Raad voor de Rechtspraak
Klachten bij VN over Nederlandse rechtspraak niet-ontvankelijk
Het Comité voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties heeft twee
klachten die onlangs over de Nederlandse rechtspraak zijn ingediend,
niet-ontvankelijk verklaard.
Bij het comité in Genève zijn enige tijd geleden drie klachten
ingediend. De klagers zijn Nederlandse burgers, die menen dat hun
recht op een eerlijke behandeling door een onafhankelijke rechter in
hun zaak was geschonden. Die klacht hebben zij volgens het comité
niet kunnen onderbouwen. Twee van de drie zaken heeft het
mensenrechtencomité van de VN daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dat
betekent dat de klachten niet inhoudelijk worden behandeld. In de
derde zaak is nog geen beslissing genomen.
In een zaak tegen een verzekeringsmaatschappij was door een
gerechtshof in hoger beroep geoordeeld over een rechtbankvonnis,
terwijl twee leden van het gerechtshof bevoegd waren als
plaatsvervangend rechter in die rechtbank mee te werken. De commissie
stelde vast dat er niets was aangevoerd waaruit kon blijken dat de
raadsheren niet onafhankelijk of onpartijdig waren. Daarom werd de
klacht niet in behandeling genomen.
In dezelfde zaak is tegen de beslissing van de raadsheren ook nog
opgekomen bij de Hoge Raad. Bij het Comité voor de Mensenrechten werd
geklaagd dat twee leden van de Hoge Raad die de beslissing van het
gerechtshof moesten beoordelen, een nevenfunctie hadden als lid van
het College van Toezicht van het Verbond van Verzekeraars (een soort
tuchtcollege binnen de verzekeringsbranche). Ook daarin zag het
comité geen grond om verder te onderzoeken of het recht op een
onpartijdige behandeling was geschonden. Wel plaatste het comité in
zijn uitspraak vraagtekens bij de mogelijkheid die het Nederlandse
systeem rechters biedt om zitting te nemen in een raad van toezicht
van een bedrijfsvereniging.
In een andere zaak procedeerde een burger tegen een advocatenkantoor.
Sommige van de daar werkzame advocaten waren ook bevoegd als
rechter-plaatsvervanger mee te werken in de rechtbank waar het proces
werd gevoerd. De bij de zaak betrokken rechters waren echter âgewoneâ,
volledig als rechter werkzame rechters die geen banden met het
advocatenkantoor hadden. Ook hier vond het mensenrechtencomité dat de
klacht onvoldoende gefundeerd was om inhoudelijk in behandeling te
nemen.
De uitspraken zijn via internet na te lezen:
http://www.ohchr.org/english/bodies/hrc/hrcs84.htm
Bron: Raad voor de rechtspraak
Datum actualiteit: 29 augustus 2005 Naar boven