Gerechtelijke organisatie

Klachten bij VN over Nederlandse rechtspraak niet-ontvankelijk

Den Haag, 29 augustus 2005 - Het Comité voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties heeft twee klachten die onlangs over de Nederlandse rechtspraak zijn ingediend, niet-ontvankelijk verklaard.

Bij het comité in Genève zijn enige tijd geleden drie klachten ingediend. De klagers zijn Nederlandse burgers, die menen dat hun recht op een eerlijke behandeling door een onafhankelijke rechter in hun zaak was geschonden. Die klacht hebben zij volgens het comité niet kunnen onderbouwen. Twee van de drie zaken heeft het mensenrechtencomité van de VN daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de klachten niet inhoudelijk worden behandeld. In de derde zaak is nog geen beslissing genomen.

In een zaak tegen een verzekeringsmaatschappij was door een gerechtshof in hoger beroep geoordeeld over een rechtbankvonnis, terwijl twee leden van het gerechtshof bevoegd waren als plaatsvervangend rechter in die rechtbank mee te werken. De commissie stelde vast dat er niets was aangevoerd waaruit kon blijken dat de raadsheren niet onafhankelijk of onpartijdig waren. Daarom werd de klacht niet in behandeling genomen.

In dezelfde zaak is tegen de beslissing van de raadsheren ook nog opgekomen bij de Hoge Raad. Bij het Comité voor de Mensenrechten werd geklaagd dat twee leden van de Hoge Raad die de beslissing van het gerechtshof moesten beoordelen, een nevenfunctie hadden als lid van het College van Toezicht van het Verbond van Verzekeraars (een soort tuchtcollege binnen de verzekeringsbranche). Ook daarin zag het comité geen grond om verder te onderzoeken of het recht op een onpartijdige behandeling was geschonden. Wel plaatste het comité in zijn uitspraak vraagtekens bij de mogelijkheid die het Nederlandse systeem rechters biedt om zitting te nemen in een raad van toezicht van een bedrijfsvereniging.

In een andere zaak procedeerde een burger tegen een advocatenkantoor. Sommige van de daar werkzame advocaten waren ook bevoegd als rechter-plaatsvervanger mee te werken in de rechtbank waar het proces werd gevoerd. De bij de zaak betrokken rechters waren echter âgewoneâ, volledig als rechter werkzame rechters die geen banden met het advocatenkantoor hadden. Ook hier vond het mensenrechtencomité dat de klacht onvoldoende gefundeerd was om inhoudelijk in behandeling te nemen.

De uitspraken zijn via internet na te lezen:
http://www.ohchr.org/english/bodies/hrc/hrcs84.htm

Bron: Raad voor de rechtspraak Datum actualiteit: 29 augustus 2005 Naar boven