Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

persbericht

Nummer:
47

Directie:
voorlichting


01-09-2005

Status:
informatie

Toespraak staatssecretaris Rutte bij de opening hogeschool jaar aan Fontys Hogescholen te Eindhoven

Beste mensen, Ik wil hier beginnen met enkele uitspraken van docenten van Fontys Hogeschool Elektrotechniek. Het zijn veelzeggende uitspraken die deze docenten de afgelopen tijd deden in gesprekken met mensen van OCW.
`Ik ben destijds begeistert in dit vak gestapt. En ik ben nu nog steeds begeistert.'

`Studenten moet je aanvoelen. Als je dat doet, krijg je zoveel van ze terug!'

`Niet afwachten, maar zélf het initiatief nemen - dan is docent-zijn het allermooiste vak.'

`Het moet je eigen ding zijn, de boel `faken', daar prikken ze zo doorheen.'

`Wie met een goed plan komt, krijgt bij Fontys echt alle ruimte.'

Wat me opvalt, is het enthousiasme. Het elan.
Ik proef dat het hier bij Fontys goed gaat met de ruimte voor de mensen op de vloer, de professionals.

En, beste mensen, ik ben daar blij mee.
Ik constateer dat we een belangrijke omslag aan het maken zijn. We zijn er nog lang niet, maar we zijn wél goed op weg.

Onderwijs, en dan met name hoger onderwijs, heeft niet alleen een economische, maar ook een belangrijke maatschappelijke functie.

Onderwijs is namelijk essentieel bij het verhogen van het maatschappelijke vertrouwen. En bij het versterken van een gemeenschappelijk gevoel waardoor culturele verschillen verkleind worden.
Onderwijs zie ik als de hofleverancier van de sociale cohesie. In het onderwijs kunnen jonge mensen oefenen in rekening houden met elkaar.
Het leert hen oog te hebben voor feiten en voor proporties. Kritisch na te denken en tijd te nemen voor reflectie.

Onderwijs heeft, zo vind ik, daarom een essentiële taak bij het creëren van bezieling, vertrouwen, optimisme en nieuwe ambitie in Nederland.
Zonder de economische functie van het onderwijs te kort te willen doen, kan die maatschappelijke rol wat mij betreft niet genoeg benadrukt worden.

Vanuit dat perspectief kan studeren dus nooit een nevenactiviteit zijn.
Nooit iets zijn dat je er maar een beetje bij doet. Vanuit dat perspectief moet de hele gemeenschap van hoger onderwijs, dus docenten, studenten, maar óók bijvoorbeeld de verenigingen, in het teken staan van die bezieling en die vorming.

Want alleen zulk onderwijs prikkelt mensen het beste uit zichzelf te halen.
Uit persoonlijke verantwoordelijkheid.
En uit maatschappelijke verantwoordelijkheid.

En bij zulk onderwijs, onderwijs dat mensen aanspoort het beste uit zichzelf te halen, kan de student geen passieve consument zijn. Daar moet de student centraal staan.
Zulk onderwijs kan alleen bestaan met vertrouwen in en respect voor de professionals: dat zijn geen uitvoerders die voortdurend gecontroleerd moet worden, maar bekwame en inspirerende vakmensen.

Met zulk onderwijs krijgen we een generatie mensen die economisch van waarde zijn en bovendien in staat zijn het maatschappelijk debat van morgen te bepalen.
Alleen door dergelijke maatschappelijke functies op waarde te schatten kan het onderwijs zijn economische functie optimaal vervullen.

Kijken we naar die economische functie, dan zien we dat het hbo een centrale rol speelt bij het versterken van de innovatiekracht van de Nederlandse economie en de verhoging van de productiviteit. De afgelopen decennia was dat vooral doordat deze sector hoger onderwijs bereikbaar maakte voor grote groepen jongeren - vooral dankzij de herkenbare en concrete oriëntatie op de latere professie. En wat we nu zien, is dat de hogescholen zich langzaamaan verbreden: geleidelijk maken hogescholen de omslag van pure onderwijsinstelling naar kennisinstituut met ook ruimte voor toegepast onderzoek. Met de komst van lectoraten en op het midden- en kleinbedrijf gerichte innovatieprojecten, wordt deze ontwikkeling van hogescholen als laagdrempelige kennisinstituut verder gestimuleerd. Door het aantal lectoraten in de komende jaren verder uit te breiden en door het realiseren van meer innovatieve projecten kunnen hoge scholen zich steeds nadrukkelijker profileren als écht kennisnetwerk. Dé plaats waar studenten worden opgeleid en begeleid. En waar actuele kennis wordt uitgewisseld met bedrijven en instellingen.

Zo'n kennisinstituut moet zich daarbij richten op studenten met allerlei verschillende achtergronden.
Jongeren.
Maar ook mensen met een baan.
Waarbij de elders verworven competenties en flexibele toelating steeds belangrijker zullen worden.
Net zoals een differentiatie van het onderwijsaanbod. Enerzijds kortere maatwerkprogramma's als onderdeel van de bacheloropleidingen (zoals bijvoorbeeld de associate degrees). En anderzijds honours programma's voor studenten die meer uitdaging zoeken.

Deze omslag naar kennisinstituut kan niet zonder een meetbare versterking van de kwaliteit en de kwaliteitszorg. Dat is ook vastgelegd in de Prestatieagenda die ik heb afgesloten met de HBO-raad.
Bij deze kwaliteitsslag zijn het de docenten die de bepalende factoren zijn. Studentgerichtheid en vraagoriëntatie, competentiegericht leren en de ontwikkeling van het major-minor concept: ze stellen nieuwe en hoge eisen aan de docenten.
Daarom moet niet alleen geïnvesteerd in de uitbreiding van het aantal lectoraten, maar óók in het aantal gepromoveerde docenten aan hogescholen.

Dat wij de economische functie en de daarbij nodige overgang naar kennisinstituut serieus nemen blijkt wel uit ons beleid. U kent de belangrijkste beleidspunten:
o Uitbreiding van de financiering van lectoren en kenniskringen (jaarlijks bedrag dat in 2008 oploopt tot ruim EUR 50 mln.) o Financiering van samenwerking aan innovatie tussen hogescholen en het MKB (de RAAK-regeling). Plus vanaf volgend jaar een vergelijkbare regeling die zich specifiek richt op maatschappelijke sectoren (ca. EUR 4 mln. per jaar)
o Promotievouchers van jaarlijks EUR 25.000 voor hbo-docenten (in 2006 kunnen 40 docenten met zo'n voucher aan de slag, loopt op tot 200 in 2009)
o Stimuleren van Erkenning Verworven Competenties bij hogescholen. o Flexibele toelating: studenten toelaten zonder de wettelijk vereiste vooropleiding (experiment waar Fontys nu mee gestart is, ik kom daar nog op terug)
o En het stimuleren van honours programma's voor talentvolle, extra gemotiveerde studenten aan hogescholen (`Ruim baan voor talent')

En dat dit beleid z'n vruchten afwerpt, is, zeker hier bij Fontys, onmiskenbaar.
Fontys is heel nadrukkelijk en zeer voortvarend bezig met de omvorming van hogeschool naar kennisinstituut. Er wordt zelfs wel gezegd dat ze hier ver voor de muziek uitlopen.
o U heeft - en dat is bepaald niet onopgemerkt gebleven - dit voorjaar `enthousiaste' promovendi geworven. Voor maar liefst 31 promovendi heeft u met ingang van deze maand geld vrij gemaakt. o U zet als eerste uw poorten open voor studenten die geen wettelijk vereiste vooropleiding hebben. En geeft zo concrete invulling aan de `flexibele toelating'.

Al deze ontwikkelingen zijn van harte toe te juichen. Ik vind het prachtig dat Fontys ambitie heeft en zo voortvarend is! In tal van opzichten belichaamt u hier de Prestatieagenda 2005.

Het merendeel van uw promovendi (27 van de 31) doet de promotie bij een Nederlandse universiteit. Ik begrijp echter van u en vooral van bepaalde universiteiten dat het niet eenvoudig is om in alle gevallen duidelijkheid te krijgen over de inspanning die door de universiteit/promotor in dat verband wordt geleverd. Tegen deze achtergrond moeten we meer werk maken van een goede samenwerking tussen universiteiten en hogescholen. Daarom voer ik daarover nu gesprekken met de VSNU en de HBO-raad.

Verder wil ik benadrukken dat het hbo een duidelijke eigen rol en functie heeft binnen het hoger onderwijs.
Het moet dan ook niet zo zijn dat deze instellingen universiteitje gaan spelen.
Het onderzoek bij de hogeschool is wezenlijk anders dan onderzoek bij de universiteiten.
Onderzoek hier komt voort uit vragen vanuit het bedrijfsleven en van maatschappelijke organisaties.
En het is primair gericht op de innovatie van de beroepspraktijk. Onderzoek bij de universiteit heeft een veel breder spectrum: dat gaat van zuiver nieuwsgierigheid gedreven onderzoek tot en met strategisch toepassingsgericht onderzoek en op valorisatie gerichte activiteiten.

Beste mensen,
Hier bij Fontys en bij de andere hbo-instellingen gebeurt veel. Heel veel.
Er zijn tal van nieuwe ontwikkelingen.
En zeker de ontwikkelingen die ik zojuist schetste, waardeer ik enorm. Omdat ze draaien om de docent en de kwaliteit van het onderwijs. Het biedt kansen voor docenten om professioneler te worden, meer aan onderzoek te doen en tot verdieping van hun vak te komen.

Voor de zogenaamde Begeisterungsagenda voeren mensen van het ministerie op dit moment gesprekken met hbo-docenten. Ik opende daar zojuist deze bijdrage mee.
Dat doen we om beter inzicht te krijgen in hoe we kunnen komen tot geïnspireerder onderwijs.
Het moet duidelijk worden welke belemmeringen er zijn voor docenten om hun vak met nog meer enthousiasme uit te oefenen. Hoe we de kwaliteit van het docentencorps kunnen verhogen, zodat ze beter in staat zijn studenten uit te dagen en te prikkelen. Het besef moet doorbreken dat het in het onderwijs niet om Maria van der Hoeven of Mark Rutte gaat. Ook Norbert Verbraak, sorry Norbert, is niet belangrijk. Het gaat om de docent, die moet zijn werk kunnen doen. Dit staat voor mij komend jaar voorop: het moet het jaar van de docent worden.

Dat kan door het geven van meer ruimte en vertrouwen. Daarom gaan we door met het schrappen van regels voor het hoger onderwijs in de nieuwe wet.
Maar die ruimte is er dus voor de werkvloer.
Deregulering door de overheid mag dan ook absoluut niet leiden tot nieuwe regels van de besturen en de managers.

Verder moet vertrouwen ook echt vertrouwen betekenen. We moeten dus niet doorschieten in allerlei controles. En bij de controles die er zijn, gaat het om de kwaliteit en de inhoud van het onderwijs.

Bij alles wat we doen, moeten we ons steeds het doel voor ogen houden. Ons voortdurend focussen op waar het allemaal om draait. Namelijk het onderwijsproces tussen docent en student. En tussen student en student.
Dat proces moeten we de ruimte en het vertrouwen geven. Zodat de vonken knetterend kunnen overslaan.
En studenten vol inspiratie en trappelend van enthousiasme de school verlaten om al het geleerde - en dat is méér dan kennis, dat is ook de juiste attitude -
om al het geleerde, in de praktijk te brengen.

Ik wens u een mooi studiejaar toe!


01-09-2005
Ministerie van OCW
Rijnstraat 50
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
T: 070 412 34 56
F: 070 412 34 50
E: ocwinfo@postbus51.nl