Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/R&S/05/61615
Onderwerp Datum
Uitvoering motie (Kamerstukken II 2004/05, 17 augustus 2005
30 016, nr. 9)
Tijdens de plenaire behandeling op 9 juni jl. van het wetsvoorstel tot wijziging van de
Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het
opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-
herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de Wajong en enkele
andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen is de motie ingediend door
de leden Noorman-Den Uyl en Bruls (Kamerstukken II 2004/05, 30 016,
nr. 9) aangenomen.
Deze motie strekt er onder meer toe een beroepsregeling open te stellen voor ontslagen
overheidswerknemers indien de overheidswerkgever in gebreke blijft bij het beschikbaar stellen
van adequate reïntegratietrajecten. Daarnaast strekt deze motie ertoe om waarborgen vast te
leggen voor de positie, rechten en aanspraken op reïntegratie van de werkloze werknemers van
eigenrisicodragende overheidswerkgevers, zowel in de fase voorafgaand aan het ontslag als na het
ontslag.
Ik heb kennisgenomen van uw zorg. Ik wijs uw Kamer er op dat de mogelijkheden voor beroep al
open staan. Immers, op basis van het gewijzigde artikel 72a van de Werkloosheidswet is de
overheidswerkgever sinds 1 juli jl. verantwoordelijk voor de reïntegratie van die werknemers die
op of na die datum zijn ontslagen. Een ontslagen overheidswerknemer die van mening is dat
bepaalde reïntegratie-inspanningen van zijn werkgever noodzakelijk zijn voor zijn toeleiding naar
arbeid, kan zijn wensen met betrekking tot zijn reïntegratie schriftelijk kenbaar maken aan zijn ex-
werkgever. De reactie van de overheidswerkgever om deze wensen wel of niet in te willigen, is een
beslissing op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een dergelijke beslissing is vatbaar
voor bezwaar en beroep op grond van de Awb. Indien de ontslagen werknemer derhalve van
mening is dat zijn werkgever in gebreke blijft, kan de ex-werknemer hiertegen in bezwaar en
beroep gaan.
2
Met betrekking tot de positie van de werknemer voorafgaand aan het ontslag verwijs ik naar het
advies van de Sociaal-Economische Raad inzake de toekomstbestendigheid van de WW en de
kabinetsreactie daarop, waarin wordt aangegeven dat preventie van werkloosheid primair de
verantwoordelijkheid is van werkgever en werknemers op ondernemingsniveau en van sociale
partners op het niveau van de sector (CAO-niveau).
In de fase na het ontslag geldt de prikkel zoals deze sinds 1 juli jl. bij wet is ingevoerd.
De overheidswerkgever is sinds die datum (materieel en financieel) verantwoordelijk geworden
voor de reïntegratie van de door hem ontslagen overheidswerknemer.
De overheidswerkgever is door deze prikkel gebaat om zijn ex-werknemer zo snel en effectief
mogelijk te reïntegreren.
Gelet op bovenstaande ben ik van oordeel dat de in de motie gevraagde waarborgen voor de
positie van de met werkloosheid bedreigde werknemer of de werkloze ex-overheidswerknemers al
voldoende voorhanden zijn. Daarmee acht ik de strekking van de motie gerealiseerd.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid