Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AV/PB/05/67621
Onderwerp Datum
Invoering nieuw fiscaal regime voor 30 augustus 2005
vut/prepensioen en levensloop
Tijdens het plenaire debat over het nieuwe fiscale regime voor vut/prepensioen en levensloop in de
Eerste Kamer is door mij toegezegd dat ik voor medio september 2005 het parlement zou
informeren over de stand van de implementatie van het nieuwe vut/prepensioenkader en de
consequenties die het kabinet aan die gegevens verbindt.
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken.
Procedure
Direct na het overleg in de Eerste Kamer heb ik contact opgenomen met De Nederlandsche Bank
met het verzoek beleidsinformatie te verzamelen over de stand van zaken van de voorbereidingen
door pensioenuitvoerders op de invoering van de wet VPL per 1 januari 2006. Daartoe is een plan
van aanpak opgesteld dat op 21 maart is besproken met de Stichting van de Arbeid en de koepels
van pensioenuitvoerders en verzekeraars. Daarbij is tevens de afspraak gemaakt dat ik met
partijen de door DNB verzamelde beleidsinformatie zou bespreken voordat ik tot een definitief
besluit kom over al dan niet uitstel van invoering van het nieuwe fiscale kader voor vut/prepensioen
per 1 januari 2006. Die gesprekken hebben heden plaatsgevonden.
Meting van De Nederlandsche Bank.
Zoals hiervoor vermeld heeft De Nederlandsche Bank Op mijn verzoek beleidsinformatie over de
stand van zaken van de voorbereidingen door pensioenuitvoerders op de fiscale behandeling van
vut/prepensioen per 1 januari 2006 verzameld. De door DNB-opgestelde rapportage is als bijlage
bij deze brief bijgevoegd.
DNB heeft voor drie momenten (eind februari, half mei en half augustus) navraag gedaan bij een
steekproef van pensioenuitvoerders naar de stand van zaken van de voorbereidingen op het
nieuwe fiscale regiem voor vut/prepensioen. Over het plan van aanpak tot verzamelen van
2
beleidsinformatie is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en
pensioenuitvoerder.
In de steekproef zijn door DNB alleen pensioenregelingen betrokken, waarvoor aangenomen werd
dat deze zouden moeten worden gewijzigd. Over de samenstelling van de steekproef en de
vragenlijst is overleg gevoerd met de koepels van pensioenuitvoerders.
Pensioenfondsen geven aan voor iets meer dan de helft van het aantal regelingen (76% van het
aantal deelnemers) en mogelijk zelfs voor 65% van de regelingen (85% van de deelnemers) per 1
januari 2006 de pensioenregeling te kunnen uitvoeren binnen de nieuwe fiscale kaders van de wet
VPL.
De drie grote verzekeraars geven aan voor ongeveer de helft van het aantal regelingen, dat is
opgenomen in de steekproef, gereed te zullen zijn per 1 januari 2006. Daarbij gaat het dan vooral
om regelingen, die niet behoeven te worden aanpast. In slechts een zeer beperkt aantal gevallen
waarin de regeling wel moet worden aangepast (3) en met een klein aantal deelnemers (175) zijn
verzekeraars gereed voor invoering per 1 januari 2006.
Aan de hand van deze beleidsinformatie uit de steekproef van DNB kan worden afgeleid dat
ongeveer 75% van alle deelnemers in aanvullende pensioenregelingen na 1 januari 2006 een
regeling hebben, die aan de wet VPL voldoet.
Stand van zaken CAO's
Daarnaast is door mij bekeken welk beeld naar voren komt indien gekeken wordt naar de CAO's
die in de loop van dit jaar tot stand zijn gebracht.
Uit de steekproef CAO's (128 CAO's waaronder 80% van alle werknemers vallen) blijkt dat 38
CAO's een looptijd kennen van langer dan 1 januari 2006. In 29 CAO's zijn nieuwe afspraken
gemaakt over vut/prepensioen, in 5 CAO's is afgesproken die nog nader te maken en in 4 CAO's
zijn geen nieuwe afspraken gemaakt. De afspraken over vut/prepensioen brengen met zich mee dat
werknemers enkele maanden tot anderhalf jaar langer moeten doorwerken voordat zij vervroegd
met pensioen kunnen gaan. Bestaande afspraken voor 55-plussers blijven meestal in tact.
Vut/prepensioenregelingen worden voor werknemers jonger dan 55 jaar afgeschaft. De
mogelijkheden tot opbouw van ouderdomspensioen worden uitgebreid.
Voorstel
Uit de rapportage van DNB blijkt dat de pensioenuitvoerders aangeven, dat voor ca 75% van de
werknemers mag worden verondersteld dat een bereikt akkoord ook voor 1 januari 2006 zal
worden geïmplementeerd. Een dergelijk hoog percentage onderstreept dat het vasthouden aan de
invoeringsdatum van 1 januari 2006 zijn vruchten heeft afgeworpen. Ook de inhoud van de tot nu
toe afgesloten CAO's laat zien dat er sprake is van een trend die zich in de goede richting
beweegt. Tegelijkertijd ben ik mij er uiteraard van bewust dat 75% op orde ook het risico inhoudt
dat voor 25% van de werknemers de zaken niet tijdig zijn geregeld. In absolute aantallen
werknemers gaat het dan om ruim 1,5 miljoen werknemers.
De effecten van het niet voldoen aan het nieuwe fiscale kader voor vut- en prepensioen zullen per
individuele werknemer en werkgever sterk uiteenlopen, maar het is evident dat die effecten in
termen van financiële lasten groot kunnen zijn.
3
De cijfers uit de DNB-meting zijn voor mij aanleiding om te stellen dat voor volledig uitstel van
invoering van het nieuwe fiscale regime geen aanleiding is. Tegelijkertijd moet worden
geconstateerd dat volledige invoering niet verantwoord is.
Mijn conclusie is dat daarmee overgangsrecht noodzakelijk is, waarmee een voorziening kan
worden getroffen voor diegenen die er naar verwachting niet in zullen slagen gewenste
aanpassingen vóór 1 januari 2006 te realiseren. Voor mij is daarbij een belangrijk uitgangspunt dat
er geen obstakel mag zijn om de al afgesloten akkoorden per de afgesproken datum ook
daadwerkelijk te laten ingaan. Dit zou immers een heel verkeerd signaal afgeven aan partijen die
datgene hebben gedaan wat door het kabinet zo dringend is verzocht.
Het kabinet heeft daarbij het volgende in gedachten. De wet VPL wordt ingevoerd met ingang van
1 januari 2006. Op grond van de huidige fiscale wetgeving zou dat betekenen dat
pensioenregelingen die nog niet zijn aangepast in zijn geheel onzuiver worden. Op basis van de
huidige fiscale wetgeving zou daardoor heffing over de totale aanspraken moeten plaatsvinden. Dat
zou echter wel bijzonder belastend zijn. Er wordt daarom aanvullend overgangsrecht voorgesteld
voor deze groep. Hierdoor kan tot 1 januari 2007 een uitloopmogelijkheid tot aanpassing worden
geboden.
In dit voorstel wordt in 2006 toegestaan om de pensioenregeling uitsluitend in fiscale zin te splitsen
in een fiscaal zuiver en fiscaal bovenmatig gedeelte (de pensioenregeling zelf blijft ongewijzigd). Dit
voorstel is budgettair neutraal.
Verdere procedure
Op 29 augustus heb ik, tezamen met de Staatssecretaris van Financiën, gesprekken gevoerd met
de Stichting van de Arbeid, met de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting
Ondernemingspensioenfondsen en vervolgens met het Verbond van Verzekeraars.
In die gesprekken is het bovenstaande besproken, met het verzoek om een reactie.
Aan DNB heb ik de vraag voorgelegd hoe de toezichthouder aankijkt tegen de uitvoerbaarheid
van het kabinetvoorstel.
Op basis van de informatie die ik van de diverse partijen verwacht te ontvangen, zal het kabinet
beslissen.
Het is mijn streven u de definitieve informatie, conform mijn eerdere toezegging, uiterlijk
15 september te verstrekken.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid