Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer derStaten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag Directie Integratie Europa Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum29 augustus 2005BehandeldGJ Bijl de Vroe
KenmerkDIE-285/05Telefoon070 - 348 5005

Blad 1/6 Fax 070 - 348 6381

Bijlage(n)gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl

BetreftGeannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 1-2 september 2005

Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 1-2 september 2005.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B. Bot

Geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 1 en 2 september 2005

Iran
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over Iran, in het bijzonder over het nucleaire dossier. Nadat Iran het voorstel van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (hierna genoemd de E3) voor een langetermijnoplossing voor een vreedzaam Iraans nucleair energie- en onderzoeksprogramma van de hand had gewezen, kwam de IAEA Bestuursraad op 11 augustus unaniem een resolutie overeen, waarin een eensgezinde boodschap van ernstige zorg werd uitgesproken en Iran werd opgeroepen opschorting van conversie-activiteiten te herstellen. Directeur Generaal IAEA El Baradei is verzocht rapport uit te brengen vóór 3 september aanstaande. De volgende reguliere IAEA Bestuursraad van 19-23 september zal zich naar alle waarschijnlijkheid buigen over dat rapport. Dat zal voorlopig de laatste Bestuursraad zijn waar Nederland zitting in heeft. Na de IAEA "General Conference" (26-30 september) eindigt het tweejarig Nederlands lidmaatschap.

De E3 heeft aangegeven dat de aan het begin van deze maand aangenomen resolutie de basis zou kunnen zijn voor de hervatting van de onderhandelingen, mits Iran gehoor geeft aan de oproep van de internationale gemeenschap. Nederland heeft Iran hiertoe opgeroepen en heeft zijn standpunt over de Iraanse nucleaire kwestie andermaal aan Iran overgebracht. Daarenboven heeft Nederland zijn zorgen over de mensenrechtensituatie nadrukkelijk onder de aandacht gebracht.

Nederland meent dat niet nakomen van het Akkoord van Parijs en de IAEA-resoluties door Iran consequenties zou moeten hebben, zoals doorverwijzing van de kwestie naar de VN-Veiligheidsraad.

Russische Federatie
Het Voorzitterschap heeft aangegeven tijdens de lunch in algemene zin aandacht te willen vragen voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie, mede met het oog op de EU-Rusland Top in oktober a.s. Het beeld van deze betrekkingen is gemengd: enerzijds worden wederzijds gedeelde belangen steeds duidelijker zichtbaar (van economische samenwerking tot terrorismebestrijding), anderzijds is er een uiteenlopende waardering van ontwikkelingen in diverse buurlanden van Rusland, m.n. Oekraïne en Georgië, alsook ten aanzien van de respectering van mensenrechten in Rusland zelf.

Uitbreiding
Het Voorzitterschap wil de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken benutten om de posities van de lidstaten te verkennen ten aanzien van de opening van toetredingsonderhandelingen met Turkije op 3 oktober 2005. Daarbij zal naar verwachting ook worden gesproken over het ontwerp-raamwerk dat voor deze onderhandelingen is opgesteld. De vraag die door de ministers zal worden besproken is of Turkije de afspraken, gemaakt door de Europese Raad op 17 december 2004, is nagekomen. Voor zover thans van Nederlandse kant kan worden overzien, doetde Turkse verklaring bij de ondertekeing van het Protocol met de EU, in formele zin,niet af aan de betekenis van de ondertekening. In politieke zin is de verklaring, hoewel die geen nieuwe elementen bevat, evenwel teleurstellend. Nederland vindt dat de Turkse verklaring niet onbeantwoord kan blijven en is voorstander van een EU-verklaring. Met een dergelijke reactie op de Turkse verklaring kan ook tegemoet worden gekomen aan lidstaten die nog bedenkingen hebben ten aanzien van het openen van onderhandelingen op 3 oktober a.s. In de betreffende EU-verklaring dient te worden verwezen naar het belang van ondertekening van het Ankara Protocol door Turkije, de laatste eis waaraan nog moest worden voldaan voorafgaand aan de start van onderhandelingen. In de verklaring moet de Unie verder duidelijk maken dat zij deze ondertekening ziet als een eerste stap in het proces van normalisatie van de betrekkingen tussen Cyprus en Turkije. Tevens dient te worden benadrukt dat afspraken moeten worden nagekomen en dient Turkije te worden opgeroepen het protocol spoedig te ratificeren en te implementeren. De EU-verklaring dient nogmaals te benadrukken dat de toetreding van Turkije tot de EU niet mogelijk zal zijn zonder de erkenning van Cyprus. In de EU-verklaring moeten echter geen nieuwe voorwaarden (erkenning van Cyprus) worden opgenomen voor het openen van toetredingsonderhandelingen. De EU geeft hiermee aan dat zij zich houdt aan de gemaakte afspraken en een betrouwbare partner wil zijn. Eenkoppelingvan deze kwestie met het beginnen van toetredingsonderhandelingen met Kroatië is wat Nederland betreft niet aan de orde. Beide landen moeten op eigen merites beoordeeld worden, volgens de individuele afspraken die daarover door de EU met deze landen zijn gemaakt.

Het Voorzitterschap wil de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken tevens benutten om de posities van de lidstaten te verkennen hoe verder te gaan met het uitbreidingsproces in het algemeen, in het licht van de resultaten van de referenda in Frankrijk en Nederland en de conclusies van de Europese Raad in juni 2005. Onder dit agendapunt zou ook kort de voortgang aan de orde kunnen komen met betrekking tot de hervormingsinspanningen van Bulgarije en Roemenië, met het oog op toetreding van deze landen op 1 januari 2007.

In het algemeen vindt Nederland dat de zorgen van de burger over het uitbreidingsproces, zoals onder meer tot uitdrukking gekomen in de uitslag van het referendum over het Grondwettelijk Verdrag, beter moet worden meegenomen in de besluitvorming van de Raad. Tegelijkertijd is Nederland van mening dat bestaande uitbreidingsprocessen niet moeten worden ondermijnd. De voortgang van de hervormingsprocessen in deze landen als ook de geloofwaardigheid van de Unie, zowel tegenover de betrokken kandidaatlidstaten als tegenover de Nederlandse en Europese burger, staan op het spel. Nederland hecht derhalve aan het respecteren en naleven van bestaande afspraken, zowel van de kant van de EU als van de kandidaatlidstaten en lidstaten met toetredingsperspectief. Nederland vindt dat de EU hierop streng moet blijven toetsen.

Wat betreft Roemenië en Bulgarije geldt ook dat bestaande afspraken moeten worden gerespecteerd en nageleefd. Dat betekent dat wat Nederland betreft Bulgarije en Roemenië, mits zij daar klaar voor zijn en alle noodzakelijke hervormingen op tijd hebben kunnen implementeren, op 1 januari 2007 zullen toetreden tot de EU. Voor oordeelsvorming daaromtrent meent Nederland dat eerst de voortgangsrapportage van de Commissie, aangekondigd op 25 oktober 2005, moet worden afgewacht. Dan zal ook duidelijk kunnen worden of de recente politieke ontwikkelingen in beide landen gevolgen hebben voor het hervormingsproces, en zo ja welke.

Westelijke Balkan
De informele Raad zal naar verwachting kort spreken over de landen van de Westelijke Balkan. Nederland is gecommitteerd aan het geconditioneerde toetredingsperspectief van deze landen dat door de EU werd bevestigd tijdens de Top van Thessaloniki van juni 2003. Tegelijkertijd is Nederland van mening dat de EU de betrokken landen streng zal moeten toetsen op gestelde voorwaarden en op implementatie van gemaakte afspraken, vooral op het gebied van volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY), regionale samenwerking en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad.

Wat betreft Kroatië zal Nederland aangeven vast te blijven houden aan de eis van volledige samenwerking met het ICTY als voorwaarde voor het openen van toetredingsonderhandelingen. Het oordeel van de Hoofdaanklager van het Tribunaal, mevrouw Del Ponte, is hierbij van groot belang.Een koppelingvan deze kwestie met het beginnen van toetredingsonderhandelingen met Turkije is wat Nederland betreft niet aan de orde. Beide landen moeten op eigen merites beoordeeld worden, volgens de individuele afspraken die daarover door de EU met deze landen zijn gemaakt.

De Raad zal tevens spreken over Kosovo. Nederland meent dat de EU zich spoedig zal moeten gaan beraden op de rol die de Unie in de toekomst in Kosovo wil spelen. Nauwe afstemming met de VN, de NAVO en de OVSE is hierbij van groot belang.

Aviaire influenza (vogelpest)
Dit onderwerp zal op verzoek van Frankrijk worden besproken.

Verdrag inzake Wapenhandel
In 2003 ging een internationale campagne van NGO's van start voor een betere regulering van, en controle op, internationale wapenexporten. Gestreefd wordt naar een internationaal wapenhandelverdrag, een 'Arms Trade Treaty' (ATT). Het ATT zou beperkende regels moeten stellen aan de uitvoer van (conventionele) wapens naar landen waar het risico bestaat dat ze zullen worden gebruikt voor grove schendingen van de mensenrechten en van het internationale humanitaire recht.

Nederland heeft tot nu toe actief deelgenomen aan diverse voorbereidende besprekingen van NGO's en andere geïnteresseerde landen. De Nederlandse regering is voorstander van internationaal bindende afspraken over de uitvoer van wapens, waaronder toetsing van wapenexporten aan bepaalde minimumnormen. Het is van belang dat een dergelijk verdrag ondersteund wordt door zoveel mogelijk landen, waaronder met name grote wapenexporteurs als China en de Russische Federatie (RF). Een internationaal verdrag waarbij de grote wapenexporterende landen geen partij zijn, heeft in Nederlandse ogen onvoldoende toegevoegde waarde.

Voor veel landen, waaronder China, de RF en de VS, is een (juridisch bindend) internationaal verdrag echter nog een brug te ver. Juist op het gebied van wapenexportbeleid zijn veel landen huiverig om de nationale beleidsvrijheid in te perken. Gelet hierop zou, in de Nederlandse visie, als tussenstap naar een internationaal verdrag kunnen worden gewerkt aan een politiek bindend instrument, bijvoorbeeld een in VN-kader te ontwikkelen internationale richtlijn die ten grondslag dient te liggen aan de export van wapens. Op termijn zou een en ander dan kunnen worden vastgelegd in een verdrag.

Het Voorzitterschap beoogt met bespreking tijdens Gymnich op politiek niveau overeenstemming te bereiken over steun van de Unie als geheel voor het ATT-initiatief. Vervolgens zou een Gemeenschappelijk Standpunt kunnen worden uitgewerkt, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Raad. Dit Gemeenschappelijk Standpunt is dan de basis voor het verdere streven van de Unie naar de totstandkoming van een wapenhandelverdrag.

Illegale migratie
Op verzoek van Malta en Italië zal het Voorzitterschap ruimte bieden voor bespreking van dit punt. Beide landen hebben al langere tijd te maken met een toestroom van illegale immigranten via de Middellandse Zee en vragen bij herhaling aandacht hiervoor binnen de EU. Met Malta en Italië is Nederland, net als de meeste lidstaten, van mening dat de problematiek van illegale immigratie in de Middellandse zee-regio een brede Europese aanpak vergt. Het Haags Programma biedt hiervoor verschillende aanknopingspunten, bijvoorbeeld voor de versterking van zowel de interne EU-samenwerking als de samenwerking met derde landen, de bestrijding van mensensmokkel- en handel, grensbewaking en capaciteitsopbouw voor migratiebeheer en vluchtelingenbescherming. Voor Nederland is het belangrijk dat verdergaande samenwerking met derde landen vormgegeven wordt binnen bestaande kaders, zoals het nabuurschapsbeleid, en dat verplichtingen onder het VN Vluchtelingenverdrag worden nageleefd.

MOVP
De Raad zal tijdens de Gymnich-bijeenkomst bezien hoe aan de door Israël uitgevoerde succesvolle terugtrekking uit de Gazastrook en delen van de noordelijke Westoever politiek en economisch follow-up kan worden gegeven. Een ''Gaza first and last''-scenario kan immers niet de basis zijn van een duurzame vredesregeling. De EU is als lid van het Kwartet (EU, VN, VS, Rusland) goed gepositioneerd om het vredesproces een nieuwe impuls te geven en een terugkeer naar het onderhandelingsproces te bewerkstelligen op basis van de Roadmap. Onlosmakelijk daarmee verbonden is de vraag hoe de internationale gemeenschap, en de EU als de grootste donor aan de Palestijnen, op effectieve wijze kan bijdragen aan de wederopbouw van een Gaza-economie die onderhevig blijft aan Israëlische beperkingen (volledige controle van de buitengrenzen).