Partij van de Arbeid


Den Haag, 24 augustus 2005


Schriftelijke vragen van het lid Douma (PvdA) aan de ministers van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport


over oprichting van een Technologisch Topinstituut voor de medische life sciences.


* Kan uit recente krantenberichten (Volkskrant 20 augustus 2005) worden afgeleid dat u thans wel voorstander bent van een Technologisch Topinstituut en er niet negatief tegenover staat zoals dat het geval was tijdens het overleg in de Tweede Kamer over het Actieplan Life Sciences, toen door de PvdA werd gepleit voor de oprichting van een Technologisch Topinstituut (TTI) voor de medische life sciences?
* Kunt u een verkenning geven over de kansen voor dit TTI om uit te groeien tot een van de topinstituten op het gebied van de life sciences in de wereld, tenminste in Europa?
* Is het waar dat door het CPB vraagtekens zijn geplaatst bij de beoogde financieringsstructuur van dat nieuwe TTI? Zo ja, kan de regering dan ingaan op de bijdrage die vanuit het bedrijfsleven wordt geleverd aan dit TTI en daarbij tevens ingaan op de verhouding publieke versus private financiering bij de reeds bestaande TTI's? In hoeverre draagt deze financieringsstructuur bij aan het bereiken van hogere private uitgaven aan R&D in Nederland?
* In hoeverre leiden de door universiteiten toegezegde middelen tot onttrekking van middelen aan reeds lopende onderzoeksprojecten?
* Heeft u vernomen dat uit onderzoek van de PvdA is gebleken dat één van de knelpunten in het ontwikkelen van producten en bedrijven in de life sciences is dat startende ondernemers in de life sciences grote moeilijkheden hebben financiering te vinden voor de onderzoeksfase waarin humane experimenten moeten worden uitgevoerd en dat het gevolg daarvan is dat de in de eerste fase opgedane kennis vroegtijdig, veelal aan buitenlandse bedrijven, wordt verkocht?
* Zullen in het kader van de nieuwe TTI middelen worden vrijgemaakt ter financiering van startende ondernemers in de life sciences, ook na de experimentele eerste fase van twee a drie jaar, en dus ten behoeve van de humane experimenten? Zo ja, hoe ziet die regeling er dan uit?
* Wat is de bijdrage van bedrijven als Solvay, Organon, Crucell e.a. aan dit nieuwe TTI voor de medische life sciences? Welke toezeggingen zijn door het bedrijfsleven gedaan om het TTI voor de medische life sciences tot een succes te kunnen maken?


* Herinnert de minister van Economische Zaken zich dat hij meerdere keren heeft aangegeven dat clustervorming van groot belang is voor de succesvolle ontwikkeling van technologische innovatie?
* Bent u op de hoogte dat zowel uit onderzoek van de PvdA als uit krantenberichten (Financieel Dagblad 24 augustus 2005) blijkt dat verschillende steden zich melden als hoofdvestiging voor een dergelijk TTI?
* Is de minister het met de PvdA eens dat het TTI zo dicht mogelijk moet aansluiten bij de bestaande kernen van kennis op het gebied van de medische life sciences en dat Leiden en Utrecht daarom de meeste kans maken op vestiging van dat TTI?
* Heeft de beoogde reorganisatie van het Nederlands Vaccin Instituut tot Baten-Lasten Dienst mede tot doel de positie van dit NVI in de markt voor medische life sciences te versterken en aldus bij te dragen aan versterking van het cluster van de medische life sciences in Nederland?