---
Brieven aan de Kamer
---
Brief van de Vaste Commissie voor Defensie over de zaak Spijkers
29-8-2005 18:12:00
De Vaste Commissie voor Defensie deed op 29 juni jl. het schriftelijke
verzoek ervoor te zorgen dat informatie die Deloitte heeft verzameld
niet af te sluiten, maar deze uit actieve bestanden te verwijderen en
open te stellen voor onderzoekers en journalisten.In deze brief
motiveer ik het besluit om het dossier niet in zijn geheel en zonder
beperkingen open te stellen voor onderzoekers en journalisten. Naar
het oordeel van Defensie is dat niet in overeenstemming met de
Vaststellingsovereenkomst tussen de nabestaanden van de heer Ovaa en
de Staat der Nederlanden.
Na een langdurige procedure heeft Defensie aansprakelijkheid erkend
voor het ongeval van de heer Ovaa in 1984. Ook erkent Defensie dat er
ernstig nalatig en onzorgvuldig is gehandeld ten aanzien van de
bejegening van de heer Spijkers en de nabestaanden van de heer Ovaa.
Na het rapport van de Nationale Ombudsman is het adviesbureau KPMG in
2000 de opdracht gegeven om te adviseren over het vinden van een
oplossing voor de tussen de partijen bestaande geschillen. Mijn
ambtsvoorganger heeft de Kamer bevestigd dat het advies van KPMG
bindend zou zijn. In het kader hiervan zijn de
Vaststellingsovereenkomsten opgesteld.
Op 4 november 2002 heb ik de Vaststellingovereenkomst tussen de
nabestaanden van de heer Ovaa en de Staat der Nederlanden getekend.
Met die overeenkomst werden de geschillen tussen de nabestaanden van
de heer Ovaa en de Staat der Nederlanden beëindigd.
Op 28 november 2002 is met de Kamer gesproken over de
Vaststellingovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden en de heer
Spijkers. In overeenstemming met de toezegging aan de Kamer is op 29
november 2002 de Vaststellingsovereenkomst met de heer Spijkers
getekend. In de overeenkomst met de heer Spijkers zijn onder meer
afspraken gemaakt over een schadevergoeding, een excuusbrief, een
koninklijke onderscheiding, alsmede over de verwijdering van
informatie uit de systemen. Met deze overeenkomst zijn de geschillen
tussen de heer Spijkers en het ministerie van Defensie over de
aansprakelijkheid beëindigd. Samen met de Kamer is tijdens het debat
over de Vaststellingsovereenkomst besproken dat daarmee dit boek zou
worden gesloten en er een streep onder de affaire zou worden gezet.
Defensie heeft in 2002 de schadevergoeding ten behoeve van de heer
Spijkers en de nabestaanden van de heer Ovaa overgemaakt. Voorts is op
29 november 2002 een excuusbrief gezonden aan de heer Spijkers. Op 27
november 2003 hebben de heer Spijkers en mevrouw Ovaa een koninklijke
onderscheiding ontvangen.
In artikel 7 van de Vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat het
ministerie van Defensie er voor zal zorgdragen dat eventuele negatieve
informatie en/of informatie waardoor de heer Spijkers in welke mate
dan ook belemmerd wordt, uit de systemen zal worden verwijderd. Ten
aanzien van de uitvoering van deze bepaling van de
Vaststellingsovereenkomst merk ik het volgende op. Het adviesbureau
Deloitte is ingeschakeld om het ministerie te ondersteunen bij het
uitvoeren van het artikel 7 van de Vaststellingsovereenkomst. Dat
heeft enige tijd geduurd, omdat het identificeren en verzamelen van
alle bescheiden tijd vergde. Ook het in acht nemen van de eisen van de
Archiefwet en de Wet Bescherming Persoonsgegevens vereiste dat er
nauwkeurig moest worden gewerkt. Bovendien heeft het identificeren en
verzamelen van documenten in een aantal gevallen betrekking gehad op
andere instanties dan het ministerie van Defensie. Het verzamelen van
dergelijke documenten gaat onder meer gepaard met het overgaan van de
zogenaamde zorgplicht naar het ministerie van Defensie. Ook deze
procedures hebben tijd gevergd. Ik wijs u er op dat met het oog op de
voorgeschiedenis van dit dossier de zorgvuldigheid heeft geprevaleerd
boven een snelle en pragmatische invulling.
Thans zijn de documenten die betrekking hebben op het ongeval van de
heer Ovaa, de geschillen met de nabestaanden van Ovaa en de geschillen
met de heer Spijkers bijeengebracht in een afgesloten ruimte op het
ministerie van Defensie. Voor een zorgvuldige uitvoering van artikel 7
van de Vaststellingsovereenkomst en ter bescherming van de heer
Spijkers is er voor gekozen deze verzamelde documenten vervolgens niet
op het ministerie van Defensie te bewaren, maar het in depot te geven
bij het Nationaal Archief. Door de stukken af te zonderen van andere
archiefstukken zijn deze feitelijk niet meer algemeen toegankelijk.
Als de collectie vervolgens in zijn geheel wordt ondergebracht bij het
Nationaal Archief, is de collectie uit het archiefsysteem van het
ministerie van Defensie verwijderd. Deze overbrenging is geen formele
overdracht in de zin van artikel 13 van Archiefwet (een "vervroegde
overdracht"), maar een vorm van het in bewaring geven van de collectie
opdat deze uit de systemen wordt verwijderd. De archiefwettelijke zorg
voor de documenten blijft dan berusten bij de minister van Defensie,
met uitzondering van de documenten van de AIVD waar het ministerie van
Binnenlandse Zaken de archiefwettelijke zorg voor behoudt. Hiermee
wordt gehandeld in overeenstemming met de Archiefwet, die voorschrijft
dat documenten die ter bewaring zijn aangemerkt pas na twintig jaar
aan het Nationaal Archief moeten worden overgedragen. Uit het oogpunt
van zorgvuldigheid zal een externe notaris de toegangsregeling tot het
dossier bewaken.
Het dossier wordt dus niet in zijn geheel en zonder beperkingen
opengesteld voor onderzoekers en journalisten. Naar het oordeel van
Defensie is dat niet in overeenstemming met de
Vaststellingsovereenkomst tussen de nabestaanden van de heer Ovaa en
de Staat der Nederlanden. Ook draagt openstelling van het archief niet
bij aan het oogmerk van beide partijen bij ondertekening van de
Vaststellingsovereenkomst, om deze zaak af te sluiten. Ik wijs u er op
dat een totale openbaarmaking van het dossier ook niet in
overeenstemming is met de wens van zowel de Vaste Commissie voor
Defensie, als de heer Spijkers en van Defensie om de periode
voorafgaand aan het tekenen van de Vaststellingsovereenkomst te laten
rusten.
Uiteraard is de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna WOB) van
toepassing op de documenten. Het openbaarmakingsregime wijkt ten
aanzien van dit dossier niet af van de gebruikelijke gang van zaken.
Ieder verzoek om openbaarmaking van documenten dient binnen de
wettelijke kaders te worden beoordeeld. In de WOB zijn
uitzonderingsgronden op de openbaarmaking aangegeven. Aangezien het
archief documenten bevat welke onder deze uitzonderingsgronden vallen
en daardoor niet in aanmerking komen voor openbaarmaking, kan dit
archief niet volledig openbaar gemaakt worden. Ik doel hierbij op
bijvoorbeeld personeelsvertrouwelijke documenten, documenten met
medische geheime informatie, documenten met staatsgeheimen,
persoonsgegevens of persoonlijke beleidsopvattingen. Hiermee komt
Defensie, binnen de wettelijke mogelijkheden die er zijn, tegemoet aan
uw verzoek. Vanzelfsprekend zal er bij iedere afweging inzake
openbaarmaking van stukken rekening gehouden worden met de belangen
van de heer Spijkers, zoals die zijn verwoord in de
Vaststellingsovereenkomst.
Met betrekking tot uw opmerking over het overleg met de heer Spijkers
merk ik op dat hem om een reactie is gevraagd over het advies van
Deloitte. Daarbij is hem ook concreet gevraagd naar zijn voorkeur voor
de behandeling van de documenten na het verstrijken van de
overbrengingstermijn van twintig jaar. De heer Spijkers heeft
vooralsnog afgezien van een reactie.
De Landsadvocaat, het adviesbureau Deloitte en Defensie zijn van
mening dat, uitgaande van de bevindingen van Deloitte, er aldus op een
zorgvuldige wijze uitvoering wordt gegeven aan het betrokken artikel
van de Vaststellingsovereenkomst.
Ten slotte breng ik nog twee zaken onder uw aandacht. Op 15 juni is de
Kamer in antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Van Velzen
(Vergaderjaar 2004-2005, Aanhangsel bij de Handelingen nr. 1879)
meegedeeld dat de Landsadvocaat aan de arts van de heer Spijkers
vragen heeft gesteld waarop tot dusver geen antwoord is ontvangen.
Deze antwoorden moeten uitsluitsel bieden over de vraag of de gemaakte
kosten niet reeds gedekt zijn door een ziekenfondsverzekering of dat
deze mogelijk de dekking te boven gaan, alsmede de vraag waarom BTW is
berekend. Ook heeft de Landsadvocaat nog geen gespecificeerde
declaratie van één van de voormalige advocaten van de heer Spijkers
ontvangen.
Ook wijs ik op artikel 4 van de Vaststellingsovereenkomst, waarin is
opgenomen dat Staat der Nederlanden de heer Spijkers vrijwaart van de
vorderingen van zijn advocaat en zijn arts, voor zover deze hun
oorsprong vinden en verband houden met het ongeval van de heer Ovaa en
de wijze waarop de heer Spijkers nadien is bejegend. Tevens is
opgenomen dat te allen tijde getracht zal worden de heer Spijkers
buiten de procedure te houden.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Ministerie van Defensie