Kamerbrief Verslag Ecofin Raad (begroting) van 15 juli 2005
1. Conciliatie met het Europees Parlement
Op 15 juli kwam de Ecofin Raad (begroting) bijeen ter bespreking van de ontwerpbegroting voor 2006. Voorafgaand aan de eerste lezing van de begroting door de Raad is traditiegetrouw een
delegatie van de begrotingscommissie van het Europees Parlement (EP) ontvangen. De inhoudelijke discussie over de begroting 2006 beperkte zich vooral tot het uitwisselen van wederzijdse standpunten, bijvoorbeeld over het externe beleid, de administratieve uitgaven en de betalingskredieten. Raad en EP bereikten overeenstemming over de volgende onderwerpen:
a) Aanvullende Begroting nr. 3/2005: Wederopbouwsteun 2005 aan de door de Tsunami getroffen gebieden
Van de 350 miljoen toegezegde wederopbouwsteun aan de door de Tsunami getroffen gebieden werd overeenstemming bereikt over het in 2005 te financieren deel van 170 miljoen. De Commissie had voor de financiering reeds 72 miljoen beschikbaar gevonden maar zocht nog dekking voor 98 miljoen. Raad en Europees Parlement kwamen overeen om voor 70 miljoen de noodhulpreserve aan te wenden en een additioneel beroep op het flexibiliteitsinstrument te doen voor 15 miljoen. Een besluit over de resterende 13 miljoen euro wordt in het najaar genomen als er onder andere een beter zicht is op het beroep dat op de noodhulpreserve is gedaan.
b) Aanvullende Begroting nr. 5/2005: Mobilisering van het solidariteitsfonds voor Slowakije (stormschade 2004) en Eigen Middelen.
Raad en Europees Parlement werden het eens over Aanvullende Begroting nr. 5/2005 waarin het solidariteitsfonds wordt aangewend voor de schade van de storm die Slowakije eind 2004 trof (5, 7 miljoen euro). In deze aanvullende begroting is onder andere ook een aantal aanpassingen aan de Eigen Middelen kant verwerkt. Per saldo levert dit een additionele teruggave aan alle lidstaten gezamenlijk van iets meer dan een half miljard op. Inclusief de afdrachtenkorting die in een eerdere aanvullende begroting (no. 4/2005) is verwerkt, krijgt Nederland uiteindelijk een korting van 139 miljoen euro op de afdrachten van 2005.
c) Aanpassing Financiële Perspectieven voor 2006 (Categorie 1, landbouw) in verband met modulatie
In september 2003 heeft de Europese Raad ingestemd met een hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze hervorming houdt o.a. een progressieve overheveling in van de rechtstreekse steunverlening voor de periode 2005-2012 die vervolgens volledig wordt aangewend voor plattelandsontwikkeling (categorie 1b). Dit wordt modulatie genoemd. Bij modulatie is er dus geen effect op het totale plafond voor categorie 1 'Landbouw'. De Commissie acht het noodzakelijk dat deze overheveling in de Financiële Perspectieven voor 2006 zichtbaar wordt gemaakt door 655 miljoen euro van categorie 1a te verplaatsen naar 1b. Hiervoor is een aanpassing van de Financiële Perspectieven nodig. De twee takken van de begrotingsautoriteit zijn een aanpassing
overeengekomen, die zich beperkt tot de subplafonds van 1a (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en 1b (plattelandsontwikkeling). Het plafond van de gehele landbouwcategorie is ongewijzigd.
2. Eerste lezing door de Raad van het Voorontwerp van de Begroting 2006 en vaststelling van de ontwerpbegroting
De Raad heeft in eerste lezing met gekwalificeerde meerderheid de ontwerpbegroting voor 2006 vastgesteld. Duitsland, Oostenrijk en Nederland hebben zich onthouden van stemming. Zij gaven aan zich niet te kunnen vinden in het afgesproken niveau van betalingen in met name Categorie 1 (landbouw) en Categorie 2 (structuurbeleid). De ontwerpbegroting 2006 wordt nu aangeboden aan het Europees Parlement voor eerste lezing. De tweede lezing van de begroting 2006 door de Raad zal op 24 november 2005 plaatsvinden.
Op totaalniveau zijn de resultaten van het bereikte compromis dat er voor 2005 120,8 miljard euro aan vastleggingskredieten (3,7% stijging ten opzichte van 2005) beschikbaar is. De betalingskredieten bedragen in het compromisvoorstel 111,4 miljard euro. Dit is een stijging van 4,8% ten opzichte van 2005 in plaats van door de Commissie voorgestelde 5,9%. De totale marges onder de Financiële Perspectieven zijn voor 2006 vastgesteld op 2,9 miljard aan vastleggingskredieten en 7,9 miljard aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 1,01% van het EU-BNI.
De belangrijkste wijzigingen in het Voorontwerp van de Begroting (VOB) 2006 van de Commissie zoals door de Raad vastgesteld, worden hieronder weergegeven per categorie van de Financiële Perspectieven.
. Categorie 1a (GLB)
In Categorie 1a (marktmaatregelen landbouw) is een horizontale korting bij de marktordeningen doorgevoerd van 150 miljoen in totaal. Met deze symbolische korting is het restrictieve begrotingsbeleid van de Raad losgelaten. Een hogere korting bleek niet mogelijk door de gewijzigde verhoudingen in de Raad en de koppeling die door veel lidstaten werd aangebracht met kortingen bij de betalingskredieten in Categorie 2 (structuurfondsen). Het betreft in Categorie 1a een horizontale korting op marktordeningen die over 2006 meer dan 50 miljoen bedragen. De begrotingslijnen die onderdeel zijn van de landbouwhervorming zijn uitgezonderd.
Op basis van de traditionele Nota van Wijziging van de Commissie in het najaar kunnen de ramingen voor de verschillende landbouwmaatregelen nog aangepast worden. Deze Nota van Wijziging in het najaar van 2005 zal een duidelijker beeld geven van de in de ogen van de Commissie noodzakelijke middelen voor 2006. Op dat moment worden immers de landbouwuitgavenramingen geactualiseerd aan de hand van de recente marktontwikkelingen en de euro/dollar koers.
De marge in Categorie 1a is na de eerste lezing van de Raad beperkt toegenomen tot 1,36 miljard euro (in 2005 nog 1,76 miljard euro). Nederland had graag een ruimere marge gezien om, na de verwerking van de Nota van Wijziging door de Raad in tweede lezing, voldoende ruimte te hebben indien marktontwikkelingen of onverwachte gebeurtenissen, zoals uitbraken van dierziekten, tot additionele uitgaven nopen. Bovendien rechtvaardigt de grote onderuitputting in voorgaande jaren een hogere korting dan waar de Raad met gekwalificeerde meerderheid nu voor gekozen heeft.
. In Categorie 1b (Plattelandsontwikkeling)
Er zijn geen wijzigingen ten opzichte van het VOB 2006 van de Commissie aangebracht. De Raad neemt derhalve de voorstellen van de Commissie in het ontwerp van de begroting over.
. Categorie 2 (Structuurbeleid)
In Categorie 2 is eveneens een symbolische korting op de betalingskredieten van 150 miljoen euro overeengekomen. Hiermee wordt de door de Commissie veronderstelde uitputting als reëel ingeschat. Bij de structuurfondsen (doelstelling 1, 2 en 3) gaat de Commissie uit van een gemiddeld uitputtingspercentage van 95 procent van de jaarlijkse vastleggingstranche en van 90 procent bij de innovatieve maatregelen.
De beschikbare betalingskredieten in de Ontwerpbegroting 2006 zijn hiermee 35,5 miljard euro, een toename van 9,6 procent ten opzichte van 2005. Hoewel Nederland van mening is dat de Commissie steeds betere inschattingen maakt van de benodigde betalingskredieten, zijn de voorgestelde uitputtingspercentages aan de hoge kant en had ook hier een grotere neerwaartse bijstelling door de Raad plaats mogen vinden. Net als voor 2005 had de Raad dan kunnen verklaren additionele betalingskredieten beschikbaar te zullen stellen, indien de uitputting sneller verloopt dan voorzien.
. Categorie 3 (Intern Beleid)
In Categorie 3 is overeenstemming bereikt over een beperkt aantal kortingen (21,05 miljoen euro) onder andere op enkele Commissie-initiatieven waarvan de uitvoering slecht verloopt. Uitgezonderd zijn de programma's die door co-decisie tot stand gekomen zijn.
Voorts is besloten om de bestaande agentschappen ten opzichte van 2005 een maximale stijging toe te staan van 3,6% (het zogenaamde maximum stijgingspercentage voor 2005 voor niet-verplichte uitgaven als agentschappen) en agentschappen in ontwikkeling 12%. De nieuwe agentschappen die zich nog in een startfase bevinden zijn van kortingen uitgezonderd. Voor wat betreft de korting bij het Maritiem Agentschap (12,4 miljoen) legde een aantal landen een unilaterale verklaring af (Portugal, Spanje, Griekenland, Slovenië, Cyprus, Frankrijk en België) dat deze in tweede lezing heroverwogen zou moeten worden. De totale korting op agentschappen bedraagt 22,36 miljoen.
De vastleggingskredieten komen met genoemde kortingen op 9,2 miljard euro, waarmee de Raad de marge heeft verhoogd tot 210 miljoen euro.
Tot slot is bij de betalingskredieten ruim 516 miljoen euro gekort, in lijn met implementatiecijfers uit het verleden. Hiermee komen de betalingskredieten op 8,3 miljoen euro, een stijging van 5% ten opzichte van 2005.
. Categorie 4 (Extern Beleid)
In Categorie 4 is binnen de Raad overeenstemming bereikt over een horizontale korting van ongeveer 3,87% met uitzondering van de co-decisieprogramma's, het GBVB, de Tsunami en Irak. In totaal bedragen de kortingen 165,16 miljoen. Met dit pakket heeft de Raad de negatieve marge van 123,5 miljoen euro omgebogen tot een positieve marge van 41,7 miljoen euro. Hiermee is de door de Commissie voorgestelde inzet van het flexibiliteitsinstrument niet nodig en wordt er voldoende ruimte gecreëerd om eventueel hier de compensatie aan ontwikkelingslanden als gevolg van de suikerhervorming op te vangen.
De totale omvang aan vastleggingskredieten bedraagt 5,2 miljard euro. De betalingskredieten komen op een bedrag van 5,3 miljard euro.
. Categorie 5 (Administratieve Uitgaven)
De Raad besloot tot een pakket met de volgende elementen: het vrijwel geheel honoreren van uitbreidinggerelateerde uitgaven, een algemene korting omdat niet alle functies permanent bezet zijn en niet alle nieuw te werven ambtenaren meteen in dienst komen, alsmede een horizontale taakstelling van 2% die mogelijk is door de aanzienlijke investeringen in informatietechnologieën en betere inter-institutionele samenwerking. Voor de Commissie betekent dit dat van de 685 gevraagde posten, de Raad in eerste lezing er 645 heeft gehonoreerd. Tevens nam de Raad een verklaring aan met betrekking tot de bezetting van de in 2004 en 2005 toegekende posten voor de uitbreiding.
Het bovenstaande compromisvoorstel betekent dat de Raad een marge heeft gecreëerd in Categorie 5 van 130,1 miljoen euro. Het totaal aan vastleggingskredieten en betalingskredieten voor 2006 komt hiermee uit op 6,6 miljard.
. Categorie 7 ( Pre-accessiesteun)
De vastleggingskredieten voor de verschillende programma's vallend onder deze Categorie zijn vastgesteld conform het Voorontwerp van de Commissie en komen hiermee op 2,48 miljoen euro. Bij de betalingskredieten is op basis van implementatiecijfers uit het verleden op een vijftal begrotingslijnen een korting overeengekomen van 127,25 miljoen euro.
Voor de betalingskredieten is hiermee in deze Categorie een bedrag van ruim 3 miljard euro beschikbaar.
Conclusie
Conciliatiebijeenkomst
In de bijeenkomst tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit was de overeenstemming over de financiering van de hulp aan de door de Tsunami getroffen gebieden voor 2005 de belangrijkste uitkomst. De bespreking van de begroting 2006 beperkte zich, conform verwachting, voornamelijk tot de uitwisseling van standpunten, waarbij duidelijk is geworden dat de Raad en het Europees Parlement zich in de tweede helft van het jaar nog veel inspanning moeten getroosten om deze nader tot elkaar te brengen.
Eerste lezing Raad/vaststelling ontwerpbegroting 2006
Hoewel een gekwalificeerde meerderheid van de Raad zich kon vinden in de ontwerpbegroting zoals hierboven beschreven, werd door een aantal lidstaten uit het netto-betalerskamp kritisch geïntervenieerd. Duitsland, Oostenrijk en Nederland gaven aan zich niet te kunnen vinden in het afgesproken niveau van betalingen in met name categorie 1 (landbouw) en categorie 2 (structuurfondsen) en onthielden zich derhalve van stemming. Op basis van cijfers uit het verleden lijkt de door de Raad vrijwel ongewijzigde overgenomen inschatting van de Commissie te hoog. De Raad lijkt hiermee zijn eigen stringente begrotingsbeleid zoals verwoord in de begrotingsrichtsnoeren voor de begroting 2006 (aangenomen maart jl.) niet geheel na te leven. Voorts zijn genoemde lidstaten van mening dat ten aanzien van de ontwikkeling van de EU-begroting, dezelfde economische realiteit moet gelden als op nationaal niveau, zeker ook gezien de budgettaire situatie in een aantal lidstaten.
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken