Contactpersoon
-
Datum
31 augustus 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.005600
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Geluidsisolatie Schiphol Fase 3
Geachte voorzitter,
Als vervolg op mijn brief van 21 juni 2005 over de geluidsisolatie Schiphol
fase 3
(GIS-3) deel ik u mede dat ik heb besloten om de derde fase van het
geluidsisolatieprogramma Schiphol onder verantwoordelijkheid van
Rijkswaterstaat directie Noord Holland te laten uitvoeren.
Ik heb u reeds eerder geïnformeerd dat ik ten behoeve van mijn
besluitvorming drie varianten voor de uitvoering van GIS-3 heb onderzocht.
Het ging daarbij om een subsidievariant waarbij de eigenaar zelf
verantwoordelijk is voor de uitvoering van de geluidsisolatie van zijn
huis, een variant waarbij de luchtvaartsector de uitvoerder is en tot slot
een variant waarbij Rijkswaterstaat de uitvoeringsverantwoordelijke is.
Bij mijn afweging heb ik de uitkomst van overleggen met de
bewoners(organisaties), betrokken gemeenten, CROS, de luchtvaartsector en
de haalbaarheid van de drie varianten in financiële, juridische, wetgevende
en uitvoerende zin betrokken.
In het hierna volgende zal ik ingaan op mijn overwegingen per variant die
tot mijn besluit hebben geleid. Ik maak hierbij een onderscheid voor de
korte termijn -te weten de uitvoering van GIS-3- en de lange termijn zijnde
de uitvoering van eventuele geluidsisolatieprojecten rond de luchthaven
Schiphol na GIS-3. Bij de lange termijn kunnen dan ook -indien relevant-
de uitkomsten van de evaluatie van de Schipholbeleid en de Mainportstudie
worden betrokken.
Subsidie variant
In mijn brief van 15 september 2004 over GIS-2 heb ik op basis van de
eerste verkenningen over de vormgeving van GIS-3 laten weten dat "mijn
voorkeur vooralsnog uitgaat naar een variant waarbij de bewoner zelf
uitvoerder is".
Uit overleg met de bewoners(organisaties) is gebleken dat men zich bewust
is van het feit dat de geluidsisolatie van woningen veel specialistische
en technische kennis op het gebied van geluidsisolatie vraagt.
Bij de subsidievariant moet daarom worden voorzien in een ondersteunend
bureau voor het begeleiden van de bewoners/eigenaren in dit proces. De
eigenaar blijft echter eindverantwoordelijk. Uit de gevoerde gesprekken is
gebleken dat een deel van de bewoners bezwaar heeft tegen deze variant
omdat men de risico's die hieraan verbonden zijn niet wil of kan dragen
en/of opziet tegen de eigen inspanning.
Uit datzelfde overleg met de bewoners(organisaties) is voorts naar voren
gekomen dat een groot aantal klachten van de bewoners betrekking heeft op
het bieden van te weinig maatwerk en onvoldoende helderheid over het
verloop van het proces.
Uit nadere analyse blijken deze punten echter oplosbaar binnen de huidige
uitvoeringsorganisatie door aanpassing van de Regeling Geluidwerende
Voorzieningen (RGV)1997 (zie verder bij RWS variant).
Naast het bovenstaande zijn er de volgende redenen waarom ik uiteindelijk
niet voor de subsidievariant heb gekozen in vergelijk met de andere
varianten:
minder snelle start mogelijk doordat eerst subsidieregels en waarborgen
voor het rechtmatig gebruik ervan moeten worden opgesteld;
veel ondersteuning/expertise nodig voor het begeleiden van de
eigenaren/bewoners;
duurste variant vanwege apart bureau ter ondersteuning van bewoners;
hoge administratieve en controle last voor de overheid (toets op
rechtmatigheid);
minder doelmatig; relatief hoge voorbereidingskosten in relatie tot het
aantal verwachte deelnemers. Als gevolg van de eigen inspanning en de
eventuele financiële risico's wordt minder deelname verwacht dan bij de
andere varianten.
Sector variant
In de brief van 22 juni 2005 (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 515, nr. 86)
over het Verkeer en Waterstaat programma Beter Geregeld, staat vermeld dat
de voortgaande liberalisering van de luchtvaart leidt tot andere
verhoudingen tussen overheid enerzijds en de luchtvaartmaatschappijen en
luchthavens anderzijds. In lijn met de V&W sturingsvisie ben ik van mening
dat de luchtvaartsector de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van
het geluidsisolatieprogramma op termijn (na GIS-3) moet gaan dragen. De
eventuele vervolgfasen van het Programma Geluidsisolatie Schiphol bieden
goede kansen om -in overleg met de luchtvaartsector- de rol van de overheid
en die van de private partijen in lijn met de sturingsvisie Beter Geregeld
verder uit te werken.
Op korte termijn is echter een variant waarbij de luchtvaartsector de
uitvoering van GIS-3 voor haar rekening neemt, niet voor de hand liggend
omdat:
de luchtvaartsector aangeeft nu niet geëquipeerd te zijn om GIS-3 uit te
voeren;
de bewoners op grond van ervaringen uit het verleden nu weinig vertrouwen
hebben in een uitvoering door de luchtvaartsector;
mijn huidige eindverantwoordelijkheid bij uitvoering door de sector
moeilijk waar te maken is;
er een wetswijziging nodig is om de eindverantwoordelijkheid voor de
uitvoering van de geluidsisolatie Schiphol bij de luchtvaartsector neer te
kunnen leggen.
RWS variant
RWS heeft in 2000 de uitvoering van GIS-2 van de luchtvaartsector
overgenomen.
Tot begin van dit jaar is er veel kritiek geweest op de uitvoering van GIS-
2.
Inmiddels heeft RWS een aantal verbeteringen bij de afronding van GIS-2
doorgevoerd. De luchtvaartsector heeft aangegeven over de huidige gang van
zaken bij de afronding van GIS-2 zeer te spreken te zijn. Er zijn
aanzienlijke kostenbesparingen bereikt en het aantal klachten van -bij de
afronding van GIS-2 betrokken- bewoners is fors gedaald. De verbeteringen
hebben betrekking op:
de bedrijfsvoering, hetgeen zichtbaar is geworden door de goedkeuring welke
de Audit Dienst RWS aan Progis heeft gegeven;
het met grote zorg nakomen van afspraken met de eigenaar/bewoner;
het werken met kleinere contracten waarin de maatregelen aan de woningen
concreet worden omschreven waardoor ook een betere beheersing van de
uitvoeringsduur mogelijk wordt.
Daarnaast zal mede naar aanleiding van de opgedane praktijkervaring de
Regeling Geluidwerende Voorzieningen (RGV)1997 in overleg met mijn
collega's van VROM en Defensie worden aangepast. Gedacht moet worden aan
aanpassingen op het gebied van het bieden van meer duidelijkheid en
rechtszekerheid voor de bewoner/eigenaar en meer flexibiliteit in planning
en uitvoering.
Ook zullen bij de uitvoering bij GIS-3 de adviezen die de Algemene
Rekenkamer in haar rapport van september 2004 heeft aangedragen en nog niet
verwezenlijkt konden worden bij GIS-2 nu wel doorgevoerd kunnen worden.
Deze adviezen hebben betrekking op zaken als het bieden van duidelijkheid
over de scope, budget, maatwerk en uitvoerbare planning voor GIS-3. Deze
zaken kunnen veelal pas na aanpassing van de RGV worden geïmplementeerd. Ik
zal erop toezien dat de benodigde wijziging daarvan tijdig gereed is, zodat
er in 2006 met de uitvoering van GIS-3 kan worden gestart.
Naast bovenstaande structurele verbeteringen en aanpassingen zijn mijn
overwegingen om GIS-3 door RWS te laten uitvoeren de volgende:
goedkoper dan de subsidievariant (circa 15% of E 10 mln.);
betere beheersbaarheid mogelijk in termen van doelmatigheid en
rechtmatigheid van de bestedingen;
snellere start mogelijk dan bij de keuze voor de subsidievariant, omdat de
benodigde "infrastructuur" reeds voorhanden is;
betere aansluiting op het lopende isolatieprogramma (continuïteit);
de huidige/opgebouwde expertise blijft behouden;
de luchtvaartsector steunt de uitvoering van GIS-3 door RWS volledig;
deze variant conflicteert niet met eventuele andere oplossingen voor de
lange termijn waarbij de luchtvaartsector eindverantwoordelijk wordt.
Conclusie
Gezien de historie ben ik doordrongen van de noodzaak om GIS-3 zowel
kostentechnisch als qua tevredenheid van de bewoners beter uit te voeren
dan het geval is geweest bij de eerste fase van GIS2.
De verbeteringen die onder verantwoordelijkheid van RWS bij de afronding
van GIS-2 al reeds zijn en bij GIS-3 verder kunnen worden doorgevoerd,
geven mij het vertrouwen dat de uitvoering van geluidsisolatie voor de
korte termijn het beste bij RWS directie Noord Holland in handen is.
Voor de lange termijn koers ik er op aan dat de luchtvaartsector de
eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van een toekomstig
geluidsisolatieprogramma voor haar rekening neemt. In overleg met de
luchtvaartsector zal daartoe een nadere verkenning van de verdeling tussen
de verantwoordelijkheden van het Rijk en van de luchtvaartsector worden
opgesteld.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw drs M.H. Schultz van Haegen
Ministerie van Verkeer en Waterstaat