen naar rato van deelname in de GEMM in dit verlies delen. Het Bureau beheer landbouwgronden legt hiertoe een financiële reserve aan. In de samenwerkingsovereenkomst is rekening gehouden met eventuele saneringen. Voor alle betrokken locaties zijn gegevens met betrekking tot recent bodemonderzoek voorhanden. Kosten van eventuele sanering komen voor rekening van de exploitatie. Ingeval sprake is van exceptionele verontreinigingen dan bepalen de betrokken partijen in onderling overleg voor wiens rekening de kosten komen.

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD vragen een toelichting op het feit dat een bedrag van 2,5 miljoen ten laste van de rijksbegroting komt, terwijl er gronden ter waarde van 18 miljoen worden overgedragen.

De initiële aankoopkosten van de 146 hectare grond die thans door het Bureau beheer landbouwgronden en Staatsbosbeheer worden overgedragen zijn geschat op 2,5 miljoen euro. Dit bedrag is in eerdere jaren ten laste gekomen van de rijksbegroting. Door inbreng van deze gronden in de GEMM tegen een waarde van 12 euro per m2 ontvangt het Rijk een bedrag van ongeveer 18 miljoen euro. Dit bedrag zet het Rijk in voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur buiten het exploitatiegebied.

Relatie met deelnemingenbeleid van het Rijk

De leden van de fractie van de PvdA vragen of bij het onderhavige project sprake is van een staatsdeelneming en of dit project past binnen het rijksbeleid ten aanzien van staatsdeelnemingen.

Onder staatsdeelnemingen worden doorgaans verstaan de risicodragende participaties van de rijksoverheid in ondernemingen die als rechtsvorm de kapitaalvennootschap hebben (NV/BV). Strikt genomen betreft participatie in een stichting dus geen staatsdeelneming. De onderhavige stichting is wel bedoeld als instrument om risicodragend te kunnen participeren en is in veel opzichten vergelijkbaar met een staatsdeelneming. Om die reden zal de onderhavige stichting in de toekomst waar mogelijk worden behandeld als staatsdeelneming als bedoeld in de Nota deelnemingenbeleid rijksoverheid (Kamerstukken II 2001/02, 28 165, nr. 2). In deze nota is het rijksbeleid ten aanzien van staatsdeelnemingen uiteengezet. Dit beleid is ten algemene gericht op afstoting van staatsdeelnemingen en staat terughoudendheid voor ten opzichte van het aangaan van nieuwe deelnemingen. In bepaalde (overgangs-)situaties kan het evenwel voorkomen dat een zekere bestuurlijke zelfstandigheid in combinatie met aandeelhouderschap van de overheid noodzakelijk is, ook om de markt te overtuigen van de serieuze betrokkenheid van de overheid. Om deze reden heeft het kabinet de mogelijkheid van deelneming als instrument voor PPS nadrukkelijk opengehouden.

De leden van de LPF-fractie vragen wat wordt verstaan onder een samenwerkingsovereenkomst die staatssteun- en mededingingsproof is.

Zoals hierboven is vermeld bij het onderdeel participatie zal het Bureau beheer landbouwgronden enkel deelnemen aan de GEMM als de samenwerkingsovereenkomst niet in strijd is met de regels op het gebied van staatssteun en mededinging. De Europese Commissie zal in het kader van de zogenoemde staatssteunprocedure worden gevraagd een oordeel te geven over het karakter van het programma Meerstad. In voorkomend geval zal het programma (op onderdelen) kunnen worden gewijzigd indien dit noodzakelijk is voor goedkeuring van de Europese Commissie. Het programma is niet aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit gemeld omdat de publieke partijen in casu niet van mededingingsbeperkende afspraken is gebleken.

Relatie met verzelfstandigingsbeleid

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD vragen naar de verhouding van de voorgestelde constructie tot het kabinetsstandpunt over het rapport "een herkenbare Staat; investeren in de overheid" (Kamerstukken II 2004/05, 25 268, nr. 20).

Het kabinet heeft in het aangehaalde rapport nadrukkelijk gewezen op het belang van een gelijkluidende publiek-publieke inbreng bij publiek-private samenwerking. In de onderhavige situatie is dan ook uitdrukkelijk stilgestaan bij de wijze waarop de publieke inbreng bij de uitwerking van Groningen Meerstad optimaal kan worden vormgegeven. Dit heeft geleid tot de keuze voor een privaatrechtelijke rechtspersoon buiten de GEMM en geschiedt via de twee onderscheiden stichtingen. Hiermee wordt enerzijds de financiële aansprakelijkheid van de deelnemers beperkt en wordt anderzijds - via een adviserende rol bij de stichting - de mogelijkheid geschapen tot afstemming met publieke partijen als Staatsbosbeheer en het waterschap Hunze en Aa's, die niet zelf deelnemen aan de exploitatie, maar daarin wel een belang hebben.

Oordeel Algemene Rekenkamer

De leden van de fracties van het CDA, de PvdA en de LPF informeren naar het door de Algemene Rekenkamer aanbevolen accountantsonderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van het gevoerde beleid en de jaarstukken.

De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer is overgenomen. Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de statuten van de stichting dient een onafhankelijke accountant jaarlijks een onderzoek uit te voeren naar zowel de getrouwheid als de rechtmatigheid van het gevoerde beleid. De accountant doet daarbij verslag van zijn onderzoek aan het bestuur van de stichting. De accountant geeft de resultaten van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de balans en de staat van baten en lasten.

Betrokkenheid Tweede Kamer

De leden van de PvdA-fractie benadrukken het belang van het volledig en regelmatig informeren van de Tweede Kamer over de voortgang van het project Meerstad. De leden van die fractie alsmede die van de VVD-fractie vragen op welke wijze dit zal geschieden.

Jaarlijks bij de begrotingsbehandeling zal ik u informeren over de voortgang van het project Meerstad. Eveneens jaarlijks zal ik u informeren over de werkzaamheden van het Bureau beheer landbouwgronden in dit verband, zoals ook volgt uit artikel 30, tweede lid, van de Wet agrarisch grondverkeer.

Overig

De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre de risico's die door Twijnstra en Gudde in een eerdere risicoanalyse zijn geschetst thans nog reëel zijn.

Inmiddels is door Twijnstra en Gudde een nieuwe risicoanalyse opgesteld waaruit blijkt dat er ten opzichte van eerder gesignaleerde risico's significante verbeteringen zijn gerealiseerd. Thans is de verhouding tussen risico, rendement en zeggenschap redelijk in evenwicht. Het overzicht van de cash flow is realistisch gegeven het uitgangspunt dat alle gronden ineens door partijen worden ingebracht en dat daarnaast het geprognosticeerde realistische uitgiftetempo en de conservatieve uitgifteprijzen voor bouwgrond kunnen worden waargemaakt. Dit zal echter mede afhankelijk zijn van marktontwikkelingen die nauwelijks beïnvloedbaar zijn. Hierom is in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen dat geen investeringen zullen worden gedaan nadat voor de desbetreffende deelplanuitwerking adequate afnamegaranties voor de uit te geven gronden zijn verkregen. Vanuit de rijksoverheid is aangedrongen op het limiteren van het risico, hetgeen ertoe heeft geleid dat die beperking expliciet is opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Risico's zijn evenwel inherent aan ondernemen. Partijen beogen dan ook via adequaat risicomanagement alert te blijven op risico's en passende beheersmaatregelen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

dr. C.P. Veerman