Contactpersoon
Datum
2 september 2005
Ons kenmerk
DGTL/PMR/05/008068/d22398
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
Onderwerp
Project Mainportontwikkeling Rotterdam
Geachte voorzitter,
1 Inleiding
Op 22 april jl. hebben wij u bij brief geïnformeerd over de stand van
zaken in het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Toen heeft u ook
het plan van aanpak voor herstel van de PKB+ ontvangen. In de brief hebben
wij aangekondigd u deze zomer - in aanvulling op het bestuursakkoord van
2004 - uitwerkingsovereenkomsten voor de deelprojecten te zullen aanbieden,
mede onderbouwd door een integrale risicoanalyse. Thans bieden wij u de
aangekondigde overeenkomsten en het bestuursakkoord ter goedkeuring aan. Op
basis hiervan kunt u een integrale afweging maken over de uitvoering van
het project. Ook bieden wij u de in april toegezegde overeenkomst tot
deelneming van de Staat in het Havenbedrijf Rotterdam aan. Dit pakket is
tot stand gekomen met de regionale partners: het Havenbedrijf Rotterdam NV
(HbR), de gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en de stadsregio
Rotterdam.
Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) bestaat uit drie
deelprojecten:
Landaanwinning: uitbreiding Rotterdamse haven door aanleg Maasvlakte 2 met
maximaal 1000 hectare netto ten behoeve van haven- en industrieterreinen,
alsmede natuurcompensatie bestaande uit instelling zeereservaat en aanleg
duinen en zeereep;
750 hectare natuur- en recreatiegebied: ontwikkeling van nieuwe natuur- en
recreatiegebieden op Midden-IJsselmonde en ten noorden van Rotterdam;
Bestaand Rotterdams Gebied (BRG): serie projecten om bestaand havengebied
beter te benutten en kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.
Het kabinet hecht grote waarde aan de totstandkoming van PMR. De aanleg van
Maasvlakte 2 is van groot belang voor de versterking van de internationale
concurrentiepositie en voor de toekomst van de Rotterdamse haven. Daarmee
levert het project een belangrijke bijdrage aan de economische structuur
van Nederland. Inmiddels is er aan uw Kamer een Contourennota Borging
Nationale Belangen Mainport Rotterdam gestuurd, waarin wordt ingegaan op
de nationale publieke belangen van de mainport én op de wijze waarop Staat
en gemeente deze duurzaam zullen veiligstellen bij de exploitatie van de
Rotterdamse haven.
De vooruitzichten en omzetgegevens van het Havenbedrijf Rotterdam hebben
zich sinds de ondertekening van het bestuursakkoord positief ontwikkeld. De
vraag naar vestigingsruimte is zeer groot en de aannames uit 2004 blijken
achteraf eerder voorzichtig dan optimistisch. Ook draagt PMR in belangrijke
mate bij aan het verbeteren van de leefkwaliteit in de regio Rijnmond, met
name door de aanleg van 750 hectare natuur- en recreatiegebied, en door
leefbaarheidsprojecten die onderdeel zijn van het deelproject Bestaand
Rotterdams Gebied (BRG). Voor het bereiken van deze tweeledige doelstelling
is, naar de mening van het kabinet, onverminderd breed maatschappelijk
draagvlak aanwezig. Wat betreft de nut- en noodzaakdiscussie verwijzen wij
u naar de PKB+ en het debat dat we daarover op 3 februari 2005 hebben
gevoerd.
Thans bieden wij u, mede namens onze collega's van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en de staatssecretaris van Economische Zaken, dit pakket
aan ter parlementaire behandeling en goedkeuring. Hierdoor kan het Project
Mainportontwikkeling Rotterdam in 2006 overgaan van de uitwerkings- naar de
uitvoeringsfase. Dit onder het voorbehoud dat de PKB+ volgens planning
wordt hersteld en instemming krijgt van uw Kamer. Ook maken wij een
voorbehoud voor het met goed gevolg doorlopen van een notificatieprocedure
bij de Europese Commissie te Brussel (in verband met mogelijke
staatssteun). In de uitwerkingsovereenkomsten is met deze voorbehouden
nadrukkelijk rekening gehouden. Verder sluiten de gemaakte afspraken aan
bij de Kabinetsreactie op de Tijdelijke Commissie Infrastructuur (TCI) .
PMR en de TCI
In het debat naar aanleiding van de TCI hebben wij in de Kamer aangegeven
welke lessen het kabinet uit de TCI heeft getrokken. Het kabinet heeft
aangegeven deze lessen op alle grote projecten van VenW toe te willen
passen. Hieronder wordt in het kort aangeven hoe wij dat in geval van PMR
hebben uitgewerkt.
Heldere projectfasering
Om in de terminologie van de TCI te spreken, gaat het bij PMR om een
project dat zich in de uitwerkingsfase bevindt waarbij in eerder overleg
met de Tweede Kamer al vergaande keuzes zijn gemaakt over de te prefereren
uitvoeringsvariant. PMR staat nu aan de vooravond van de uitvoeringsfase.
Daarmee dient voor alle betrokkenen duidelijk te zijn dat er nu sprake is
van een go/no-go beslissing met duidelijke gevolgen. Door nu in te stemmen
met het bestuursakkoord en de verschillende uitwerkingsovereenkomsten geeft
de Tweede Kamer het groene licht voor de start van de voorbereidingen van
de uitvoeringsfase. De daadwerkelijke start van de uitvoering ('de eerste
plons') zal overigens afhankelijk zijn van het tijdige herstel van de PKB+.
Wat betreft het herstel van de planologische randvoorwaarden is inmiddels
duidelijk dat - als de huidige planning wordt gerealiseerd - een herstelde
PKB+ in september 2006 aan u zal worden voorgelegd. Na behandeling door het
parlement en het goed doorlopen van de beroepsprocedure bij de afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State zal de PKB+ onherroepelijk
worden. Het streven is dat dit in 2008 het geval kan zijn. Vervolgens kan
de landaanwinning ("eerste plons") beginnen, mits de noodzakelijke
maatregelen voor de natuurcompensatie zijn genomen. Op dat moment zullen
partijen besluiten of het HbR kan starten met de aanleg van de
landaanwinning. Dat besluit hangt af van de uitkomst van de toets naar de
marktvraag naar haventerreinen in het Rotterdamse havengebied. Die dient
in dezelfde orde van grootte te liggen als de marktvraag zoals die werd
aangenomen ten tijde van het bestuursakkoord in 2004.
Rond de komende jaarwisseling zullen wij uw Kamer nader berichten over de
resultaten van de diverse onderzoeken (passende beoordeling Waddenzee, 750
hectare, luchtkwaliteit) die in het kader van het herstel van de PKB+ thans
worden uitgevoerd. Daarbij zullen wij ook aangeven of - zoals beoogd - kan
worden volstaan met het opstellen van een hersteld deel 3 of dat we
onverhoopt terug moeten naar een herstel vanaf deel 1. Indien dat het geval
is, heeft dat ernstige consequenties voor de thans gehanteerde planning.
Een verdere vertraging van circa een jaar is dan mogelijk.
Het kabinet legt thans aan u het go/no-go besluit voor om in te stemmen met
het project PMR. Dit gebeurt onder de volgende condities:
dat er geen sprake zal zijn van staatssteun (blijkt in het voorjaar 2006);
dat een herstelde PKB+ door uw Kamer wordt goedgekeurd (september 2006);
dat de PKB+ onherroepelijk wordt en de toets op de marktvraag bevredigend
verloopt (naar verwachting 2008).
De tussen partijen gemaakte afspraken passen binnen het kader van de
vigerende PKB waar uw Kamer in een eerdere fase mee heeft ingestemd. Ook
zijn de zorgen die alle partijen en ook uw Kamer in een eerder stadium
hebben gehad over de nasleep van de RDM affaire wat betreft de Staat op een
bevredigende manier afgedekt. In paragraaf 6 wordt daar nader op ingegaan.
Alle partijen hechten aan een snelle start van de noodzakelijke
voorbereidingen die voor een project van deze omvang een lange aanloop
hebben. Te denken valt aan maatregelen voor de natuurcompensatie en de
voorbereidingstijd die nodig is voor de aanbesteding, opdat bij het
onherroepelijk worden van de herstelde PKB+ de feitelijke start van het
project landaanwinning kan plaatsvinden. Deze voorbereidingen kunnen alleen
worden voortgezet als de Kamer zich heeft uitgesproken over het
bestuursakkoord, de bijdrage die de Staat aan het project levert en de
uitwerkingsovereenkomsten. Voor een goede voortgang van het proces is
snelle duidelijkheid van uw Kamer wenselijk.
Transparantie en tijdigheid
In het licht van de TCI is ook veel gesproken over de transparantie en
tijdigheid van informatie. Wij gaan ervan uit dat u zich met deze brief een
oordeel kunt vormen over de wijze waarop de besluitvorming heeft
plaatsgevonden en over de afspraken die met de partners zijn gemaakt. In
het pakket zijn concrete afspraken opgenomen over de projectbeheersing en
over de informatievoorziening richting uw Kamer.
Projectaansturing en projectbeheersing
Belangrijk leerpunt uit de TCI was het vergroten van de kwaliteit van de
projectbeheersing. Bij PMR is zeer veel aandacht besteed aan de verdeling
van verantwoordelijkheden tussen de partners en de wijze waarop de
projectbeheersing moet worden ingericht. Het risicomanagement en de daaruit
voortkomende integrale risicoanalyse hebben het afgelopen jaar ruim
aandacht gekregen. Samen met de projecten Zuiderzeelijn en Ruimte voor de
Rivier is PMR één van de projecten waarbij in de besluitvormingsfase reeds
nadrukkelijk wordt gewerkt met risicomanagement. Daarbij wordt gebruik
gemaakt van de methoden die bij de HSL-Zuid momenteel worden gehanteerd. In
paragraaf 5 wordt hier nader op ingegaan.
Sturingsfilosofie project PMR
1. Uitgangspunten
Uitgaande van het bestuursakkoord is de laatste maanden gewerkt aan het
verder expliciteren van het sturingsmodel voor PMR. Het gaat hierbij om de
rol van de Staat met betrekking tot het project en niet om de Staat als
aandeelhouder in het HbR. Als aandeelhouder is de Staat gehouden het
ondernemingsbelang in het oog te houden terwijl vanuit projectperspectief
de beheersing van het project binnen de afgesproken kaders voorop staat.
Binnen de rijksoverheid worden deze rollen en verantwoordelijkheden helder
onderscheiden.
Essentieel onderdeel van de uitwerkingsovereenkomsten is de daarin
geregelde, en ten opzichte van het bestuursakkoord aangescherpte verdeling
van taken en verantwoordelijkheden tussen partijen die bij het project
betrokken zijn. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd:
de uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt bij die partij die daar het beste
toe is geëquipeerd;
de risico's liggen daar waar ze het meest adequaat kunnen worden beheerst.
Deze uitgangspunten hebben ertoe geleid dat de Staat zich richt op de
conditionering van het project terwijl de uitvoering ligt bij de regionale
partners die daartoe een financiële bijdrage van de Staat ontvangen.
PMR onderscheidt zich in een aantal opzichten van andere grote projecten
zoals de HSL of Betuweroute. Bij die projecten is sprake van een veel
eenduidiger relatie tussen één opdrachtgever (de Staat) en één
opdrachtnemer (de uitvoerder). PMR is een project met meerdere regionale,
publieke en private partijen. De Staat is geen opdrachtgever maar stelt,
gezien het nationale belang van het project, de provincie Zuid-Holland, de
gemeente Rotterdam en het HbR in staat de uitvoering van het project ter
hand te nemen. Deze partijen zullen dat voor eigen risico doen.
3.2 Sturingsmodel PMR
Het te hanteren sturingsmodel is gebaseerd op deze uitgangspunten en
betekent dat de Staat zich, onder strikte voorwaarden en waarborgen van de
bestuurlijke partners, op grotere afstand van het project kan opstellen dan
wanneer sprake is van een direct opdrachtgeverschap. De Staat (niet zijnde
aandeelhouder) beperkt daardoor zijn directe verantwoordelijkheid tot de
volgende verantwoordelijkheden:
(Planologisch) faciliteren van het project, dit betekent:
2. hanteren van de dan vigerende PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam als
basis voor de besluitvorming;
3. zorgen voor herstel van de concrete beleidsbeslissingen, die
vervolgens verplichte doorwerking naar andere overheden hebben (de
'plus' van de PKB);
4. verlenen van publiekrechtelijke medewerking als bevoegd gezag
(bijvoorbeeld verlening van de benodigde vergunningen).
Verlenen van een financiële bijdrage en toetsing van de besteding daarvan.
Verantwoordelijk voor uitvoering natuurcompensatieprojecten.
In deze conditionerende rol past ook dat de Staat een procedure start bij
de Europese Commissie om zich ervan te vergewissen dat er in dit project
geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
De verdeling van verantwoordelijkheden tussen Staat en uitvoerende partijen
is in het sturingsmodel als volgt geregeld:
1. De Staat beoordeelt of de uitvoerende partij wat vermogen, positie,
expertise en toereikendheid van de organisatie betreft in staat is het
project te realiseren.
2. De uitvoerende partijen, het HbR, de provincie Zuid-Holland en de
gemeente Rotterdam zijn verantwoordelijk voor respectievelijk de aanleg
van de Maasvlakte 2, de ontwikkeling van 750 hectare natuur- en
recreatiegebied en uitvoering van het deelproject Bestaand Rotterdams
Gebied. Conform de afspraken dragen zij de risico's die aan de uitvoering
van deze deelprojecten zijn verbonden.
3. Voorafgaand aan de uitvoering maken de uitvoerende partijen en de Staat
bindende afspraken over timing, scope, geld, risico's en risicoverdeling.
4. De Staat ziet bij de uitvoering van de deelprojecten toe op de naleving
van de PKB+. De Staat heeft bij de uitvoering geen sturende rol of
verantwoordelijkheid anders dan de verantwoordelijkheden als
aandeelhouder van het HbR.
5. De Staat is verantwoordelijk voor de uitvoering van de
natuurcompensatie.
6. Bij de uitvoering geldt een externe kwaliteitsborging.
Verantwoordelijkheidsverdeling binnen de Staat
De verantwoordelijkheid van de Staat voor PMR is wat betreft de drie
deelprojecten verdeeld over drie departementen: VROM is het
eerstverantwoordelijk departement voor BRG, LNV voor de 750 ha en VenW voor
de Landaanwinning. VenW is bovendien verantwoordelijk voor de realisatie
van de natuurcompensatie. Dit betreft zowel de instelling van een
zeereservaat als de realisatie van de duincompensatieprojecten. Het
ministerie van EZ is bij het project betrokken vanwege de
verantwoordelijkheid voor de economische structuur en de nationale
concurrentiepositie (o.a. kwantiteit en kwaliteit bedrijventerreinen). Meer
specifiek is EZ verantwoordelijk voor een goede afwikkeling van het
staatssteunaspect bij zowel de deelneming als de realisering van de
landaanwinning.
Het ministerie dat voor een deelproject de rijksrol vervult, is tevens
verantwoordelijk voor het opstellen van een voortgangsrapportage over dat
deelproject voor de informatievoorziening aan uw Kamer. Deze rapportage is
gebaseerd op de informatie van de partij die de uitvoering verzorgt (HbR,
provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam) en dient te voldoen aan de
eisen die daaraan worden gesteld in het kader van de procedureregeling
Grote Projecten. De overall coördinatie van de rapportages is in handen van
de minister van VenW die deze gebundeld aan de Tweede Kamer zal aanbieden.
De afspraken tussen de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Financiën,
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit en Economische Zaken worden vastgelegd in een
samenwerkingsakkoord.
4 Financiële betrokkenheid Staat en de partners
4.1 Afspraken bestuursakkoord
In het bestuursakkoord is afgesproken dat de
uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt bij de regionale partners die de
deelprojecten voor eigen rekening en risico zullen uitvoeren. Wat betreft
de financiering dragen zij ook zelf aanzienlijk bij aan het project. Zo zal
de totale investering van het HbR ca 2,9 miljard euro bedragen. Ook de
andere regionale partners dragen substantieel bij aan financiering van
deelprojecten.
Navolgend overzicht toont (afgerond in miljoenen euro's) de totale bijdrage
van de Staat en de partners aan het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
(prijspeil 2005 met aansluiting naar pp 2002). Om de onderhandelingspositie
van Staat en HbR ten opzichte van toekomstige aanbestedingen niet te
schaden zijn niet alle bedragen in deze brief geëxpliciteerd. Het betreft
met name kosten voor beheer en onderhoud. Desgewenst kunt u hierover in een
vertrouwelijk overleg worden geïnformeerd.
Overzicht overheidsbijdragen aan PMR
pp 2002 pp 2005
Deelproject Landaanwinning
Rijksbijdrage Landaanwinning 595 639
Natuurcompensatie Rijk 85 90
------ ------
Subtotaal Landaanwinning 680 729
Deelproject Bestaand Rotterdams Gebied
Provincie Zuid-Holland 8 9
Gemeente Rotterdam 209 222
Stadsregio Rotterdam 7 8
Rijk 32 34
Subsidies en andere bronnen 76 81
------ ------
Subtotaal Bestaand Rotterdams Gebied 332 354
Deelproject 750ha
Provincie Zuid-Holland 9 10
Gemeente Rotterdam 9 10
Stadsregio Rotterdam 18 19
Rijk 139 148
------ ------
Subtotaal 750ha 175 187
Totale overheidsbijdrage aan PMR
Subtotaal Landaanwinning 680 729
Subtotaal Bestaand Rotterdams Gebied 332 354
Subtotaal 750ha 175 187
------ ------
Totaal E 1.187 E 1.270
Van deze 1.270 miljoen euro (pp 2005) bedraagt de rijksbijdrage 911 miljoen
euro (excl. BTW reservering).
4.2 Toelichting rijksbijdrage op onderdelen
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de meerkosten (ten opzichte van
de raming ten tijde van het bestuursakkoord) wat betreft natuurcompensatie
en beheer en onderhoud.
4.2.1. Eenmalige kosten voor natuurcompensatie
In het bestuursakkoord uit 2004 is een indicatief bedrag van 45 miljoen
euro (pp 2002) opgenomen als budget voor de natuurcompensatie. Uit
voortgaande verkenning van de uit te voeren werkzaamheden blijkt dat voor
natuurcompensatie meer budget nodig is. Zo worden met name de (eenmalige)
investeringskosten voor het aanleggen van de duincompensatie en de zeereep
thans hoger ingeschat (+19 miljoen euro). Ook ten aanzien van de overige
eenmalige kosten zijn inmiddels nadere gegevens verkregen en getoetst. Deze
post bestaat uit o.a. domeinrechten, planschade en monitoring en komt uit
op een bedrag van 23 miljoen euro extra ten opzichte van het
bestuursakkoord. Ook heeft een aanpassing naar prijspeil 2005
plaatsgevonden (+3 miljoen euro). Het totaal aan eenmalige meerkosten
bedraagt 45 miljoen euro. Deze zullen ten laste worden gebracht van de post
onvoorzien. Die beloopt thans 143 miljoen euro (pp 2005) zodat na afboeking
van de meerkosten een bedrag resteert van circa 100 miljoen euro hetgeen -
gelet op de uitkomsten van de doorlichting van het risicoprofiel (zie
paragraaf 5) - verantwoord is.
4.2.2 Beheer- en onderhoudskosten
Beheerkosten zeereservaat en duinen
De lasten die aan het beheren van het zeereservaat en de duinen verbonden
zijn, worden gedekt in het kader van de reguliere begrotingsmiddelen van
VenW.
Beheerkosten buitencontour
Met Rotterdam is overeengekomen dat het HbR gedurende de aanleg van
Maasvlakte 2 en een daaropvolgende instel- en onderhoudsperiode van 10 jaar
het onderhoud van de huidige en nieuwe buitencontour voor zijn rekening
neemt. Het HbR ontvangt daartoe gedurende de aanlegperiode jaarlijks een
bedrag van de Staat en gedurende de instel- en onderhoudsperiode een
additioneel bedrag. Na afloop van de aanleg- en instel- en
onderhoudsperiode (ca. 15 jaar) en na overdracht van de buitencontour aan
de Staat, zal deze het onderhoud weer voor zijn rekening nemen. Over de
dekking van deze laatste kosten zijn bij het bestuursakkoord afspraken
gemaakt in het kader van de reguliere begrotingsmiddelen.
Totaal extra lasten beheer en onderhoud
De totale extra beheerlasten zoals hiervoor beschreven, bedragen in de
eindsituatie op jaarbasis maximaal 3,85 miljoen euro (pp 2005). Indien
beheer en onderhoudswerken door derden uitgevoerd gaan worden zal alsdan
BTW worden toegevoegd. Dit bedrag is de som van de extra kosten van beheer-
en onderhoud na de instel- en onderhoudsperiode van de buitencontour van de
Maasvlakte 2 ten opzichte van de huidige kosten Maasvlakte 1 alsmede de
kosten van beheer en onderhoud na de realisatie van het zeereservaat en het
nieuwe duingebied.
5 Integrale risico-analyse
In de kabinetsreactie op de rapportage van de Tijdelijke Commissie
Infrastructuur (TCI) en in de brief aan uw Kamer van 22 april 2005 is
aangekondigd dat het risicoprofiel van PMR in de huidige uitwerkingsfase
integraal zal worden doorgelicht. In opdracht van het ministerie van
Verkeer en Waterstaat heeft bureau Boer & Croon deze doorlichting
uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat zowel plannings- als financiële
risico's aan de orde zijn.
Planningsrisico's herstel PKB+ PMR
De doorlichting laat zien dat de gehanteerde planning voor de onderzoeken
in het kader van het herstel van de PKB+ kritisch is. Er bestaat een gerede
kans dat die planning niet realiseerbaar is zodat een nieuw PKB Deel 3
later dan voorzien (september 2006) aan u kan worden voorgelegd. Een
vertraging van maximaal een jaar is dan niet denkbeeldig. Ook is mogelijk
dat uit de onderzoeken - zoals de passende beoordeling Waddenzee - blijkt
dat aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen moeten worden
genomen. In dat geval is er een serieuze kans dat moet worden teruggegrepen
op een nieuw Deel 1 van de PKB+, met ernstige vertraging als gevolg. Een
ander planningsrisico ligt op het gebied van luchtkwaliteit. Als blijkt dat
de aanleg van Maasvlakte 2 leidt tot een substantiële aantasting van de
luchtkwaliteit in de regio is er een reëel gevaar dat het PKB+ herstel niet
binnen de daarvoor nu aangenomen periode kan plaatsvinden. Naast de actieve
inzet op planning zullen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de
in het plan van aanpak PKB+herstel 'Zorgvuldig en snel' beschreven
terugvalopties (waaronder zonodig een andere publiekrechtelijke route) ter
hand worden genomen.
Financiële risico's PMR
Uit de doorlichting van het risicoprofiel komt naar voren dat het budget
voor de natuurcompensatie ontoereikend is en dat het budget van 45 miljoen
euro moet worden verhoogd tot orde grootte 73 - 81 miljoen euro (exclusief
beheerkosten natuurcompensatie). Zoals beschreven in paragraaf 4.2.1 is
deze bevinding inmiddels verwerkt in het budget. Ook blijkt dat er extra
kosten voor het jaarlijks beheer en onderhoud van de buitencontour zijn. Er
zijn afspraken gemaakt over dekking hiervan binnen de vigerende VenW-
begroting.
Wat betreft de mogelijke kosten van mitigerende en/of compenserende
maatregelen betreffende de Waddenzee kunnen geen nauwkeurige bedragen
worden genoemd. Er is sprake van een grote bandbreedte en de kans dat deze
maatregelen aan de orde zullen zijn, lijkt vooralsnog klein. Gezien het
feit dat de problematiek van de luchtvervuiling zich op dit moment nog in
een verkennend stadium bevindt en er vele onzekerheden zijn ten aanzien van
de aard en omvang van de problematiek en de oplossingsrichtingen is op dit
moment geen raming te geven van mogelijke kosten voor maatregelen in de
Regio Rijnmond. Deze onzekerheden en de mogelijke gevolgen daarvan worden
in het kader van het herstel van de PKB+ meegenomen en zullen eind dit jaar
aan uw Kamer worden gerapporteerd.
Tot slot merken wij op dat PMR een complex project is met vele
afhankelijkheden, met een lange doorlooptijd, waarbij altijd sprake zal
zijn van nieuwe inzichten en veranderde omstandigheden. De kans bestaat dat
nieuwe risico's zich aandienen. Dat is ook de reden dat risicomanagement op
permanente basis in het project is verankerd. Door middel van de periodieke
voortgangsrapportages zult u hierover worden geïnformeerd.
6 Positie van HbR en deelname Staat
6.1 Beoordeling positie HbR als uitvoerende partij
Bij de behandeling van het bestuursakkoord in uw Kamer in november 2004
zijn er zorgen geuit over de soliditeit van het Havenbedrijf Rotterdam als
uitvoerende partij voor de landaanwinning. Inmiddels is er binnen het
Havenbedrijf veel gebeurd om het financieel beheer op orde te brengen. Zo
is er een nieuwe directie vormgegeven en zijn interne procedures verbeterd.
Belangrijk is ook dat de directie van HbR de projectorganisatie binnen haar
bedrijf zelfstandig heeft gepositioneerd en internationaal heeft laten
certificeren (Prince 2) om een zo groot mogelijke waarborg voor de
kwaliteit ervan te verkrijgen. Daarmee zijn naar de mening van het kabinet
voldoende voorwaarden gecreëerd voor een optimale uitvoering van het
project.
6.2 Financiële positie HbR
De due diligence is afgerond en u kunt - zoals eerder toegezegd -
desgewenst over de uitkomsten daarvan in een vertrouwelijk overleg worden
geïnformeerd. Deze due diligence betrof zowel de financieel-economische en
fiscale aspecten als de juridische aspecten en is uitgevoerd door
gerenommeerde, onafhankelijke bureaus. In de uitwerkingsovereenkomsten zijn
de uitkomsten van de due diligence expliciet verwerkt, met name in de
voorwaarden waaronder de Staat zal deelnemen. Zo komt een aantal
belangrijke risico's uit het verleden, onder meer voortvloeiend uit de RDM-
affaire en de lopende olieprocedures, voor rekening van de huidige
aandeelhouder.
De jaarrekening van het HbR over 2004 is vastgesteld en voorzien van een
goedkeurende accountantsverklaring. De jaarcijfers en meerjarige prognoses
geven een positief beeld van de bedrijfsresultaten. Ook de in het afgelopen
jaar uitgevoerde audits geven ons het vertrouwen dat het Havenbedrijf
Rotterdam voldoende geëquipeerd is om de aanleg van de Maasvlakte 2
adequaat ter hand te nemen. Daarmee is wat ons betreft een belangrijke
voorwaarde vervuld om de stap naar de uitvoering te kunnen maken.
Deelname Staat in HbR
Het pakket omvat de afspraak dat de Staat per 1 januari a.s. zal gaan
deelnemen in het HbR. Zoals gemeld in de brief die wij u in april 2005
stuurden kiest het kabinet, anders dan in het bestuursakkoord gemeld,
daarbij voor een stapsgewijze procedure. De deelneming zal plaatsvinden in
twee stappen. Per 1 januari a.s. treedt de Staat toe als aandeelhouder voor
een bedrag van 50 miljoen euro, vooralsnog in de vorm van cumulatief
preferente aandelen die tezamen initieel 25% van het stemrecht zullen
vertegenwoordigen. Dat gebeurt onder opschortende voorwaarde van
goedkeuring van de Europese Commissie (verwachting voorjaar 2006).
Volledige deelname voor de totale omvang van 500 miljoen euro, waarvoor de
Staat 1/3 van het aandelenkapitaal ontvangt, is in 2008 voorzien onder de
opschortende voorwaarde dat de PKB+ definitief is geworden en daadwerkelijk
tot de "eerste plons" kan worden overgegaan. Voor deze trapsgewijze
deelname is gekozen vanwege het belang dat de Staat hecht aan een tijdige
betrokkenheid als aandeelhouder.
Voor de deelneming zijn onverkort de voorwaarden van toepassing zoals die
in het bestuursakkoord hieraan zijn verbonden. Belangrijke hoeksteen van
deze voorwaarden is dat er sprake is van 'joint control' van de beide
aandeelhouders - gemeente en Staat - in de vergadering van aandeelhouders
bij een aantal belangrijke beslissingen, zoals onder meer benoeming
bestuurders en RvC, statutenwijziging en het doen van omvangrijke
investeringen. 'Joint control' betekent dat de desbetreffende beslissingen
slechts genomen kunnen worden indien beide aandeelhouders hiermee
instemmen. De Staat heeft hiermee de zekerheid dat belangrijke beslissingen
niet tegen zijn wil genomen kunnen worden, ondanks het feit dat de Staat
slechts een minderheid van de aandelen bezit.
De waarde van HbR, op basis waarvan de Staat de deelneming aangaat, is
vastgesteld op een bepaald toekomstscenario. Deze regeling bepaalt dat als
het beter gaat met het HbR, en het HbR meer waard wordt, de Staat maximaal
100 miljoen euro meer waarde zal toekennen aan het HbR. Echter als het
minder goed gaat met HbR dan het toekomstscenario aangeeft, en het HbR dus
minder waard is, zal de Staat maximaal 50 miljoen euro minder waarde
toekennen. Deze correctie op de waarde wordt verrekend via extra uitkering
van dividend of komt ten laste van de agio dan wel als bijstorting op de
agio op het moment dat de cumulatief preferente aandelen worden
geconverteerd.
De deelneming in twee stappen houdt in dat de Staat bij de initiële
deelneming per 1 januari 2006 een stemrecht van 25% heeft, waarbij de
'joint control' bepalingen van toepassing zullen zijn. Op het moment dat de
herstelde PKB+ onherroepelijk wordt en het besluit wordt bevestigd tot
aanleg van Maasvlakte 2 zal het belang worden uitgebreid tot het
oorspronkelijk in het bestuursakkoord beoogde percentage van 331/3%. Door
als aandeelhouder toe te treden kan de Staat - samen met de andere
aandeelhouder - toezien en sturen op de inzet van het ter beschikking
gestelde vermogen en het zakelijk opereren van het HbR ('good governance').
Bovendien is de mainportontwikkeling van de haven van Rotterdam voor de
nationale economie van groot betekenis. De aansturing zal worden uitgevoerd
conform het vigerende deelnemingenbeleid. De Code Tabaksblatt zal worden
gevolgd en, na ommekomst van de wettelijke overgangstermijn, zal het
verlicht structuurregime van toepassing zijn. Tevens impliceert dit dat de
publieke belangen en de borging van die belangen worden neergelegd in een
publiek kader. Dit is beschreven in de eerder genoemde Contourennota
Borging Nationale Belangen Mainport Rotterdam .
In de deelnemingsovereenkomst is rekening gehouden met de mogelijkheid dat
ofwel de PKB+ niet onherroepelijk wordt of de marktvraag achter blijft. In
dat geval blijft het deelnemingspercentage van de Staat gefixeerd op 25%,
zij het dat de cumulatief preferente aandelen in dat geval omgezet zullen
worden in gewone aandelen onder bijstorting van een evenredig deel van de
intrinsieke waarde van het Havenbedrijf op dat moment. Als uiterste datum
hiervoor is 31 december 2008 opgenomen in de overeenkomsten.
De Staat gaat bij de deelname in het HbR uit van een zakelijk opererend
Havenbedrijf als beheerder van de voor ons land zo belangrijke Rotterdamse
haven. De uitgangspunten van het deelnemingenbeleid zijn van toepassing en
in de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst vastgelegd. Hierin is onder
andere voorzien in een zakelijk dividendbeleid dat enerzijds ziet op een
marktconforme dividendbetaling aan de aandeelhouders en anderzijds rekening
houdt met de grote vermogensbehoefte die de aanleg van Maasvlakte 2 met
zich meebrengt en voor welk doel in de investeringsperiode overmatige
kapitaalsonttrekkingen voorkomen dienen te worden. Daar staat tegenover dat
wanneer Maasvlakte 2 eenmaal tot volle exploitatie is gekomen en de
verwachte rendementen zich ook realiseren, de Staat gedurende een aantal
jaren extra dividend zal ontvangen zodanig dat alsdan terugverdiende
Rijkssubsidies ook daadwerkelijk naar de Staat zullen terugvloeien,
rekening houdend met een factor voor inmiddels opgetreden inflatie. Inzet
van de Staat is immers dat waar de Staat Maasvlakte 2 helpt mogelijk te
maken door te delen in de investeringslasten, de Staat ook dient te delen
in de baten die deze investeringen naar verwachting met zich brengen.
Op basis van uitgebreide financiële analyses is het bedrag van de
Staatsdeelneming in combinatie met de overige bijdragen van de Staat aan
het project Landaanwinning zo gekozen dat het Havenbedrijf in staat wordt
geacht de overige voor de landaanwinning benodigde financiering tegen
marktconforme voorwaarden in de kapitaalmarkt aan te kunnen trekken in de
vorm van langlopende leningen. Daarbij is ook rekening gehouden met
mogelijk tegenvallende ontwikkelingen. Het HbR heeft er alle belang bij om
het project zo efficiënt mogelijk uit te voeren en zal bijvoorbeeld ook het
tempo van de investeringen op de toekomstige ontwikkelingen kunnen
aanpassen. In het uiterste geval kan bij tegenvallende ontwikkelingen die
niet door het HbR zelf kunnen worden gedragen een beroep op de
aandeelhouders worden gedaan. De aandeelhouders zijn vanzelfsprekend niet
op voorhand gehouden een dergelijk beroep te honoreren. Dit zal zakelijk
bekeken dienen te worden op het moment dat een dergelijk additioneel beroep
daadwerkelijk aan de orde is en afgewogen dienen te worden tegen de
alternatieven die op dat moment voorhanden zijn.
7 Stand van zaken herstel PKB+
In april jl. hebben wij u het plan van aanpak voor het herstel van de PKB+
Deel 3 aangeboden. Dit plan is tot stand gekomen in goed overleg met de
betrokken maatschappelijke organisaties en is momenteel in uitvoering. Naar
verwachting zult u rond de aanstaande jaarwisseling nader worden
geïnformeerd over de uitkomsten van de meeste onderzoeken en mogelijke
consequenties daarvan voor de planning. Op dit moment kunnen wij kort de
stand van zaken van de belangrijkste onderdelen weergeven.
7.1 Landaanwinning
De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde er niet van
overtuigd te zijn dat voldoende onderzoek is uitgevoerd naar de gevolgen
van een mogelijke verandering in het slib- en vislarventransport op de te
beschermen natuurwaarden in de Waddenzee en dat het niet uit te sluiten
valt dat zich significante effecten voordoen.
Ten behoeve van een passende beoordeling is nader onderzoek in gang gezet
onder leiding van het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) dat hierbij
nauw samenwerkt met het NIOZ, Alterra en het Waterloopkundig Laboratorium
(WL). Ook is het oordeel gevraagd van een aantal (inter)nationale
deskundigen. Daaruit komt naar voren dat de gehanteerde onderzoeksaanpak
voldoet aan de te stellen kwaliteitseisen en de vereisten van de
betreffende Europese regelgeving. Over de aanpak van dit onderzoek heeft
een bijeenkomst plaatsgevonden met de bij PMR betrokken maatschappelijke
partijen. Conclusies over het al dan niet optreden van significante
effecten voor de natuurlijke waarden van de Waddenzee worden in de komende
maanden getrokken. Daarbij wordt ook bezien of mogelijk cumulatieve
effecten optreden van de landaanwinning met de voorgenomen gaswinning in de
Waddenzee en met de activiteiten van de PKB Waddenzee. De eindrapportage
wordt in november 2005 verwacht.
7.2 750 ha natuur- en recreatiegebied
De uitspraak van de Raad van State ten aanzien van de 750 ha natuur- en
recreatiegebied heeft geleid tot onderzoek naar de aanwezigheid van de
(agrarische) bedrijven in de desbetreffende gebieden en de mogelijke
gevolgen voor die bedrijven, zodat de belangen kunnen worden afgewogen. De
provincie Zuid-Holland heeft, met inbreng van vertegenwoordigers van de
betrokken lokale en regionale overheden en belanghebbende partijen, een
aanpak gekozen waarin onder meer alle (agrarische) bedrijven individueel
worden benaderd.
De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting in november 2005
beschikbaar.
7.3 Luchtkwaliteit
Het aantal recente vernietigingen van besluiten over ruimtelijke plannen
door de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State indiceert het
belang voor de PKB+ van het aspect luchtkwaliteit. Momenteel wordt
onderzocht hoe groot het probleem is ten aanzien van luchtkwaliteit in de
brede ROM-Rijnmond regio. In het onderzoek wordt in beeld gebracht wat de
verwachte effecten en mogelijke maatregelen van PMR op de luchtkwaliteit
zijn. Onderzocht wordt wat de effecten van PMR zijn op de luchtkwaliteit en
hoe een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit met maatregelen
gecompenseerd kan worden. Maatregelen zullen zowel op nationaal als op
regionaal en lokaal niveau moeten worden ontwikkeld. Daarbij wordt
aangesloten bij een regionale aanpak van luchtkwaliteit in ROM-
Rijnmondverband. Een en ander sluit aan bij het wetsvoorstel Luchtkwaliteit
waarin het kabinet een regionaal programma van maatregelen en ruimtelijke
projecten uitwerkt.
Het ministerie van VROM heeft het project PMR recentelijk als pilot voor
luchtkwaliteit aangemerkt. Het doel van de pilots is om locatiespecifieke
oplossingen te ontwikkelen voor ruimtelijke plannen die in de problemen
komen. PMR neemt een specifieke positie in, die verband houdt met de lange
termijn waarop de meeste effecten van PMR gaan optreden (beginnend vanaf
2014 en toenemend tot na 2030) en met het grootschalige karakter van het
project. Voor het project betekent deze pilotstatus dat zo goed mogelijk
gebruik kan worden gemaakt van alle beschikbare kennis en inzichten om de
specifieke problematiek voor PMR zo goed mogelijk te kunnen aanpakken.
7.4 Strategische Milieubeoordeling en inspraak
Wij komen op basis van een nadere analyse van de EU-Richtlijn over de
Strategische Milieubeoordeling (SMB) tot de conclusie dat een SMB moet
worden uitgevoerd voor de PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam. In
aansluiting op de keuze een SMB op te stellen is tevens besloten om het
concept van het herstelde Deel 3 van de PKB+ in de inspraak te brengen.
Doorlopen van de inspraakprocedure betekent dat het herstelde Deel 3 van de
PKB+ naar verwachting september 2006 aan uw Kamer wordt voorgelegd.
7.5 Fasering
Uitgangspunt bij de Maasvlakte 2 is een gefaseerde aanleg. Daar is voor
gekozen om de aanleg goed aan te laten sluiten bij de economische
ontwikkelingen en om de natuurcompensatie tussentijds te kunnen monitoren
en eventueel te kunnen bijsturen. Bij de uitwerking van de plannen voor de
landaanwinning heeft het HbR een verzoek ingediend om nut en noodzaak van
fasering nog eens tegen het licht te houden vanwege de ingewikkelde
logistieke processen die de fasering aanlegtechnisch met zich meebrengt en
de daarmee gemoeide grote kosten. In de gesprekken hierover met het HbR
heeft de Staat gewezen op het gegeven dat de fasering vastligt in de PKB+,
onderdeel is van de goedkeuring van het project door de Europese Commissie
en ook een relatie heeft met de natuurcompensatie en het daarvoor bestaande
maatschappelijk draagvlak. Met inachtneming van deze overwegingen is ervoor
gekozen de fasering in het kader van het herstel van de PKB+ te bezien
nadat de uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken bekend zijn. Uw Kamer zal
daarover tijdig worden geïnformeerd.
Informatievoorziening Tweede Kamer
PMR is door uw Kamer in de voorbereidingsfase aangewezen als groot project
onder coördinatie van de Minister van Verkeer en Waterstaat. Dit betekent
dat twee maal per jaar een rapportage conform het stramien van de
Procedureregeling Grote Projecten aan uw Kamer zal worden gestuurd. Met de
partners zijn in de uitwerkingsovereenkomsten afspraken gemaakt over de
door hen aan te leveren rapportages. De coördinerend minister zal die
rapportages aan u voorleggen, voorzien van een overzicht van de gang van
zaken over geheel PMR. De voortgangsrapportages richten zich op de
viereenheid scope, tijdplanning, financiën en risico's.
Gezien het feit dat PMR, zoals uiteengezet in de paragraaf over het
sturingsmodel, een project is met een eigen karakter (Staat is niet
sturend, maar geeft een bijdrage aan de realiserende partijen) is ons
voorstel om na de start van de realisatie in overleg met uw Kamer de aard
en omvang van de gewenste informatievoorziening te bezien.
Vervolgproces
Ervan uitgaande dat u met het gevraagde besluit over de uitvoering van het
project PMR kunt instemmen, geldt voor het vervolgproces de volgende
planning:
Eind dit jaar komen de onderzoeksresultaten vanuit het hersteltraject PKB+
beschikbaar. Uw Kamer wordt van deze resultaten en de consequenties ervan
op de hoogte gesteld.
Vanaf 1 januari 2006 neemt de Staat formeel deel aan de NV van het
Havenbedrijf (onder het voorbehoud van goedkeuring door de Europese
Commissie)
De behandeling van het kabinetsvoornemen van de herstelde PKB+ in het
parlement kan plaatsvinden vanaf het zomerreces van 2006.
Na parlementaire goedkeuring van de PKB+ zullen de werkzaamheden voor de
deelprojecten een aanvang nemen. Het betreft onder meer grondaankopen voor
de 750 ha. Ook start de uitvoering van de natuurcompensatie.
Na de afhandeling van eventuele beroepen is de PKB+ onherroepelijk en kan,
afhankelijk van de uitkomsten van de toets op de marktvraag, de eerste
plons van de landaanwinning plaatsvinden en volledige staatsdeelname in het
Havenbedrijf tot 33 1/3% worden gerealiseerd.
10 Gevraagde besluitvorming
Zoals in april aan uw Kamer gemeld, wordt het herstel van de PKB+
zorgvuldig en snel vormgegeven. Tegelijk worden - teneinde geen verdere
vertragingen op te lopen - de noodzakelijke voorbereidingshandelingen
verder ter hand genomen, zowel bij de Staat als bij de regionale partners.
Met de uitwerkingsovereenkomsten per deelproject en de
investeringsovereenkomst voor deelneming in het HbR en de daarbij behorende
aandeelhoudersovereenkomst dient het moment van nadere besluitvorming zich
aan. De openstaande punten van het bestuursakkoord zijn naar onze
overtuiging in de uitwerkingsovereenkomsten omgezet in adequate afspraken.
Wij kiezen er dan ook voor uw Kamer thans te vragen om te besluiten tot het
in uitvoering nemen van dit project, onder de voorwaarde dat er geen sprake
zal zijn van staatssteun en dat in 2006 een herstelde PKB+ door uw Kamer
wordt goedgekeurd. Bij die gelegenheid stelt u de ruimtelijk planologische
randvoorwaarden opnieuw vast. Op dat moment zal de uitvoeringsfase van PMR
daadwerkelijk ingaan, waarbij de eerste plons voor de landaanwinning niet
eerder zal plaatsvinden dan dat de PKB+ onherroepelijk is geworden, het
zeereservaat is ingesteld en de markttoets is uitgevoerd. Naar verwachting
zal dat op zijn vroegst in 2008 het geval zijn. Tot aan dat moment zullen
door de regionale partners geen onomkeerbare stappen ter voorbereiding of
uitvoering worden gezet.
Door thans dit pakket voor besluitvorming aan u voor te leggen, meent het
kabinet bij te dragen aan transparante besluitvorming waarbij voor u
inzichtelijk is waarop de voorgestelde afspraken zijn gebaseerd.
Het gevraagde besluit luidt:
1. instemming met het bestuursakkoord zoals op 25 juni 2004 tussen partijen
overeengekomen;
2. instemming met de financiële bijdragen aan de deelprojecten;
3. instemming met de uitwerkingsovereenkomsten tussen de Staat, het HbR, de
gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en de Stadsregio Rotterdam
inzake de uitvoering van de deelprojecten; en met name:
4. de daarin besloten besturingsfilosofie en risicoverdeling met als
uitgangspunt dat de regionale partners de deelprojecten voor eigen
rekening en risico uitvoeren;
5. de inspanningsverplichting van de Staat om de PKB+ te herstellen en om
conditionerende maatregelen te treffen, waaronder de instelling van
een zeereservaat en de aanleg van duincompensatieprojecten;
6. instemming met de investeringsovereenkomst: deelneming door de Staat in
HbR per 1 januari 2006 voor 50 miljoen euro, voorgenomen 2e tranche
bijstorting tot 500 miljoen euro in 2008, stemrecht voor 33 1/3%, vanaf
het moment van deelname geldt joint control bij strategische besluiten.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
en
Bijlage : Uitwerkingsovereenkomsten per deelproject
Hierna wordt per deelproject beschreven hoe het bestuursakkoord is
uitgewerkt in uitwerkingsovereenkomsten en welke afspraken met de partners
zijn gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling, financiering en
risico's. De uitwerkingsovereen-komsten zelf zijn als bijlage bij deze
brief gevoegd. De afspraken zijn door een onafhankelijke auditor getoetst
en de daaruit volgende bevindingen zijn verwerkt. De Landsadvocaat is bij
de totstandkoming betrokken geweest en heeft de uitkomsten beoordeeld.
I Landaanwinning en Natuurcompensatie
In uitwerking van het bestuursakkoord hebben partijen overeenstemming
bereikt over de wijze waarop het deelproject Landaanwinning, inclusief de
natuurcompensaties, zal worden uitgevoerd:
1 Scope
Met het HbR is de scope van het project vastgesteld. Bijlage 2 bij de
uitwerkingsovereenkomst beschrijft deze scope. Voorzover er mogelijk
noodzakelijke investeringen moeten worden gedaan die niet behoren tot de
scope - bijvoorbeeld om de nautische toegankelijkheid van Maasvlakte 2 te
garanderen - zijn hierover afspraken gemaakt met het HbR. Deze
investeringen zullen vanuit het reguliere investeringsprogramma van het HbR
worden gedaan en leggen geen beslag op de projectbijdrage die de Staat
geeft.
2 Risicoverdeling
Het HbR voert het project voor eigen rekening en risico uit. De Staat
draagt bij door zich in te spannen de noodzakelijke voorwaarden voor de
realisatie te scheppen. De risicoverdeling is gebaseerd op deze
rolverdeling. Het HbR heeft in dat verband de verplichting op zich genomen
om het project op de kapitaalmarkt en met inzet van eigen vermogen te
financieren.
De gehanteerde rolverdeling betekent ook dat het HbR als initiatiefnemer de
risico's draagt van bijvoorbeeld het niet tijdig verkrijgen van
vergunningen. Ook aanvaardt de Staat geen verplichting of garantie met
betrekking tot de gesteldheid van de zeebodem op de locatie van de
Maasvlakte 2. Ten aanzien van de mogelijke nadeelcompensatie is afgesproken
dat het HbR de eventuele schade vergoedt in het geval het nadeel binnen het
plangebied wordt veroorzaakt. Wat betreft de planschade en/of
nadeelcompensatie die de Staat kan ondervinden bij realisatie van de
natuurcompensatie is afgesproken dat het HbR hieraan bijdraagt.
3 Verplichtingen Staat
De verplichtingen van de Staat richten zich met name op het conditioneren
van het project en op de natuurcompensatie. Wat betreft de conditionering
neemt de Staat een inspanningsverplichting op zich de PKB+ te herstellen en
publiekrechtelijke medewerking te verlenen. De Staat realiseert, beheert en
onderhoudt de duincompensatie voor de kust van Delfland, de aanleg van een
zeereep op de Brouwersdam dan wel op de landaanwinning en zorgt voor de
instelling van een zeereservaat. In afwijking van het bestuursakkoord heeft
de Staat dus ook de uitvoeringsverantwoordelijkheid voor de
duincompensatieprojecten. Hiervoor is mede gekozen vanwege de koppeling met
andere projecten zoals de zwakke schakels bij Ter Heijde, wat in lijn is
met het uitgangspunt dat de uitvoering bij die partij ligt die de risico's
het beste kan beheersen. De Staat spant zich in om de natuurcompensatie
tijdig te realiseren zodat de voortgang van de landaanwinning geen hinder
ondervindt. De Staat is echter niet aansprakelijk wanneer de inspanningen
onvoldoende resultaat opleveren.
4 Projectbeheersing
Het HbR heeft zich te houden aan de PKB+, het toetskader en de in bijlage 2
verwoorde projectbeschrijving. Het HbR zal tweemaal per jaar een
uitgebreide rapportage aan de Staat opleveren over de uitvoering van het
project. Jaarlijks zullen auditrapporten worden opgesteld en een
geactualiseerde inventarisatie van de risico's en beheersing daarvan. Ook
heeft de Staat het recht om steekproefsgewijs aspecten van de voorbereiding
en realisatie te toetsen. Indien uit de informatie blijkt dat de voortgang
niet verzekerd is, kan de Staat daaraan consequenties verbinden,
bijvoorbeeld het opschorten van de betaling.
5 Aanbesteding
Wat betreft de aanbesteding is in het bestuursakkoord overeengekomen dat
het HbR een aanbestedings- en contracteringsstrategie zal kiezen, die leidt
tot 'innovatieve aanbesteding'. De keuze voor de aan te besteden
contractvorm en de wijze van aanbesteden door het HbR wordt gemaakt op
basis van de bedrijfseconomisch meest aantrekkelijke aanbestedingsvorm.
Hierbij is de rol van de staat er een op relatieve afstand. Het HbR is
verantwoordelijk voor aanbesteding en resultaat. Het HbR is verplicht er
zorg voor te dragen dat de beheersing van risico's zo is ingericht dat de
Staat op afstand kán blijven. Het HbR is daarvoor verantwoordelijk en
informeert de Staat over de gemaakte keuzes in het licht van het
bestuursakkoord en de uitwerkingsovereenkomst. De Staat is, vooral ook in
zijn hoedanigheid als aandeelhouder, geïnteresseerd in de aanbesteding
aangezien de kosten van de aanleg bepalend zijn voor het te generen
rendement. Dit zal vanaf het moment van deelneming een rol spelen. Het HbR
is voornemens om de aanbestedingsprocedure op korte termijn - begin
september 2005 - te starten. Zoals reeds met Uw Kamer besproken (tijdens AO
Zeehavens op 18 mei 2005) zal deze vroege start van de procedure alleen
mogelijk zijn onder de conditie dat geen sprake is van onomkeerbare
besluiten. Daarbij wordt richting derden te allen tijde door het HbR
aangegeven dat een en ander plaatsvindt onder het voorbehoud van een
herstelde PKB+.
6 Beheer en onderhoud
Partijen hebben nadere afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud
tijdens en na de aanleg. Tijdens de aanleg zal het HbR het onderhoud aan de
bestaande en aan de nieuwe buitencontour verrichten. Hiervoor ontvangt het
HbR een bijdrage op jaarbasis van de Staat. Overeengekomen is dat het
onderhoud aan de nieuwe buitencontour na oplevering voor een instel- en
onderhoudsperiode van 10 jaar bij het HbR ligt en door het HbR zal worden
bezien of dit wordt meegecontracteerd naar de aannemer. Hiertoe ontvangt
het HbR gedurende deze instel- en onderhoudsperiode een additioneel bedrag
per jaar. Na afloop van deze periode en na overdracht van de buitencontour
neemt de Staat het onderhoud hiervan weer over van het HbR.
7 Achterlandverbindingen
De aanleg van de Maasvlakte 2 heeft gevolgen voor de belasting van de
achterlandverbindingen, met name de A15. Om de capaciteit van de A15 tot
2020 op orde te krijgen, is vanuit PMR een bedrag van 300 miljoen euro
gereserveerd als bijdrage aan het totale investeringspakket voor de A15.
Voor de periode na 2020 moet opnieuw naar de capaciteit van de
achterlandverbindingen worden gekeken. Dit laat onverlet dat de normering
wat betreft luchtkwaliteit mogelijk een groot knelpunt oplevert, dat in het
kader van het PKB+ herstel wordt opgepakt.
II 750 hectare natuur- en recreatiegebied
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de wijze waarop het
deelproject 750ha zal worden uitgevoerd.
1 Verantwoordelijkheden
De provincie Zuid-Holland is formeel verantwoordelijk voor de realisatie
van het gehele deelproject, maar met name voor de uitvoering van het gebied
Midden-IJsselmonde (600ha). Tevens draagt de provincie zorg voor de
coördinatie van de voorbereiding en de uitvoering van de onderdelen en de
projectbeheersing van de uitvoering. De gemeente Rotterdam en stadsregio
Rotterdam zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van respectievelijk
de deelgebieden Schiezone, Schiebroekse en Zuidpolder en de Groene
Verbinding.
2 Risicoverdeling
De risico's voor de uitvoering worden, binnen het projectbudget, gedragen
door de uitvoerende partij van een deelgebied. Voor een aantal specifieke
situaties is een andere voorziening opgenomen, zoals specifieke wijzigingen
in wet- en regelgeving (Staat), wijzigingen in de PKB+ (Staat), wijzigen
contouren kabel- en leidingenstraat (wie wijzigt, betaalt),
planschade/nadeelcompensatie (aansluiten bij reguliere wet- en regelgeving:
partijen spannen zich in de kosten hiervoor zo laag mogelijk te houden),
onvoorziene omstandigheden (overleg), vernietiging van de PKB+ (gemaakte
kosten zullen naar rato verdeeld worden), geen publiekrechtelijke
medewerking (partijen treden in overleg).
De Staat geeft een bijdrage aan het projectbudget. De uitvoerende partijen
voeren het project budgetgestuurd en budgetneutraal uit. De
kostenonderbouwing en de risicoanalyse van de uitvoerende partijen zijn
door de onafhankelijke auditor adequaat bevonden.
3 Verplichtingen Staat
De Staat neemt een inspanningsverplichting op zich de PKB+ te herstellen.
De provincie Zuid-Holland voert overigens de regie over het onderzoek
omtrent het herstel van de concrete beleidsbeslissingen 750 ha. Tijdens de
uitvoering van het deelproject heeft de Staat geen verplichtingen.
4 Projectbeheersing
De uitvoerende partijen hebben zich te houden aan de
uitwerkingsovereenkomst en het toetskader (geoperationaliseerde PKB). Het
toetskader beschrijft de eisen waaraan het project moet voldoen en vormt
daarmee het gedeelde beeld als operationalisering van de PKB+. Het
toetskader is bewust ruim van opzet om de uitvoerende partijen de
flexibiliteit te geven het project, uiteraard binnen de kaders van de PKB+
PMR, uit te voeren.
Binnen 2 jaar na ondertekening van de uitwerkingsovereenkomsten zullen de
uitvoerende partijen een uitvoeringsprogramma voorleggen met het verwachte
en het minimale verloop van grondverwerving, inrichting en beheer en de
verhouding tussen de functies natuur, recreatie en agrarisch grondgebruik.
Het uitvoeringsprogramma en het toetskader zal de Staat gebruiken bij de
vijfjaarlijkse toetsing.
Via halfjaarlijkse voortgangsrapportages zal de provincie Zuid-Holland
namens de uitvoerende partijen de Staat - het ministerie van LNV -
informeren over de kwantiteit en kwaliteit van de uitvoering, de realisatie
binnen 15 jaar, de besteding van middelen, het interactief proces, de
eventuele politieke knelpunten en bijsturing op voornoemde onderdelen, de
risico's en de beheersing daarvan. Indien uit de informatie blijkt dat de
uitwerkingsovereenkomst niet wordt nageleefd en daarmee de voortgang niet
verzekerd is, kan de Staat daaraan (financiële) consequenties verbinden.
5 Bijzonderheden
In de brief aan uw Kamer van april 2005 hebben wij aangekondigd voornemens
te zijn het deelproject 750 ha na parlementaire behandeling en goedkeuring
van de PKB+ deel 3 te laten starten met no regret maatregelen. Het betreft
onder meer de aankoop van gronden waar zich daartoe mogelijkheden voordoen.
Dit betekent dat er nog geen onomkeerbare besluiten zullen worden genomen,
maar dat al wel een eerste start kan worden gemaakt met de uitvoeringsfase.
III Uitwerkingsovereenkomst Bestaand Rotterdams Gebied
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de wijze waarop de projecten
in het bestaand Rotterdams gebied zullen worden uitgevoerd:
1 Verantwoordelijkheden
De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor de realisatie van het
deelproject Bestaand Rotterdams Gebied (BRG) en daarmee van de BRG-
projecten. Het HbR zal hierbij feitelijk zorgdragen voor nakoming van een
deel van de verplichtingen die Rotterdam heeft. Rotterdam is te allen tijde
aanspreekpunt voor de Staat. ROM-Rijnmond is verantwoordelijk voor de
monitoring en evaluatie van de BRG-projecten, waarvoor in samenspraak met
de Staat criteria zijn opgesteld.
2 Risicoverdeling
Alle risico's zijn voor Rotterdam met uitzondering van aanpassingen van
specifieke wet- en regelgeving (Staat), wijzigingen van scope (wie wijzigt,
betaalt), in geval van ernstige onvoorziene omstandigheden (overleg) en de
mogelijkheid dat de bijdragen van partijen minder bedraagt dan het totaal
van 80 miljoen euro (overleg).
3 Financiering
BRG bestaat uit intensiveringsprojecten en leefbaarheidsprojecten. Met de
intensiveringsprojecten heeft Rotterdam zich verplicht 200 hectare
ruimtewinst (voor een bedrag van maximaal 176 miljoen euro) te boeken in
het bestaande havengebied. Volgens de begroting worden de
leefbaarheidsprojecten voor 76 miljoen euro gedekt door bestaande
subsidieregelingen van de Staat, Rotterdam of andere bronnen, voor 7,155
miljoen euro door bijdragen/subsidies van de stadsregio Rotterdam en voor 8
miljoen euro door bijdragen/subsidies van de provincie Zuid-Holland. Het
resterende bedrag van 64,845 miljoen euro wordt gedekt door 50% bijdrage
van de Staat en 50% bijdrage Rotterdam, beide gemaximeerd op 32 miljoen
euro (alle bedragen prijspeil 2002).
4 Projectbeheersing
Rotterdam zal jaarlijks aan de Staat - vertegenwoordigd door het ministerie
van VROM - rapporteren over de inhoudelijke voortgang, de financiële stand
van zaken en wijzigingen die zijn aangebracht ten aanzien van voorgenomen
BRG-activiteiten.
De Staat zal een vijfjaarlijkse evaluatie uitvoeren of de uitvoering
conform de afspraken in de overeenkomst plaatsvindt.
5 Bijzonderheden
In de brief aan uw Kamer van april 2005 hebben wij aangekondigd voornemens
te zijn het deelproject BRG na parlementaire behandeling en goedkeuring van
de PKB+ deel 3 te laten starten. Er zullen geen onomkeerbare besluiten
worden genomen, maar wel wordt een start gemaakt met de uitvoeringsfase.
-----------------------
TK 2004-2005, 24691, nr 59 d.d. 22 april 2005
TK 2004-2005, 24691, nr. 60 d.d. 23 mei 2005
TK 2004-2005, 29283, nr 22 d.d. 22 maart 2005
Voor de vergelijkbaarheid zijn alle bedragen weergegeven in miljoenen
euro en op basis van de prijspeilen 2002 en 2005. Voor de BTW ten behoeve
van de openbare infrastructuur (i.c. de buitencontour) is op eergegeven in
miljoenen euro en op basis van de prijspeilen 2002 en 2005. Voor de BTW
ten behoeve van de openbare infrastructuur (i.c. de buitencontour) is op
basis van prijspeil 2002 een bedrag gereserveerd van E 125 miljoen euro (E
133 miljoen euro pp 2005). Eventuele afwijkingen ten opzichte van vermelde
bedragen in Bestuursakkoord en Uitwerkingsovereenkomsten kunnen - tenzij
separaat toegelicht - worden verklaard op grond van overeengekomen
indexeringsafspraken.
Inclusief 8 miljoen euro indexeringscorrectie van 2011 naar 2012.
GS PZH gaan een inspanningsverplichting aan om Rotterdam in de
gelegenheid te stellen daartoe beschikbare budgetten en subsidieregelingen
van de Provincie te benutten voor BRG.
TK 2004-2005, 24691, nr. 60 d.d. 23 mei 2005
Ministerie van Verkeer en Waterstaat