Rijk moet maatschappelijke opvang blijven betalen
25 augustus 2005
De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) vindt dat het Rijk
voorlopig verantwoordelijk is voor de financiële risico's die
gemeenten lopen bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). De Raad schrijft dat in een ongevraagd advies aan
de minister en staatssecretaris van VWS.
---
In het advies geeft de Raad een reactie op het wetsvoorstel
betreffende de Wmo dat op 31 mei jl. bij de Tweede Kamer is ingediend
(Kamerstukken 30 131).
De gemeenten worden verantwoordelijk voor samenhangend beleid op het
gebied van maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn. Zij
krijgen daarvoor middelen uit de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten) van het Rijk. Voor een aantal noodzakelijke
voorzieningen, zoals een rolstoel of scootmobiel, wordt een
(tijdelijke) gemeentelijke zorgplicht ingevoerd. De Raad is hiervan
geen voorstander, omdat de zorgplicht de gemeentelijke beleidsvrijheid
aantast. Die vrijheid is juist nodig om lokale zorg op maat te kunnen
leveren.
Bovendien vreest de Raad dat de gemeenten méér aan huishoudelijke zorg
zullen moeten uitgeven. In dat geval hebben gemeenten meer financiële
armslag nodig. In het wetsvoorstel is onvoldoende duidelijk hoe
gemeenten de noodzakelijke voorzieningen kunnen realiseren op basis
van de beschikbare middelen. Bovendien is niets geregeld over een
soort basisniveau van voorzieningen, een recht op financiële
compensatie voor gemeenten en de verdeling van de middelen over de
gemeenten. Om deze onzekerheden en risico's te kunnen opvangen, zijn
gemeenten aangewezen op inkomsten uit eigen belastingen. Het lokale
belastinggebied is echter zeer beperkt en zou eigenlijk verruimd
moeten worden als buffer voor lokale taken als de Wmo. Daarom moet het
Rijk voorlopig de financiële risico's dragen van de Wmo.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties