Time : 10:31:34 AM
Date : Wednesday, August 31, 2005
Sender Name: Bureau fédéral du Plan
De macro-economische vooruitzichten 2005-2011 voor de wereldeconomie:stabiele groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan
Het Federaal Planbureau presenteert voor de eerste maal een
vooruitzicht voor de wereldeconomie; deze vooruitzichten verschijnen
in het eerste nummer van de nieuwe publicatie "The NIME Economic
Outlook for the World Economy" en bestrijken de periode van 2005 tot
2011. Deze nieuwe publicatie zal ieder jaar in januari en augustus
verschijnen.
In 2004 was de economische groei wereldwijd bijzonder sterk, terwijl
de inflatie in de voornaamste zones van de wereldeconomie laag bleef.
Voor de periode 2005-2011 wordt verwacht dat de globale economische
groei sterk zal blijven maar dat de externe onevenwichten zullen
toenemen, in het bijzonder in de Verenigde Staten. De vooruitzichten
tonen ook dat tegen het einde van de projectieperiode de
demografische ontwikkelingen beginnen te wegen op de groei in Japan
en, zij het in mindere mate, in de eurozone.
Een oefening m.b.t de middelangetermijnevoluties in de wereldeconomie
De internationale vooruitzichten 2005-2011 van het Federaal
Planbureau concentreren zich op de middellangetermijnevoluties. Zij
beogen geenszins een originele conjuncturele diagnose te maken voor
de jaren 2005 en 2006.
Voor het jaar 2005 baseren de vooruitzichten zich op de
lentevooruitzichten van de Europese Commissie, zij het enigszins
aangepast voor recente ontwikkelingen op de financiële markten alsook
voor voorspellingen beschikbaar in het begin van juli 2005. Voor de
periode van 2006 tot 2011 geven de vooruitzichten een inzicht in de
ontwikkelingen van de wereldeconomie op basis van de dynamiek van het
NIME-model en de hypothesen m.b.t. de trendwaarden van enkele
belangrijke variabelen zoals de productiviteitsgroei, de inflatie, de
rentevoeten en de evenwichtswerkloosheid. Hieruit volgt dus dat de
NIME-vooruitzichten voor 2006 kunnen verschillen van de
voorspellingen voor 2006 van de internationale instellingen die hun
voorspellingen baseren op kwartaalmodellen en voorlopende
indicatoren.
Het weze opgemerkt dat de kortetermijnvooruitzichten voor België van
het Federaal Planbureau gebaseerd zijn op laatst vermelde
methodologie alsmede op de meest recente informatie m.b.t. de
conjuncturele evolutie van de wereldeconomie. Derhalve kan de
volgende "Economische Begroting" voor België van het INR - die
gebaseerd is op kortetermijnvoorspellingen van het Federaal
Planbureau - gebaseerd zijn op voorspellingen voor de wereldeconomie
voor de jaren 2005-2006 die verschillen van de cijfers die in deze
vooruitzichten gepubliceerd worden.
Ondersteund door een robuuste binnenlandse vraag, volgt de economie
in de eurozone een evenwichtig groeipad tot in 2011
Het bruto binnenlands product (bbp) van de eurozone groeide met 2
procent in 2004, nadat het drie jaar na elkaar een zwakke groei had
getoond. Voor 2005 wordt verwacht dat het bbp met niet meer dan 1,5
procent zal groeien als gevolg van een verzwakte binnenlandse groei
veroorzaakt door olieprijsstijgingen. De netto- uitvoer heeft een
positieve invloed op de groei en draagt 0,1 procentpunt bij tot de
bbp-groei van de zone. De inflatie blijft hangen op de 2 procent
bovengrens van de Europese Centrale Bank, ondanks de aanhoudende
negatieve output gap.
In 2006 veert de bbp-groei op naar 2,3 procent terwijl de inflatie
vertraagt naar 1,5 procent. Deze hogere bbp-groei is in belangrijke
mate te wijten aan een verdere versterking van de privé-consumptie,
een robuuste groei van de bedrijfsinvesteringen en een 0,3
procentpunt bijdrage van de netto-uitvoer tot de groei. De
binnenlandse vraag herneemt hoofdzakelijk omwille van een versterkte
groei in de tewerkstelling die zelf het gevolg is van een verbeterde
economische activiteit in de eurozone, een gunstige evolutie van de
reële loonkost per eenheid product sinds 2004 en de groeiruimte die
ontstaan is nadat in de voorbije jaren de tewerkstellingsgroei onder
haar potentieel bleef.
Gedurende de periode 2007-2011 zal de netto-uitvoer zo goed als geen
bijdrage leveren tot de economische groei van de eurozone. Het bbp
zal jaarlijks gemiddeld toch nog met 1,9 procent groeien, ondanks een
dalende groei van de beroepsbevolking. De deflator van de
privé-consumptie stijgt gemiddeld met 1,8 procent gedurende de
periode 2007-2011 maar vertoont op het einde van de periode een
opwaartse trend. De kortetermijnrente stijgt van 2,1 procent in 2005
naar 4,1 procent in 2011, terwijl de langetermijnrente stijgt van 3,4
procent in 2005 naar 4,5 procent in 2011. Deze renteverhogingen
dragen bij tot matige inflatie in de eurozone.
De effectieve nominale wisselkoers van de eurozone apprecieert
gemiddeld met 3,1 procent, hoofdzakelijk omwille van de hogere
inflatie in de rest van de wereld. De geconsolideerde lopende
verrichtingen met het buitenland vertonen weinig beweging over de
projectieperiode, zodat het overschot op de lopende verrichtingen
gelijk is aan 0,7 procent van het bbp in 2005 en 0,8 procent van het
bbp in 2011. Deze ontwikkeling is in grote mate te wijten aan het
feit dat de effectieve reële wisselkoers onveranderd blijft en dat de
groei in de andere zones iets groter is dan in de eurozone.
Bij ongewijzigd beleid zal het fiscale tekort van de eurozone dalen
van 2,5 procent van het bbp in 2005 naar 1,2 procent van het bbp in
2011.
De westerse niet-euro EU-lidstaten kennen een stabiele groei van de
binnenlandse vraag
Het bbp van de westerse niet-euro EU-lidstaten (i.e. Denemarken, het
Verenigd Koninkrijk en Zweden) steeg met 2,8 procent in 2004 en we
verwachten, op basis van informatie beschikbaar begin juli, dat het
met 3 procent zal stijgen in 2005. De binnenlandse vraag blijft de
belangrijkste motor van de groei in 2005, terwijl de netto-uitvoer de
totale groei met 0,4 procentpunt zal verminderen, vergeleken met 0,8
procentpunt in 2004.
Gedurende de periode 2006-2011 zal het bbp van deze zone jaarlijks
gemiddeld met 2,9 procent groeien, waarbij de binnenlandse vraag voor
bijna alle groei zorgt. De inflatie blijft matig gedurende heel de
periode en vanaf 2007 stabiliseert de consumentenprijsinflatie zich
in de buurt van 1,9 procent. Deze matige inflatie laat toe dat de
rentevoeten op ongeveer 4,5 procent worden gehouden gedurende het
grootste deel van de projectieperiode.
De Amerikaanse economie vertraagt wanneer belangrijke
belastingvrijstellingen uitdoven tussen 2007 en 2011
Nadat het met 4,5 procent groeide in 2004, zal het Amerikaans bbp
naar verwachting met 3,8 procent groeien in 2005. Deze lagere groei
weerspiegelt in de eerste plaats een 0,9 procentpunt daling in de
binnenlandse vraag, aangezien de negatieve bijdrage van de
netto-uitvoer tot de totale groei vermindert van 0,8 procentpunt in
2004 tot 0,6 procentpunt in 2005. De kortetermijnrente stijgt van
gemiddeld 1,6 procent in 2004 naar gemiddeld 3,4 procent in 2005
onder druk van toenemende inflatoire spanningen. In 2006 vertraagt de
Amerikaanse groei tot 3,2 procent omdat de kortetermijnrente
bijkomend met 0,9 procentpunt wordt verhoogd.
Veronderstellend dat de huidige wetgeving en politiek onveranderd
blijven, zullen vanaf 2007 belangrijke belastingvrijstellingen
beginnen uit te doven, waardoor de groei in de privé-consumptie
vertraagt en het bbp met slechts 2,3 procent toeneemt in 2007. De
bbp-groei herstelt zich vervolgens en bereikt 3 procent in 2010, maar
de groei valt terug tot 2 procent in 2011 wanneer de belastingdruk
verder stijgt. De jaarlijkse inflatie blijft meestal onder de 2
procent gedurende de projectieperiode. Noteer verder dat bij
afwezigheid van belangrijke wisselkoersaanpassingen, de bijdrage van
de netto-uitvoer tot de algemene groei negatief blijft over de hele
projectieperiode en dat het tekort op de lopende verrichtingen met
het buitenland oploopt tot 6,6 procent van het bbp in 2011. Ondanks
de hogere belastinginkomsten vermindert het tekort op de Amerikaanse
begroting slechts zeer geleidelijk. Het begrotingstekort daalt van
3,9 procent in 2005 tot 3,2 procent in 2011, omdat bij de
verslechtering van de economische groei de overheidsuitgaven voor
werkloosheid en interesten op de openbare schuld stijgen.
Het economische herstel in Japan verzwakt onder de druk van de
toenemende vergrijzing van de bevolking
In Japan groeit het bbp met 1,2 procent in 2005, nadat het een groei
kende van 2,7 procent in 2004. Deze zwakkere groei wordt veroorzaakt
door zowel een vertraging in de binnenlandse vraag als een
opmerkelijke verslechtering in de netto uitvoer van het land. Naar
verwachting zal de groei zwak blijven in 2006. Aan de deflatie zou
een einde komen en de deflator van de privé-consumptie zou met 0,2
procent stijgen in 2006.
Gedurende de periode 2007-2011 groeit het Japans bbp jaarlijks
gemiddeld met 1,4 procent, maar de groei vertraagt tot 0,8 procent in
2011 als gevolg van de daling in de beroepsbevolking in het kader van
de vergrijzing van de bevolking. Tijdens deze periode wordt de groei
vooral gedragen door de privé-consumptie en de investeringen in
residentiële gebouwen, terwijl de bijdrage van de netto-uitvoer tot
de bbp-groei gestaag daalt als gevolg van een verslechterende
concurrentiepositie. De concurrentiepositie van Japan verslechtert
omwille van de binnenlandse prijsstijgingen vanaf 2006 en omwille van
de versterking van de nominale effectieve wisselkoers als gevolg van
de stijgende rentevoeten. De langetermijnrente stijgt van 1,3 procent
in 2005 naar 3,1 procent in 2011. De deflator van de privé-consumptie
stijgt jaarlijks gemiddeld met 1,4 procent, terwijl de bbp deflator
jaarlijks gemiddeld met 1,2 procent toeneemt. De Japanse
begrotingstekorten handhaven zich over de hele projectieperiode
aangezien verondersteld wordt dat er geen bijkomende corrigerende
fiscale maatregelen genomen worden.
" The 2005-2011 NIME Economic Outlook for the World Economy " is het
eerste nummer van een nieuwe publicatie van het Federaal Planbureau.
Naast de vooruitzichten voor de wereldeconomie bevat deze publicatie
ook een thematische studie met als titel Focus. In de Focus van dit
nummer worden de resultaten gepubliceerd van een studie over de
interactie tussen de monetaire politiek, de evolutie van de prijzen
van aandelen en de economische groei in de Verenigde Staten en de
eurozone gedurende de voorbije tien jaar. De vooruitzichten houden
rekening met informatie beschikbaar tot begin juli 2005.
Meer informatie
Eric Meyermans,
Tel.: 02/507 74 56
Patrick Van Brusselen, Tel.: 02/507 74 55
e-mail: nime@plan.be