Uitwerkingsovereenkomst deelproject Landaanwinning
ONDERGETEKENDEN
I de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W), de staatssecretaris van Economische Zaken
(EZ), de minister van Financiën (FIN), de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening
en Milieu (VROM) en de minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), allen
handelend in hun hoedanigheid als bestuursorgaan en tezamen als rechtsgeldige
vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden (hierna "de Staat"), gezeteld te
's-Gravenhage;
II de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna "HbR"), statutair
gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3072 AP) Rotterdam aan de Wilhelminakade
909, in deze zaak rechtsgeldig vertegenwoordigd door President-directeur ir.drs. H.N.J.
Smits, Plaatsvervangend President-directeur ir. P. Struijs en Directeur Commerciële Zaken
drs. G.J. van Tongeren.
OVERWEGINGEN
a Teneinde de positie van de Mainport Rotterdam te versterken en de kwaliteit van de
leefomgeving in Rijnmond te verbeteren is het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
opgezet, welk project bestaat uit de volgende drie deelprojecten:
· Landaanwinning, betreffende (i) aanleg van land in de Noordzee voor uitbreiding van de
haven met ongeveer duizend hectare netto uitgeefbaar haven- en industrieterrein en (ii)
compenserende maatregelen voor mogelijke schade aan de natuur als gevolg daarvan
(natuurcompensatie, bestaande uit duincompensatie, zeereep en zeereservaat);
· Bestaand Rotterdam Gebied, een serie projecten om het bestaande havengebied beter te
benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren;
· 750 hectare natuur- en recreatiegebied, de ontwikkeling van nieuwe natuur- en
recreatiegebieden op Midden-IJsselmonde en ten noorden van Rotterdam.
b Op 25 juni 2004 hebben HbR, de Staat, de Provincie Zuid-Holland, de Gemeente Rotterdam
en de Stadsregio Rotterdam de hoofdlijnen van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
neergelegd in het "Bestuursakkoord inzake uitvoering van het Project Mainportontwikkeling
Rotterdam", waarin is bepaald dat de uitvoering van de drie deelprojecten nader wordt
geregeld in uitwerkingsovereenkomsten. De onderhavige uitwerkingsovereenkomst regelt
het deelproject Landaanwinning.
c De drie deelprojecten zijn beleidsmatig dusdanig met elkaar verweven dat de drie
uitwerkingsovereenkomsten slechts gelijktijdig in werking mogen treden. De realisatie van
ieder deelproject zal zijn eigen uitvoeringsdynamiek kennen.
d Leidend bij de totstandkoming en de interpretatie van deze overeenkomst is het zogeheten
"bijdragemodel". Volgens dit model voert HbR de Landaanwinning voor eigen rekening en
risico uit. De Staat draagt daarin bij door zich in te spannen noodzakelijke voorwaarden voor
de realisatie te scheppen en op afstand betrokken te zijn.
e Bij afzonderlijke overeenkomst van heden hebben de Provincie Zuid-Holland en de Gemeente
Rotterdam zich aan een aantal bepalingen van deze overeenkomst gebonden (bijlage 1a en
1b).
f In het Bestuursakkoord zijn de hoofdlijnen van de deelneming van de Staat in HbR
opgenomen. Terzake daarvan wordt een afzonderlijke aandeelhoudersovereenkomst
aangegaan.
1/12
OVEREENKOMST
1 Definities
In deze overeenkomst (met inbegrip van de bijlagen) hebben de navolgende woorden, indien
met een hoofdletter beginnend, de navolgende betekenis.
Artikel een artikel van deze overeenkomst
Bestuursakkoord het akkoord van 25 juni 2004 tussen HbR, de Staat, de Provincie
Zuid-Holland, de Gemeente Rotterdam en de Stadsregio
Rotterdam
Buitencontour de zeewering die onderdeel uitmaakt van de Landaanwinning
HbR ondergetekende onder II
Landaanwinning de Buitencontour, zandpannenkoek en infrastructuur, behorende
tot het Deelproject Landaanwinning zoals beschreven in de
Projectbeschrijving
Natuurcompensatie de voor realisatie van de Landaanwinning noodzakelijke
natuurcompensatie, bestaande uit duincompensatie, zeereep en
zeereservaat
Partijen de partijen bij deze overeenkomst
PKB+PMR de vigerende PKB+PMR met, na de uitspraak van de Raad van
State 26 januari 2005 nog te herstellen, concrete
beleidsbeslissingen, dan wel vervangende besluiten
Project de Landaanwinning en de Natuurcompensatie gezamenlijk
Projectbeschrijving de in bijlage 2 opgenomen projectbeschrijving
Publiekrechtelijke van overheidswege te verlenen vergunningen, beschikkingen,
Medewerking besluiten, toestemmingen, ontheffingen en/of andere vormen van
publiekrechtelijke medewerking benodigd voor de realisatie van
het Project
Staat ondergetekende onder I
Toetskader de in bijlage 3 opgenomen criteria waaraan de Staat toetst of
het Project voldoet
2 Verplichtingen van HbR
2.1 HbR is gebonden aan de onderstaande documenten en realiseert de Landaanwinning
dienovereenkomstig:
· de PKB+PMR, met inbegrip van de daarin opgenomen beslissingen van wezenlijk belang
en concrete beleidsbeslissingen;
· het Toetskader;
· de Projectbeschrijving.
Voorzover de PKB+PMR afwijkt van het Toetskader of indien de vereiste Publiekrechtelijke
Medewerking niet of niet tijdig kan worden verkregen, treden Partijen in overleg. In dit
overleg passen Partijen het Toetskader binnen de grenzen van de PKB+PMR zoveel aan als
nodig is.
2.2 HbR zal de realisatie van de Landaanwinning aanbesteden. De keuze voor de aan te
besteden contractvorm en de wijze van aanbesteden het laatste uiteraard binnen de
grenzen van het relevante wettelijke kader is aan HbR. Onder de voorwaarde dat dit past
binnen de door HbR te hanteren financieel-economische kaders zal HbR streven naar
innovatieve aanbesteding, waarbij valt te denken aan design, build en maintenance.
2/12
2.3 HbR mag het materiaal waaruit de zeewering van de bestaande Maasvlakte bestaat doen
hergebruiken voor de aanleg van de Landaanwinning.
2.4 HbR zal de Landaanwinning voor geen ander doel gebruiken of doen gebruiken dan voor
grootschalige deepsea-gebonden haven- en industrieactiviteiten zoals te bepalen in de
PKB+PMR.
3 Bestaande haven- en industrieterreinen
3.1 In dit Artikel hebben de navolgende begrippen, indien met een hoofdletter beginnend, de
navolgende betekenis:
· Bestaande Haven- en Industrieterreinen
De door HbR binnen haar ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende
beheersgebied in de Rotterdamse haven aan derden te verhuren haven- en
industrieterreinen. Bedoeld beheersgebied is aangegeven op de als bijlage 4 opgenomen
kaart.
· Intensiever Gebruik Bestaande Economische Ruimte
Gewonnen ruimte als gevolg van intensiever gebruik van havengerelateerde functies in
het ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende beheersgebied van HbR
in de Rotterdamse haven. Bedoelde gewonnen ruimte bestaat uit het aantal hectares
beschikbaar voor verhuur of uitgifte in erfpacht of in gebruikgave door HbR aan derden
voor havengerelateerde functies of voor bij bedrijventerreinen passende economische
functies. In geval van het bouwen van meerdere etages of ondergronds bouwen valt
onder bedoelde gewonnen ruimte ook het aantal hectares dat daardoor niet uitgegeven
hoeft te worden.
· Niet Economische Ruimte
Ruimte in het ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende
beheersgebied van HbR in de Rotterdamse haven die bestemd is en gebruikt wordt voor
woningbouw, zorginstellingen, wijkgebonden midden- en kleinbedrijf (waaronder winkels).
· Nieuwe Economische Ruimte
Gewonnen ruimte als gevolg van herontwikkeling van en/of landaanwinning in het ten
tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende beheersgebied van HbR in de
Rotterdamse haven. Bedoelde gewonnen ruimte bestaat uit het aantal hectares
beschikbaar voor verhuur of uitgifte in erfpacht of in gebruikgave door HbR aan derden
voor havengerelateerde functies of voor bij bedrijventerreinen passende economische
functies.
· Rapportage Ruimtebalans Additionaliteit
De door HbR op te stellen rapportage over de door haar in de periode voorafgaande aan
de rapportage uitgevoerde monitoring van het gebruik van de haven- en
industrieterreinen binnen haar ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst
geldende beheersgebied in de Rotterdamse haven. In die rapportage zal, met een
toelichting onderbouwd, worden aangegeven:
i hoeveel hectares Bestaande Haven- en Industrieterreinen zijn getransformeerd naar
Niet Economische Ruimte;
ii of bedoelde transformatie is gecompenseerd door Nieuwe Economische Ruimte;
iii hoeveel hectares de Nieuwe Economische Ruimte beslaat;
iv of bedoelde transformatie is gecompenseerd door Intensiever Gebruik Bestaande
Economische Ruimte; en
v hoeveel hectares het Intensiever Gebruik Bestaande Economische Ruimte beslaat.
Bedoelde rapportage zal worden opgesteld overeenkomstig het als bijlage 5 opgenomen
format.
3/12
3.2 De Landaanwinning behelst een uitbreiding van duizend (1000) hectare "netto" aan derden
in erfpacht uit te geven haven- en industrieterrein. Die uitbreiding is niet bedoeld om te
worden benut als (gedeeltelijke) vervanging van Bestaande Haven- en Industrieterreinen. De
omvang van Bestaande Haven- en Industrieterreinen dient derhalve op het ten tijde van de
ondertekening van deze overeenkomst geldende niveau te blijven, hetgeen betekent dat
ruimte binnen de Bestaande Haven- en Industrieterreinen die na ondertekening van deze
overeenkomst wordt getransformeerd naar Niet Economische Ruimte dient te worden
gecompenseerd hetzij door Nieuwe Economische Ruimte, hetzij door Intensiever Gebruik van
Bestaande Economische Ruimte.
3.3 HbR zal gedurende een periode van vijftien jaar na ondertekening van deze overeenkomst
zorg dragen voor monitoring van het gebruik van de haven- en industrieterreinen binnen
haar ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende beheersgebied in de
Rotterdamse haven. In dat kader zal HbR jaarlijks, voor het eerst in januari na
ondertekening van deze overeenkomst een Rapportage Ruimtebalans Additionaliteit dienen
te hebben opgesteld over de daaraan voorafgaande periode, welke rapportage aan de Staat
ter beschikking zal worden gesteld.
3.4 Een maal per vijf jaar zullen Partijen het tempo van de gerealiseerde transformatie en
compensatie die binnen het ten tijde van ondertekening van deze overeenkomst geldende
beheersgebied van HbR in de Rotterdamse haven heeft plaatsgevonden gezamenlijk
evalueren. Aan de hand van die evaluaties zullen Partijen bezien of het noodzakelijk is
transformatie en compensatie meer op elkaar af te stemmen en, zo ja, op welke wijze dat
het beste kan geschieden.
4 Betaling Staat
4.1 De Staat draagt onder de navolgende voorwaarden zevenhonderd zesentwintig miljoen euro
(EUR 726.000.000,=) bij aan de realisatie van het Project.
4.2 De Staat doet het in lid 1 genoemde bedrag op de volgende data om uiterlijk 17.00 uur
bijschrijven op de bankrekening die HbR tijdig schriftelijk aan de Staat zal opgeven:
· het eerste deel groot EUR 363.000.000,= op 1 juli 2011;
· het tweede deel groot EUR 363.000.000,= op 1 juli 2012.
4.3 In afwijking van lid 2 is de Staat niet tot enige betaling gehouden voordat HbR schriftelijk
heeft aangetoond dat alle Publiekrechtelijke Medewerking (waaronder de PKB+PMR) die
wezenlijk is voor de realisatie van de Landaanwinning onherroepelijk is verkregen en
daartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan. De Staat kan evenwel tot betaling besluiten
als een voldoende mate van zekerheid bestaat dat de Publiekrechtelijke Medewerking
daadwerkelijk zal worden verleend.
4.4 In afwijking van lid 2 is de Staat niet tot enige betaling gehouden voordat daadwerkelijk is
gestart met de aanleg van de Landaanwinning ("de eerste plons") en ervan mag worden
uitgegaan dat sprake zal zijn van een aaneengesloten bouwproces.
4.5 Onverminderd het hiervoor bepaalde is de betalingsverplichting van de Staat niet afhankelijk
van fasering van het Project.
4.6 Voorzover de Staat de in lid 2 bedoelde betalingen niet tijdig verricht, is hij de wettelijke
rente verschuldigd. Indien geen betaling plaatsvindt conform lid 2 omdat lid 3 of lid 4 van
toepassing is begint de wettelijke rente te lopen vier weken nadat aan de daar bedoelde
voorwaarde is voldaan.
4.7 Partijen spannen zich in om het Project fiscaal neutraal te laten verlopen. Voorzover de door
HbR over de aanleg van de publieke infrastructuur van de Landaanwinning verschuldigde
BTW niet verrekenbaar blijkt te zijn, zal de Staat deze aan HbR navenant compenseren.
4/12
Voorzover van toepassing geldt dit eveneens voor verschuldigde zand- en domeinrechten,
overdrachtsbelasting en erfpachtcanon.
4.8 De Staat vergoedt HbR voorts onderhoudskosten overeenkomstig Artikel 8.
5 Medewerking van de Staat
5.1 De Staat spant zich overeenkomstig artikel 37 van het Bestuursakkoord aantoonbaar in
opdat de Publiekrechtelijke Medewerking wordt verkregen en opdat de door zijn
bestuursorganen te verlenen Publiekrechtelijke Medewerking wordt gecoördineerd. Deze
verplichting doet niet af aan zijn politieke en bestuurlijke vrijheid.
5.2 De Staat spant zich, met volledig behoud van zijn politieke en bestuurlijke vrijheid,
aantoonbaar in opdat de PKB+PMR tot stand komt. Voorzover de PKB+PMR afwijkt van de
Planologische Kernbeslissing-plus Mainportontwikkeling Rotterdam deel 3 en deel 4, die de
Raad van State bij uitspraak van 26 januari 2005 heeft vernietigd, is lid 7 van dit Artikel van
toepassing. De Staat is tot geen enkele schadevergoeding gehouden als de PKB+PMR om
welke reden dan ook niet tot stand komt.
5.3 Voorzover voor de uitvoering van het Project de toestemming van de Europese Commissie
vereist is, spant de Staat zich ervoor in dat deze wordt verkregen.
5.4 De Staat zal op basis van een door HbR opgestelde Milieueffectrapportage toetsen of het in
de PKB+PMR aangegeven zoekgebied zich leent voor zandwinning ten behoeve van de
Landaanwinning. Als deze toets positief uitvalt zal de Staat de bedoelde zandwinning
toestaan. Op de Staat rust evenwel geen verplichting of garantie met betrekking tot de
mogelijkheid van zandwinning, de kwaliteit van het zand of andere activiteiten binnen het
aangewezen gebied. Mocht de Milieueffectrapportage negatief uitvallen of mocht het
aangewezen gebied in aanzienlijke mate ontoereikend blijken om onder redelijke
voorwaarden voldoende zand voor de Landaanwinning te winnen, dan treden Partijen in
overleg.
5.5 Nadat de Uitwerkingsovereenkomsten voor de deelprojecten Bestaand Rotterdam Gebied en
750 hectare natuur- en recreatiegebied in werking zijn getreden zal de realisatie daarvan
geen beletsel vormen voor een tijdige en ononderbroken realisatie van het Project.
5.6 Wijzigingen van wet- en regelgeving zijn voor risico van HbR. In afwijking daarvan draagt de
Staat de gevolgen van wet- en regelgeving op rijksniveau die specifiek voor het Project
geldt. Het voorgaande laat Artikel 8.11 onverlet.
5.7 Indien een Partij haar verplichtingen op grond van deze overeenkomst niet volledig kan
nakomen doordat de daarvoor vereiste Publiekrechtelijke Medewerking niet of niet tijdig is
verkregen, treden Partijen in overleg. In dit overleg passen Partijen deze overeenkomst
zoveel aan als nodig is. Mochten aanpassingen nodig zijn die wezenlijk zijn voor het gehele
Project, dan is niet op voorhand uitgesloten dat partijen besluiten deze overeenkomst te
beëindigen.
5.8 De Staat zal de Buitencontour niet op zodanige wijze (doen) gebruiken dat daaruit een
beperking of hinder voortvloeit voor het gebruik van de Landaanwinning, behoudens om
zwaarwegende redenen van openbaar belang. Als de Staat de Buitencontour aan een derde
overdraagt of in gebruik geeft, zal hij dit verbod aan die derde opleggen.
6 Erfpacht en zeebodem
6.1 De Staat geeft het projectgebied in erfpacht uit aan de Gemeente Rotterdam overeenkomstig
de in bijlage 6 opgenomen tekst.
5/12
6.2 De Gemeente Rotterdam geeft het projectgebied dienovereenkomstig in ondererfpacht uit
aan HbR.
6.3 HbR aanvaardt de zeebodem in de staat waarin deze zich thans bevindt. Op de Staat rust
geen enkele verplichting, garantie of aansprakelijkheid met betrekking tot de gesteldheid van
de zeebodem of aanwezigheid van verontreiniging, oorlogsmunitie of archeologische
vondsten. Indien zich omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat de Staat naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van dit
Artikellid mag verwachten is Artikel 12.5 van toepassing.
7 Natuurcompensatie
7.1 De Staat realiseert, beheert en onderhoudt de Natuurcompensatie naar eigen inzicht en voor
eigen rekening en risico. Tevens voert de Staat het monitorings- en evaluatieprogramma
(MEP) bedoeld in paragraaf 4.4 van het Toetskader uit, bestaande uit nulmetingen en
effectenmetingen. De Staat stelt de resultaten daarvan aan HbR ter beschikking.
7.2 Indien de Staat gegronde redenen heeft de tot de Natuurcompensatie behorende zeereep
niet langs de Brouwersdam aan te leggen, kan de Staat na overleg met HbR besluiten deze
langs de Buitencontour aan te leggen. In dat laatste geval mag geen belemmering ontstaan
voor het gebruik en de omvang (1000 hectare) van de Landaanwinning of de nautische
veiligheid en treden partijen in overleg over de afstemming van de werkzaamheden.
7.3 De Staat verricht de nodige inspanningen opdat de Natuurcompensatie zodanig tijdig wordt
gerealiseerd dat de voortgang van de Landaanwinning daarvan geen hinder behoeft te
ondervinden. De Staat draagt echter geen aansprakelijkheid voor het geval zijn inspanningen
onvoldoende resultaat opleveren.
7.4 Niettegenstaande lid 3 zal HbR pas een aanvang mogen maken met de feitelijke aanleg van
de Landaanwinning als in het kader van de Natuurcompensatie het zeereservaat is ingesteld
en is besloten tot de aanleg van de duincompensatie en de zeereep.
7.5 HbR verleent de Staat zijn medewerking voor de realisatie van Natuurcompensatie. In dit
kader houdt HbR de Staat voortdurend op de hoogte van de planning van de aanleg van de
Buitencontour.
8 Beheer en onderhoud
8.1 Voorzover dit Artikel niet anders bepaalt is HbR verantwoordelijk voor beheer en onderhoud
van de Landaanwinning, met inbegrip van de havenbekkens. HbR verricht alle beheer en
onderhoud zodanig dat het veiligheidsniveau van de bestaande Maasvlakte wordt bereikt.
8.2 De Staat draagt voor eigen rekening zorg voor beheer en onderhoud van de Eurogeul en de
vakken E, F en G, zoals weergegeven in bijlage 7.
8.3 Gedurende de bouwperiode draagt HbR zorg voor beheer en onderhoud van de zeewering
van de bestaande Maasvlakte, zoals weergegeven in bijlage 8. Deze bouwperiode begint
zodra een aanvang is gemaakt met de aanleg van de Landaanwinning (de "eerste plons") en
eindigt zodra partijen gezamenlijk schriftelijk hebben vastgesteld dat de Buitencontour de
functie van de zeewering van de bestaande Maasvlakte kan overnemen.
8.4 Gedurende de instel- en onderhoudsperiode, zie bijlage 9, draagt HbR zorg voor beheer en
onderhoud van de Buitencontour. Deze instel- en onderhoudsperiode vangt aan bij het einde
van de in het vorige lid bedoelde periode en duurt tien jaar.
8.5 Na afloop van de in het vorige lid bedoelde instel- en onderhoudsperiode draagt de Staat
voor eigen rekening zorg voor beheer en onderhoud van de Buitencontour.
6/12
8.6 Gedurende de in lid 3 bedoelde periode betaalt de Staat een vergoeding per kalenderjaar aan
HbR, te vermeerderen met omzetbelasting.
8.7 Gedurende de in lid 4 bedoelde periode betaalt de Staat een vergoeding per kalenderjaar aan
HbR, te vermeerderen met omzetbelasting.
8.8 De Staat doet de hiervoor bedoelde vergoedingen per 1 juli van het desbetreffende
kalenderjaar bijschrijven op een bankrekening die HbR tijdig schriftelijk aan hem zal
opgeven. Als de bouw- of onderhoudsperiode gedurende dat kalenderjaar is begonnen of
geëindigd, wordt de vergoeding naar rato berekend. Partijen komen alsdan een billijke
correctie voor seizoensinvloeden overeen.
8.9 De hiervoor bedoelde vergoedingen zullen vanaf de ondertekening van deze overeenkomst
jaarlijks per 1 januari worden verhoogd overeenkomstig de Index Bouw
Overheidsinvesteringen (IBOI).
8.10 Voordat de in lid 4 bedoelde instel- en onderhoudsperiode eindigt stellen Partijen vast of de
Buitencontour voldoet aan deze overeenkomst en naar behoren is onderhouden. HbR
vergoedt de Staat de eventuele kosten van achterstallig onderhoud.
8.11 Indien de voor het beheer en onderhoud relevante regelgeving (ondermeer voor winning van
zeezand en het suppletiebeleid) zodanig wordt gewijzigd dat de beschikbare of daarmee
vergelijkbare zandwinlocaties voor het onderhoud niet meer toereikend zijn, vergoedt de
Staat de daaruit aantoonbaar onvermijdelijk voortvloeiende extra kosten aan HbR.
9 Nadeelcompensatie en planschade
9.1 Uitsluitend voor compensatie van nadeel dat is veroorzaakt binnen het gebied waarin de
Landaanwinning wordt gerealiseerd, welk gebied is aangegeven in bijlage 10, geldt het
volgende. Zodra een derde partij een verzoek indient om nadeelcompensatie als bedoeld in
de "Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999", stelt de Staat HbR daarvan
op de hoogte. De Staat verstrekt HbR afschriften van alle stukken die hij van deze derde
partij ontvangt, behoudens voorzover de Staat jegens de derde partij tot geheimhouding
verplicht is. De Staat stelt HbR in de gelegenheid te adviseren over de beoordeling en
behandeling van het verzoek. Indien het verzoek de Staat aanleiding geeft tot compensatie,
vergoedt HbR een gelijk bedrag aan de Staat.
9.2 Voorzover de Staat naar aanleiding van de Natuurcompensatie planschade vergoedt of
nadeelcompensatie betaalt aan een derde partij, vergoedt HbR een gelijk bedrag aan de
Staat. Het totaal van deze vergoedingen is gebonden aan een maximum. Dit maximum
wordt vanaf de ondertekening van deze overeenkomst tot volledige uitbetaling jaarlijks per 1
januari verhoogd met twee procent (2%).
10 Informatievoorziening en toetsing
10.1 HbR stelt jaarlijks in januari en in juli ten behoeve van de Procedureregeling Grote Projecten
een uitgebreide rapportage over de voortgang van het Project op, die tenminste de volgende
informatie bevat:
· de informatie voorzien in het Toetskader en de Projectbeschrijving;
· de gewenste wijzigingen van het Toetskader en de Projectbeschrijving;
· een geactualiseerde tijdsplanning voor de uitvoering van het Project;
· zodanige informatie als wordt vereist voor de rapportage grote projecten conform de
VGR-systematiek en het document "Format voortgangsrapportage deelprojecten PMR
ministerie van Verkeer en Waterstaat d.d. 1-11-04 ref.nr 0000000";
· een geactualiseerde inventarisatie van de aan het Project verbonden risico's die de
politieke verantwoordelijkheid van de Regering raken en de beheersing daarvan.
7/12
10.2 HbR verleent de Staat op eerste verzoek inzage in alle documenten waarover de Tweede
Kamer dient te worden geïnformeerd.
10.3 HbR verstrekt eens per kalenderjaar auditrapporten aan de Staat. In deze auditrapporten
wordt getoetst of HbR de uitvoering van het Project zodanig heeft opgezet dat de goede
voortgang daarvan verzekerd is. Van goede voortgang is sprake als HbR alle aspecten van
het Project voldoende kan aansturen en eventueel noodzakelijke verbeteringen binnen twee
maanden daadwerkelijk en aantoonbaar tot stand brengt.
10.4 De Staat is bevoegd aspecten van de voorbereiding en realisatie van het Project
steekproefsgewijs te laten toetsen en zal de resultaten van deze toetsing voorleggen aan
HbR. HbR verleent aan deze steekproeven alle benodigde medewerking en voorziet de
voorgelegde resultaten van een managementreactie, waarin de aard en doorlooptijd van
eventueel benodigde verbeteringsmaatregelen vastliggen.
10.5 Zolang en in zoverre uit de in dit Artikel bedoelde informatie (waaronder de
managementreactie van HbR) blijkt dat de goede voortgang van de realisatie van de
Landaanwinning als gevolg van aan HbR toe te rekenen oorzaken bedreigd wordt, is de Staat
gerechtigd zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst naar evenredigheid
op te schorten.
10.6 HbR verstrekt de in lid 1 en lid 3 bedoelde informatie in tienvoud aan het Ministerie van
Verkeer & Waterstaat. HbR stelt de Staat op verzoek in de gelegenheid deze informatie te
verifiëren.
10.7 Partijen stellen binnen drie maanden na ondertekening van deze overeenkomst een protocol
op voor de wijze van en termijnen voor de in dit Artikel bedoelde uitwisseling van informatie,
opdat deze efficiënt zal verlopen en geen belemmering vormt voor de voortgang van het
Project.
11 Marktvraag
11.1 Direct nadat de PKB+PMR onherroepelijk is geworden zullen Partijen besluiten of het HbR zal
zijn toegestaan met de realisatie van het Project te starten.
11.2 Het in het vorige lid bedoelde besluit zal louter afhangen van de omvang van de verwachte
marktvraag naar haventerreinen in het Rotterdamse havengebied. Indien die marktvraag ten
tijde van het vaststellen van de PKB+PMR in dezelfde orde van grootte zal liggen als de
marktvraag die bepalend was bij het sluiten van het Bestuursakkoord zal de in het vorige lid
bedoelde toestemming geacht worden te zijn gegeven.
11.3 Teneinde het voorgaande te kunnen vaststellen zal HbR de Staat informatie verstrekken over
de resultaten van de marktbenadering door HbR. Zo de Staat dat te zijner tijd wenst zal HbR
een accountantsverklaring aan de Staat overleggen aangaande de op dat moment tussen
HbR en toekomstige gebruikers van terreinen op de Landaanwinning gesloten
overeenkomsten.
11.4 De omvang van de marktvraag naar haventerreinen in het Rotterdamse havengebied is gelijk
aan het verschil tussen:
· de vraag naar haventerreinen in het Rotterdamse havengebied op lange termijn (tot
omstreeks 2030), zoals door HbR berekend op basis van zijn goederenstroomprognoses
en door of in opdracht van hem uitgevoerd marktonderzoek, omgerekend naar benodigd
landoppervlak; en
· de beschikbare ruimte in het thans bestaande Rotterdamse havengebied.
8/12
12 Algemene bepalingen
Wijzigingen
12.1 Deze overeenkomst kan slechts schriftelijk worden gewijzigd of aangevuld.
Volledige overeenkomst
12.2 Deze overeenkomst, met inbegrip van de bijlagen, omvat de gehele overeenkomst en alle
afspraken tussen de Partijen aangaande het Project. Deze overeenkomst treedt in de plaats
van alle eerdere afspraken tussen Partijen aangaande het Project. In afwijking van het
voorgaande blijft het Bestuursakkoord partijen binden, voorzover deze overeenkomst
daarvan niet ondubbelzinnig en uitdrukkelijk afwijkt.
Bijlagen
12.3 De bijlagen bij deze overeenkomst vormen daarvan een integraal onderdeel. Ingeval van
strijdigheid tussen het bepaalde in een bijlage en de overeenkomst prevaleert de
overeenkomst.
Ongeldigheid
12.4 Indien een bepaling van deze overeenkomst in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig,
onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, zal die bepaling, voorzover
nodig, uit deze overeenkomst worden verwijderd en worden vervangen door een bepaling die
wél bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel als
mogelijk benadert. Het overige deel van de overeenkomst blijft in een dergelijke situatie
ongewijzigd.
Onvoorziene omstandigheden
12.5 Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen
welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde
instandhouding van deze overeenkomst niet mag worden verwacht. Zij zullen, met
inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde omtrent risicoverdeling, bezien voor
wiens rekening de onvoorziene omstandigheden behoren te komen en zullen zonodig deze
overeenkomst daaraan aanpassen.
Geheimhouding
12.6 Partijen verbinden zich over en weer, de in het kader van (de uitvoering van) deze
overeenkomst uitgewisselde dan wel uit te wisselen informatie geheim te houden en deze
geheel noch gedeeltelijk aan enige derde bekend te maken, behoudens voorzover een
verplichting tot openbaarmaking voortvloeit uit de wet. Indien de Staat van mening is dat
een verplichting tot openbaarmaking bestaat, stelt hij HbR tijdig in de gelegenheid daarover
te adviseren.
12.7 Het voorgaande geldt in het bijzonder voor informatie die om commerciële redenen of
redenen van aanbesteding gevoelig is.
12.8 Elk van Partijen kan verlangen dat een door de andere Partij in te zetten derde een
geheimhoudingsverklaring ondertekent alvorens aan die derde informatie wordt verstrekt.
Communicatie
12.9 De regie van communicatie met derden over (de realisatie van) de Landaanwinning berust
bij HbR. Indien de Staat over (de realisatie van) de Landaanwinning communicatie in de
vorm van bijvoorbeeld brochures, advertenties, en dergelijke wenst te doen uitgaan zal hij
daarover tijdig voorafgaand met HbR overleggen en de inhoud met HbR afstemmen.
12.10 Partijen verbinden zich over en weer om zich in de communicatie die zij doen uitgaan over
elkaars rol in en bij (de realisatie van) het Project terughoudend op te stellen.
12.11 Het voorgaande geldt niet voor communicatie van de Regering met de Tweede Kamer en niet
voor risico's die de politieke verantwoordelijkheid van de Regering raken.
9/12
Opschortende voorwaarden
12.12 Deze overeenkomst staat onder de volgende opschortende voorwaarden:
· de goedkeuring door de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
· de inwerkingtreding van de Uitwerkingsovereenkomsten voor de deelprojecten Bestaand
Rotterdams Gebied en 750 hectare natuur- en recreatiegebied;
· de beschikkingen van de Europese Commissie dat er geen sprake is van
steunmaatregelen in de zin van artikel 87, lid 1, EG ofwel dat er sprake is van
steunmaatregelen die verenigbaar zijn met het EG-Verdrag.
13 Toepasselijk recht en geschillenregeling
13.1 Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Hetzelfde zal gelden voor alle
overeenkomsten die in het kader van de realisatie van het Project tussen Partijen zullen
worden gesloten.
13.2 Er is sprake van een geschil indien een Partij zulks schriftelijk mededeelt aan de andere
Partij. In geval van een geschil zijn Partijen gehouden om tezamen te trachten dat geschil
minnelijk op te lossen binnen een termijn van vijftig dagen of zoveel langer of korter als
Partijen in voorkomende gevallen nader overeenkomen nadat één van de Partijen aan de
andere Partij schriftelijk te kennen heeft gegeven dat er wat die Partij betreft sprake is van
een geschil.
13.3 Geschillen kunnen, nadat de in lid 2 genoemde termijn is verstreken, door de meest gerede
Partij, bij uitsluiting van de gewone rechter, ter beslechting worden onderworpen aan
arbitrage door het Nederlands Arbitrage Instituut, met dien verstande dat:
· de geschillen zullen worden beslecht overeenkomstig het op 13 november 2001 in
werking getreden Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut, onverlet
het overigens in dit Artikel bepaalde;
· het scheidsgerecht zal bestaan uit drie arbiters, één aan te wijzen door iedere Partij en
één door beide Partijen gezamenlijk. De gezamenlijk aan te wijzen arbiter dient jurist te
zijn;
· het scheidsgerecht zal beslissen naar de regelen van het recht;
· de procedure zal worden gevoerd in de Nederlandse taal;
· de plaats van arbitrage Rotterdam zal zijn;
· de uitspraak niet zal worden gepubliceerd;
· samenvoeging van het arbitraal geding met een ander arbitraal geding zoals voorzien in
artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is uitgesloten;
· ieder van Partijen het recht heeft om van een in eerste aanleg gewezen
scheidsrechterlijk vonnis van het Nederlands Arbitrage Instituut in hoger beroep te
komen.
13.4 Een lid van het scheidsgerecht dat aan de behandeling van het geschil in eerste aanleg heeft
deelgenomen zal niet benoembaar zijn tot appèlscheidsman. De wederpartij van de appellant
heeft het recht om zijnerzijds incidenteel appèl in te stellen, doch uiterlijk gelijktijdig met de
door hem in te dienen memorie van antwoord in hoger beroep. De geïntimeerde in het
incidenteel appèl zal in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk te reageren op de
grieven in het incidenteel appèl.
13.5 Ongeacht het bepaalde in dit Artikel is ieder van Partijen gerechtigd om in spoedeisende
gevallen hun geschil te laten beslechten in kort geding voor de Voorzieningenrechter van de
Rechtbank te Rotterdam.
10/12
ONDERTEKENING
Deze overeenkomst is opgemaakt in tweevoud en ondertekend op 2 september 2005 in Den
Haag/Rotterdam,
namens de Staat:
________________________ ________________________
Drs. K.M.H. Peijs S.M. Dekker
Minister van Verkeer en Waterstaat Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
________________________ ________________________
Drs. G. Zalm, Ir. C.E.G. Van Gennip MBA
Minister van Financiën Staatssecretaris van Economische Zaken
________________________
Dr. C.P. Veerman
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
namens Havenbedrijf Rotterdam N.V.:
________________________ ________________________
Ir.drs. H.N.J. Smits, Ir. P. Struijs,
President-directeur Plaatsvervangend President-directeur
________________________
Drs. G.J. van Tongeren,
Directeur Commerciële Zaken
11/12
BIJLAGEN
1a Overeenkomst van heden tussen de Staat, HbR en de Provincie Zuid-Holland (zie
overweging e)
1b Overeenkomst van heden tussen Staat, HbR en de Gemeente Rotterdam (zie
overweging e)
2 Projectbeschrijving (zie Artikel 1)
3 Toetskader (zie Artikel 1)
4 Beheersgebied van HbR in de Rotterdamse haven (zie Artikel 3.1)
5 Format rapportage haven- en industrieterreinen (zie Artikel 3.1)
6 Concept erfpachtovereenkomst tussen de Staat en de Gemeente Rotterdam
(zie Artikel 6.1)
7 Kaart van de Eurogeul en de vakken E, F en G (zie Artikel 8.2)
8 Het te onderhouden deel van de zeewering van de bestaande Maasvlakte
(zie Artikel 8.3)
9 Gebied waarin de Landaanwinning wordt gerealiseerd (zie Artikel 8.4)
10 Onderhoud HbR / Onderhoud Staat (zie Artikel 9.1)
12/12
Ministerie van Verkeer en Waterstaat