Nieuws
22 aug 2005 - VVD wil opheldering over blijvende
erkenning Indië-veteranen
VVD-Tweede-Kamerleden Hans van Baalen en Jelleke Veenendaal hebben via
schriftelijke vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken om
opheldering gevraagd over zijn voordracht in Jakarta van 16 augustus
jongsleden. De minister betuigt in diens voordracht spijt over het
Nederlandse militaire optreden in de periode 1945-1949, waardoor, zo
stelt de minister, het geweld heviger was en langer duurde dan
noodzakelijk.
Tevens stelde minister Bot dat Nederland aan de verkeerde kant van de
geschiedenis was komen te staan. De VVD aanvaardt, net als de Nederlandse
regering, de datum van 17 augustus 1945 als de officiële datum van de
Indonesische onafhankelijkheid, maar wil dat deze aanvaarding gepaard
gaat met de uitdrukkelijke erkenning van de Nederlandse militairen, die
zich destijds in het toenmalige Nederlandsch-Indië voor recht en orde
hebben ingezet. Het kan niet zo zijn dat we de situatie in 1945-1949
alleen maar door de bril van vandaag bekijken en onze veteranen achteraf
in de verkeerde hoek zetten. Zij verdienen blijvende erkenning.''
Hieronder treft u de vragen van Hans van Baalen en Jelleke Veenendaal
Ingediend 19 augustus 2005
1. Is het juist dat u in uw voordracht op 16 augustus 2005 te Jakarta
niet alleen 17 augustus 1945 feitelijk als datum van de Indoneschische
onafhankelijkheid heeft aanvaard, maar dat u tevens heeft gesproken van
een morele aanvaarding en dat u uw spijt heeft betuigd over het feit, dat
Nederland, in uw ogen, de onafhankelijkheid van Indonesië te laat heeft
erkend, daarmee meer geweld heeft gebruikt dan noodzakelijk en daardoor
aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht is komen te staan?
2. Waarop baseert u deze standpunten? Kunt u deze onderbouwen? Waarom
heeft u niet gewacht op de uitkomsten van het NIOD-onderzoeksprogramma
'Van Indië tot Indonesië' dat loopt tot 2006 en is gestart op verzoek van
de staatssecretaris van VWS?
3. Bent u met de VVD-fractie van mening dat het niet aangaat om met de
kennis van heden de proportionaliteit van de inzet van militaire middelen
in het verleden te beoordelen? Was, bijvoorbeeld, optreden ter
bescherming van de burgerbevolking in de tijd van de Bersiap, 'de meest
gewelddadige periode in de geboorte van de Indonesische staat' , toen
niet aleen logisch en noodzakelijk, maar ook moreel onontkoombaar? Bent u
het met de VVD-fractie eens dat het betuigen van spijt over het militaire
optreden van Nederland onrecht doet aan de inzet van onze militairen en
miskenning van de gebeurtenissen in de periode 1945-1949 inhoudt, danwel
dat op zijn minst onduidelijkheid over de politieke en militaire inzet
van Nederland in deze periode oproept?
4. Bent u het met de VVD-fractie eens dat aanvaarding van 17 augustus
1945 als datum van de Indonesische onafhankelijkheid feitelijk recht doet
aan de loop van de geschiedenis, maar de erkenning van de inzet van onze
militairen en de Nederlandse politiek niet in de wegstaat? Bent u met de
VVD-fractie van mening dat de Nederlandse militairen uitgezonden in de
periode 1945-1949 alle erkenning dienen te behouden voor de grote en
oprechte inspanningen die zij zich namens en voor Nederland hebben
getroost om orde en recht te herstellen, de bevolking te beschermen en de
Nederlandse belangen veilig te stellen?
Aldus dr. Ir. H. Th. Bussemaker, auteur van 'Bersiap! Opstand in het
paradijs' (2005) in zijn lezing op 15 november 2003 bij de Vereniging
"Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap 1941 - 1949"
22 augustus 2005
VVD