Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer

---

Beveiliging militaire objecten

26-8-2005 16:33:00

Inleiding
In de brief Beveiliging militaire objecten (Kamerstuk 29 415 nr. 5) van 10 mei 2005 heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van de inventarisatie van de beveiliging van alle wapenkamers en munitiecomplexen bij Defensie en over de bevindingen van de projectgroep die de beveiligingsketen van Defensie heeft onderzocht. Met deze brief doe ik beide toezeggingen gestand. Het rechercheonderzoek van de Koninklijke marechaussee naar de wapenroof op vliegbasis Gilze-Rijen is nog niet voltooid.

De resultaten van de projectgroep die de beveiligingsketen van Defensie heeft onderzocht staan in het rapport Beveiligingsketen militaire objecten d.d. 30 juni 2005. Het rapport is bij deze brief gevoegd. De projectgroep richt zich op de gehele beveiligingsketen van Defensie en daarbinnen op het werk van de beveiligingsautoriteit van Defensie. De beveiligingsautoriteit speelt een centrale rol in de beveiligingsketen en heeft een kwaliteitsplan (vastgesteld d.d. 22 augustus 2005) ontwikkeld. Een waterdichte beveiliging is niet te garanderen, maar met dit kwaliteitsplan wordt de beveiliging binnen Defensie, en in het bijzonder de uitvoering in de praktijk, wel structureel verbeterd. Ook dit kwaliteitsplan is bij deze brief gevoegd. De aanbevelingen van de projectgroep die verband houden met het werk van de beveiligingsautoriteit zijn in dit kwaliteitsplan verwerkt.

Deze brief behandelt achtereenvolgens de inventarisatie van de beveiliging van alle wapenkamers en munitiecomplexen bij Defensie, de bevindingen van de projectgroep Beveiligingsketen militaire objecten en het kwaliteitsplan van de beveiligingsautoriteit.

Inventarisatie beveiliging van wapenkamers en munitiecomplexen Defensie merkt wapenkamers en munitiecomplexen aan als objecten waarvoor geldt dat inbreuken op de beveiliging niet worden geaccepteerd. Dit betekent dat een beveiligingsincident bij deze objecten altijd moet worden opgemerkt (detectie) en dat zon incident moet worden gevolgd door een zodanige reactie dat schade wordt voorkomen (interventie).

Na de wapenroof op vliegbasis Gilze-Rijen op 11 april jl. heb ik onmiddellijk opdracht gegeven tot een uitgebreide inspectie van alle wapenkamers en munitiecomplexen bij Defensie (ruim 500 objecten). Voor ieder object is daartoe ter plekke nagegaan welke beveiligingsmaatregelen waren getroffen en of met deze maatregelen wordt voldaan aan de beveiligingsnorm voor wapenkamers en munitiecomplexen. Hieronder volgt een samenvatting van de bevindingen.

Uit de inventarisatie blijkt dat de getroffen beveiligingsmaatregelen voldoen aan de beveiligingsnorm voor wapenkamers en munitiecomplexen, met uitzondering van de hieronder genoemde gevallen.

Op enkele objecten zijn andere beveiligingsmaatregelen getroffen dan is vermeld in de voorschriften. Tot deze tijdelijke maatregelen was, in overeenstemming met de geldende procedures, door het bevoegd gezag besloten in afwachting van structurele voorzieningen of permanente maatregelen die voor deze objecten een doelmatiger oplossing boden. De beveiligingsautoriteit heeft bij deze objecten vastgesteld dat de beveiligingsnorm van tijdige detectie en interventie gegarandeerd was, behalve in zes gevallen. Voor deze zes uitzonderingen is alsnog besloten de tijdelijke maatregelen aan te scherpen, veelal door een intensivering van de patrouillegang.

Op vliegbasis Gilze-Rijen zijn, direct nadat de wapenkamer was vrijgegeven door het rechercheteam van de Koninklijke marechaussee, de resterende wapens verplaatst naar een opslagruimte die voldoet aan de beveiligingsnorm. Naast de wapenkamer op Gilze-Rijen werd op één ander object een situatie aangetroffen waar een inbreuk op de beveiliging langere tijd onopgemerkt zou kunnen blijven. Dit object werd onmiddellijk onder permanente bewaking geplaatst. Inmiddels is een structurele voorziening getroffen en voldoet dit object weer aan de geldende beveiligingsnorm. Daarnaast worden passende rechtspositionele maatregelen genomen tegen de verantwoordelijke functionarissen.

Bevindingen van de projectgroep Beveiligingsketen militaire objecten De projectgroep heeft de defensiebrede beveiligingsketen onderzocht. Zij richtte zich op de beveiligingsketen als voorwaarde voor een goede uitvoering. De projectgroep beschrijft de beveiligingsketen en identificeert knelpunten. Op basis hiervan komt zij tot concrete voorstellen voor verbetering van de keten en voor maatregelen ter verbetering van de beveiliging op korte termijn.

De projectgroep schenkt veel aandacht aan de rol en de positie van de beveiligingsautoriteit. In het nieuwe besturingsmodel binnen Defensie wordt van de beveiligingsautoriteit meer dan voorheen sturend optreden verwacht. Daarnaast legt de projectgroep de nadruk op het belang van het beveiligingsbewustzijn. Iedere leidinggevende is verantwoordelijk voor een goede beveiliging. Dit is niet alleen een zaak van de beveiligingsdeskundigen bij Defensie.

Ik kan mij vinden in de analyse van de projectgroep en in de meeste maatregelen die zij voorstelt om knelpunten in de beveiligingsketen weg te nemen. Op twee uitzonderingen na, zijn alle maatregelen die de projectgroep voorstelt, verwerkt in het kwaliteitsplan van de beveiligingsautoriteit van Defensie.

De volgende door de projectgroep voorgestelde maatregelen onderschrijf ik niet. De projectgroep beveelt aan een externe beveiligingsdeskundige in te schakelen voor de verdere ontwikkeling van het nieuwe beveiligingsbeleid. Ik heb echter besloten dit beleid in eerste instantie met eigen capaciteit te ontwikkelen. Alleen als het onontkoombaar is, zal tot externe inhuur worden besloten. Ook de aanbeveling om de positie van de beveiligingsautoriteit in het licht van het nieuwe besturingsmodel aan te passen, neem ik niet over. De projectgroep veronderstelt een spanning tussen de rol van de beveiligingsautoriteit en het nieuwe besturingsmodel van Defensie. Het besturingsmodel zou in de ogen van de projectgroep een organisatorische scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht hanteren, terwijl de beveiligingsautoriteit zowel een beleidsvormende als een toezichthoudende rol vervult. Bij de vaststelling van het nieuwe besturingsmodel van Defensie is echter van meet af aan de mogelijkheid opengelaten om incidenteel, bij relatief kleine organisatieonderdelen een strikte scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht anders vorm te geven teneinde daarmee de versnippering van schaarse kennis en deskundigheid te voorkomen. Om deze reden blijven de beleidsvorming en het toezicht bij de beveiligingsautoriteit gecombineerd.

Naast de uitbreiding met twee voltijdsfuncties waarover ik u in de brief Beveiliging militaire objecten van 10 mei 2005 heb geïnformeerd, wordt de stafcapaciteit van de beveiligingsautoriteit, overeenkomstig de aanbevelingen van de projectgroep, verder versterkt met vier voltijdsfuncties.

Het kwaliteitsplan voor de beveiliging
Een waterdichte beveiliging is niet te garanderen. Het door de beveiligingsautoriteit opgestelde kwaliteitsplan voor de beveiliging heeft wel als doel de kwaliteit en de duurzaamheid van de beveiliging binnen Defensie op een hoger niveau te brengen. Het kwaliteitsplan beschrijft hiertoe op welke punten de beveiliging binnen Defensie structureel kan worden verbeterd en welke maatregelen daartoe worden genomen. Daarbij worden vier deelgebieden onderscheiden: de beveiligingsorganisatie, de personele beveiliging, de fysieke beveiliging en de informatiebeveiliging. Het kwaliteitsplan is voorzien van een actiepuntenlijst waarmee de voortgang wordt bewaakt. De voortgangscontrole gebeurt door de beveiligingsautoriteit. Daarnaast komt viermaandelijks een Beveiligingsraad Defensiebijeen, onder leiding van de Secretaris-Generaal. Deze raad bewaakt met behulp van bedrijfsvoeringrapportages de voortgang van de uitvoering van het kwaliteitsplan. Ten slotte wordt het kwaliteitsplan jaarlijks geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd.

De beveiligingsautoriteit ontwikkelt een toezichtplan waarbij alle objecten in principe eenmaal per twee jaar worden bezocht. Omtrent de uitkomsten van dit toezicht word ik periodiek geïnformeerd. Daarnaast controleert de Audit Dienst van Defensie periodiek de beveiliging van de objecten waarbij ook de kwaliteit van het uitgevoerde toezicht zal worden betrokken.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

H.G.J. Kamp