|Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer | |
|Postadres | | |der Staten-Generaal | |Postbus 20001 | |Plein 2 | |2500 EA Den Haag | |2511 CR Den Haag | |Bezoekadres | | | | |Binnenhof 19, Den Haag | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Datum |Kenmerk | | | |26 augustus |05M477478 | | | |2005 | | | | |Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Van Velzen (SP) d.d. 26 augustus 2005, nr. 2040520390.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr. dr. J.P. Balkenende
Antwoorden op de vragen van de heer Van Velzen(SP) d.d. 26 augustus 2005, nr. 2040520390
1
Herinnert u zich uw schrijven van 20 december 2002 1) waarin u meldt dat bewindspersonen alle betaalde en onbetaalde functies en nevenfuncties en andere nevenactiviteiten dienen neer te leggen, voorafgaand aan de beëdiging van het kabinet en dat een bewindspersoon eenmaal in functie alleen bij hoge uitzondering een nevenfunctie mag accepteren en dan alleen na schriftelijke toestemming van de minister-president?
2
Herinnert u zich dat u op 30 juni 2003 aan de Kamer gemeld heeft dat de zeggenschap en het beheer over van de belangen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in een aantal Franse vennootschappen/maatschappijen en overige privé bezittingen zijn ondergebracht bij een onafhankelijke derde, door middel van het verstrekken van een onherroepelijke volmacht?
1 en 2.
Ja.
Van belang is het onderscheid tussen bezit en zeggenschap. Dit is de essentie van de op 20 december 2002 aan de Tweede Kamer voorgelegde brief (TK 28 754, nr 1) waaraan u refereert. Op grond daarvan is het bewindspersonen toegestaan bezit te hebben en te behouden, doch de zeggenschap dient op afstand te worden geplaatst gedurende hun ambtsperiode. Dat heeft tot doel iedere schijn te vermijden dat er geen sprake zou zijn van objectieve besluitvorming. Het effectueren van de beoogde scheiding - zo staat in de brief - kan enerzijds door volledig afstand te nemen van relevante financiële en/of zakelijke belangen óf door een regeling te treffen waarbij de zeggenschapsrechten niet kunnen/zullen worden uitgeoefend.
In de brief van 30-06-2003 aan de Tweede Kamer, ten aanzien van minister Veerman gelijkluidend aan de brief van 28 november 2002 aan uw Kamer, waarnaar u verwijst, staat dat "De zeggenschap over en het beheer van deze holding is overgedragen aan een onafhankelijke stichting door certificering van aandelen". Dat is gebeurd en betreft de Stichting Administratiekantoor Cevemin; voor de Nederlandse bedrijven is op deze wijze voldaan aan de vereisten.
Voor de belangen van Minister Veerman in een aantal Franse bedrijven is, op 19 juli 2002, een onherroepelijke volmacht en last met privatieve werking verleend aan een derde, te weten de heer mr. W. van den Herik. Aldus is verzekerd dat minister Veerman in de Franse bedrijven geen aandeelhouderszeggenschap kan uitoefenen. Deze is immers exclusief neergelegd bij de heer mr. W. van den Herik. Deze volmacht en last is in eerste instantie verleend tot en met 31 december 2002. Daarna is zij stilzwijgend, en dus met instemming van de volmachtgever/lastgever verlengd. Sedertdien is deze ongewijzigd voortgezet. De heer mr. Van den Herik heeft gedurende de periode vanaf 19 juli 2002 tot heden zijn bevoegdheden daaruit steeds met uitsluiting van de volmachtgever/lastgever uitgeoefend.
La Douce France is een Nederlandse vennootschap die oorspronkelijk viel onder C.P. Veerman Holding B.V. Dat is dus de holding, waarvan de zeggenschap en het beheer is overgedragen aan een onafhankelijke stichting door certificering van de aandelen. Onder La Douce France valt het 5-tal onder 1. bedoelde Franse bedrijven, te weten
SCEA Auvergne Exploitant
SCEA La Charmie
SAS Veerman France
GFA Veerman
GFA des Champs
3
Is het u bekend dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit per 24 december 2003 enig aandeelhouder van de B.V. L.D. France, ook wel bekend als 'La Douce France' gevestigd te Korendijk, is geworden? 2)
4
Is het waar dat deze 'La Douce France' functioneert 3) als een beheersstructuur voor de Franse belangen en zou moeten dienen als 'een onafhankelijke derde' zoals u in uw eerder genoemde brief van 30 juni 2003 stelt?
3 en 4.
Zoals hiervoor is aangegeven, viel La Douce France oorspronkelijk onder C.P. Veerman Holding B.V. Dat is de holding waarvan de zeggenschap en het beheer is overgedragen aan een onafhankelijke stichting, zoals hiervoor uiteengezet.
In 2003 is de financiering van de holding gewijzigd. De financierende bank wenste zich tot de Nederlandse activiteiten te beperken. Dat is de reden geweest om de aandelen van L.D. France over te dragen. Die overdracht heeft plaatsgevonden aan C.P. Veerman. Dat heeft dus een financieel-technische achtergrond die niet van invloed is op de aandeelhouderszeggenschapsrechten in de Franse bedrijven. Voor die zeggenschap is immers de hiervoor genoemde volmacht en last gegeven.
Met betrekking tot de Franse bedrijven is dus mr. W. van den Herik de onafhankelijke derde als bedoeld in de brief van 20 juni 2003.
5
Acht u een dergelijke positie, te weten enig aandeelhouder van een BV die de belangen van een landbouwbedrijf behartigt verenigbaar met het ambt van minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit? Heeft de minister- president de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schriftelijk toestemming gegeven om een dergelijke positie te accepteren?
Zie antwoord bij vraag 1.
De schriftelijke toestemming is niet gegeven en was ook niet nodig gelet op mijn brief van 30-06-2003 en het hierboven gestelde.
6
Is het waar dat P.C.W. Veerman per 24/12/03 benoemd is tot directeur van de B.V. L.D. France? 4) Is het waar dat deze P.C.W. Veerman een zoon van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is? Zo ja, deelt u de mening dat hier geen sprake is van het onderbrengen van belangen bij een onafhankelijke derde?
P.C.W. Veerman is per 24 december 2003 benoemd tot directeur van de L.D. France B.V. Het is juist dat P.C.W. Veerman een meerderjarige zoon van de Minister is. P.C.W. Veerman is tot directeur benoemd, omdat hij zich ook feitelijk bezighoudt met de exploitatie van boerenbedrijven. Met betrekking tot de onafhankelijke derde verwijzen wij u naar de antwoorden op vragen 1 t/m 4; de zeggenschap voor L.D. France B.V. is bij de genoemde onafhankelijke derde neergelegd.
7
Is het waar dat de Kamer van Koophandel op 30 januari 2004 een formulier 'wijziging functionarisgegevens' heeft ontvangen waarin staat vermeld dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit per 24 december 2003 als directeur in functie is getreden van de BV La Douce France en per 30 januari 2004 deze functie wenst neer te leggen? Zo ja, deelt u de mening dat het vervullen van een directeursfunctie haaks staat op het idee van onderbrenging van belangen bij een onafhankelijke derde en onverenigbaar is met het uitoefenen van een functie als bewindspersoon in zijn algemeenheid en meer specifiek als minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit? Heeft de minister-president de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schriftelijk toestemming gegeven om een dergelijke nevenfunctie te accepteren? Wat was de reden dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een dergelijke, niet met zijn ambt te verenigen, functie op zich nam?
De bij vraag 4 bedoelde aandelenoverdracht van C.P. Veerman Holding B.V. naar C.P. Veerman privé is door een notaris geregeld. De notaris heeft per abuis in eerste instantie C.P. Veerman als directeur bij het handelsregister ingeschreven, terwijl C.P. Veerman niet tot directeur was benoemd. Daartoe heeft de notaris C.P. Veerman een formulier laten ondertekenen betreffende zijn inschrijving als directeur. Dat neemt niet weg dat de onder vraag 6 genoemde P.C.W. Veerman tot directeur was benoemd. Deze heeft ook als zodanig gehandeld. Onmiddellijk na ontdekking van de fout is deze op 18 juni 2004 gecorrigeerd en is in het handelsregister alsnog geregistreerd dat met ingang van 24 december 2003 P.C.W. Veerman directeur was. Minister Veerman is derhalve na zijn aantreden als minister op geen enkel moment directeur van L.D. France B.V. geweest.
Zoals bekend, is inschrijving bij het handelsregister niet bepalend voor de daadwerkelijke situatie. Er is uiteraard wel sprake van een vervelende vergissing die ogenblikkelijk na ontdekking is gecorrigeerd. Van een niet met het ministerambt te verenigen functie is derhalve op geen enkel moment sprake geweest.
8
Kunt u aangeven of de B.V. La Douce France Europese Landbouwsubsidies ontving? Zo ja, welke? Deelt u de mening dat het besturen van een BV die landbouwsubsidies ontvangt onverenigbaar is met het uitoefenen van de functie van minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?
L.D. France B.V. ontvangt als beheersstructuur geen Europese landbouwsubsidies. Die gaan naar de onder vraag 2, onder a-e, genoemde Franse bedrijven.
9
Kunt u aangeven of de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de afgelopen en de lopende kabinetsperiode nog meer nevenfuncties op zich heeft genomen? Welke andere bewindspersonen hebben nevenfuncties op zich genomen tijdens deze periode en voor welke daarvan heeft de minister- president schriftelijk toestemming gegeven?
Minister Veerman is is lid van drie comité's van aanbeveling en van één erecomité, te weten:
Nationale Haringpartij (CvA);
Stichting CHIO Rotterdam (Erecomité); Achterhoekse Paardendagen (CvA); De Westlandse Druif (CvA).
In de geldende richtlijnen is vastgelegd dat een bewindspersoon eenmaal in functie alleen na schriftelijke toestemming van de minister-president nevenfuncties mag accepteren. De term van nevenfunctie wordt daarbij zo breed mogelijk opgevat. Het gaat niet uitsluitend om betaalde en/of inhoudelijke nevenfuncties; ook functies met een meer symbolisch of honorair karakter zoals het lidmaatschap van comité's van aanbevelingen worden daaronder begrepen. Hoewel Minister Veerman heeft verzuimd die te vragen, stel ik tevens vast dat deze 4 functies gezien hun karakter niet hebben geconflicteerd met zijn ministerschap. Ter wille van eenheid binnen het kabinet ten aanzien van het niet aanvaarden van lidmaatschappen van comités van aanbevelingen zal minister Veerman zich terugtrekken uit genoemde 4 comité's.
10
Bent u bereid deze vragen met urgentie te beantwoorden?
10.
Ja.
Kamerstuk 28 754, nr.1
Uittreksel van het bedrijfsprofiel van L.D. France van de Kamer van Koophandel bijgewerkt tot 22/8/2005 NRC Handelsblad, 17 augustus jl. Zie noot 3