Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in de zaak van Marion en Romy van B
Samenvatting door de griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
Op 8 juni 1997 zijn Marion van B. (bijna 19 jaar oud) en haar dochter
Romy (bijna 1 jaar oud) verdwenen. Gedurende ruim vijf jaar heeft
onzekerheid bestaan over het lot van Marion en Romy van B. Hun
stoffelijke resten zijn pas op 1 augustus 2002 in het duingebied
tussen Egmond en Bergen gevonden, op aanwijzing van verdachte, nadat
deze zich met informatie tot de (groot)ouders van Marion en Romy had
gewend. Marion en Romy van B. blijken te zijn vermoord door de broer
van verdachte. Deze broer was de vriend van Marion geweest en was de
vader van Romy. Hij is inmiddels overleden. Tegen verdachte is
strafvervolging ingesteld wegens verdenking van medeplichtigheid aan
de moord op Romy van B.
De rechtbank Alkmaar heeft verdachte op 5 juni 2003 vrijgesproken. De
officier van justitie heeft tegen deze beslissing van de rechtbank
hoger beroep ingesteld. Het hof Amsterdam heeft verdachte op 12 juli
2004 (zie LJN nr. AQ2769) veroordeeld tot een gevangenisstraf van
vierentwintig maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, wegens
medeplichtigheid aan de moord op Romy van B.
Verdachte heeft tegen de veroordeling door het hof Amsterdam beroep in
cassatie ingesteld. In de procedure bij de Hoge Raad hebben mr. G.P.
Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam,
allereerst geklaagd over bepaald optreden van de politie dat zodanig
ongeoorloofd zou zijn dat het hof het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk had moeten verklaren in de vervolging van verdachte.
De tweede klacht houdt in dat niet bewezen is dat bij verdachte sprake
was van opzet op de dood van Romy van B. De derde klacht houdt in dat
de motivering van het hof ten aanzien van het bewijs van de
betrokkenheid van verdachte bij de dood van Romy van B. onbegrijpelijk
is. De vierde klacht betreft de motivering van de opgelegde straf.
Op 17 mei 2005 heeft advocaat-generaal Jörg in zijn advies aan de
Hoge Raad geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 16 augustus 2005 geoordeeld
dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Het cassatieberoep is
derhalve verworpen. Met deze uitspraak van de Hoge Raad is de
veroordeling van de verdachte onherroepelijk geworden.
Zie voor de volledige uitspraak (rolnr. 03318/04) LJNânummer AT6058
LJ Nummer
AT6058
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 16 augustus 2005 Naar boven
Gerechtelijke organisatie