---
Kamervragen en antwoorden
---
Vragen over Srebrenica
12-8-2005 11:07:00
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de
leden Veenendaal (VVD) en Eijsink (PvdA) over Srebrenica (nr.
2040517180) en de aanvullende vragen van het lid Eijsink (nr.
2040517200), beide ingezonden op 24 juni 2005.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Vragen van de leden Veenendaal (VVD) en Eijsink (PvdA) aan de minister
en de staatssecretaris van Defensie over Srebrenica (ingezonden 24
juni 2005)
1. Hebt u kennisgenomen van de tv-uitzending over het boek
"Herinneringen aan Srebrenica" en de conclusies van de auteurs?
Ja.
2. Kunt u bevestigen dat van de uitgezonden Dutchbat-militairen die in
Srebrenica zaten tijdens de val van de moslimenclave, het percentage
met Post Traumatische Stress Stoornis (PTTS) (10%) ruim twee keer zo
hoog is als normaal na een uitzending en dat het percentage van de
ondervraagde militairen dat een beroep deed op psychische hulp (40%)
twee keer zoveel is als door uw ministerie is opgegeven? Welke
verklaringen kunt u voor deze verschillen geven?
De constatering dat een relatief groot aantal van de
Dutchbat-militairen die in juli 1995 in Srebrenica dienden, zegt PTSS
te hebben en psychische hulp nodig heeft, past in ons beeld. De
percentages die Defensie naar aanleiding van de verschillende
onderzoeken naar de psychologische gevolgen van uitzendingen hanteert
- en die zijn bevestigd in het u aangeboden advies van professor
Gersons - zijn gemiddelden van alle uitzendingen. Gelet op de aard en
de dramatische afloop van de Srebrenica-missie wekt het geen
verwondering dat de percentages bij de groep Dutchbat-militairen boven
dit gemiddelde liggen. Defensie kan de in het boek genoemde aantallen
niet op grond van eigen onderzoek bevestigen. De door de auteurs
genoemde cijfers zijn overigens niet gebaseerd op wetenschappelijk
onderzoek.
3. Welke hoofdconclusies die worden getrokken in het boek
"Herinneringen aan Srebrenica" kunt u onderschrijven en welke niet?
Het boek bevat de ervaringen van 171 (ex-)militairen die in Srebrenica
hebben gediend tijdens de val van de enclave in juli 1995. Het oogmerk
van de auteurs was niet om hieraan algemene conclusies te verbinden.
Wel hebben zij op grond van de vraaggesprekken een opmerking gemaakt
over het hoge aantal lijders aan het PTSS en de verzoeken om
psychische hulp.
De herinneringen van Dutchbat-militairen aan Srebrenica illustreren
dat de schuld van de val van Srebrenica en de daaropvolgende
gebeurtenissen niet op de Dutchbat-militairen mag worden afgewenteld.
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) concludeerde
al hoe smal voor hen de marges waren. Dutchbat beschikte niet over het
mandaat en de middelen om de strijd met de Bosnische Serviërs aan te
gaan. Het was uitgezonden met een opdracht die vanuit militair en
humanitair oogpunt uiteindelijk onmogelijk bleek. Veel Dutchbatters
hebben zich tijdens hun uitzending tot het uiterste ingespannen om het
leed van de bevolking van Srebrenica te verzachten. Enkelen van hen
spannen zich opnieuw in voor internationale vrede en veiligheid.
Daardoor was de vaak kritische berichtgeving na terugkomst in
Nederland over hun optreden moeilijk te verwerken. Zij hadden en
hebben het gevoel dat er te weinig begrip is getoond voor de moeilijke
omstandigheden waarin zij verkeerden en voelden zich onheus behandeld
door media en politiek. Het boek Herinneringen aan Srebrenicaheeft
Dutchbat militairen een podium gegeven om hun persoonlijke ervaring te
presenteren.
4. Deelt u de mening dat Defensie onvoldoende geïnteresseerd was in de
uitgezonden militairen die terug zijn gekomen uit Srebrenica, zoals de
auteurs van het boek veronderstellen? Zo ja, waar ligt dit aan? Zo
nee, kunt u een overzicht verschaffen van alle inspanningen die
Defensie heeft gedaan tot op heden ter ondersteuning van en met
betrekking tot het aanbieden van hulp aan deze militairen?
Nee.
Hulpverleners hebben tijdens bijeenkomsten van ex-Dutchbat-militairen
aandacht gegeven aan de mogelijkheid van psychologische problemen als
gevolg van deze uitzending en vermeld hoe men zich bij hulpverleners
kan aanmelden. Er was gepland om in Zagreb, onmiddellijk na
beëindiging van de missie, de eerste debriefingsgesprekken te voeren.
Hiervoor waren hulpverleners van zowel de Afdeling Individuele
Hulpverlening (AIH) als van de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD)
overgekomen naar Zagreb. Op verzoek van de ex-Dutchbat-militairen zijn
deze gesprekken verplaatst naar oktober 1995 waarbij tevens de
terugkeergesprekken van de MDD plaatsvonden. Later, in maart 1996, is
nogmaals de gelegenheid geboden aan militairen en hun thuisfront om
een terugkeergesprek met de MDD te voeren. In mei 1996 zijn vervolgens
nazorgvragenlijsten verspreid. De respons hierop was 34%. Op grond van
de teruggestuurde nazorgvragenlijsten is, indien daar aanleiding voor
was, contact opgenomen met betrokkene om hem door te verwijzen naar de
juiste hulpverlener.
Naar aanleiding van het openbaar maken van het NIOD-rapport is een
speciaal zorgtraject opgezet voor Dutchbat-3 in de vorm van twee
besloten bijeenkomsten en een meldpunt. De eerste bijeenkomst vond
plaats op 10 april 2002 in Assen. Daar kon de presentatie van het
rapport op TV worden gevolgd. De tweede bijeenkomst was op 11 april
2002 in Garderen, waar door professor Blom van het NIOD vragen over
het rapport zijn beantwoord.
5. Zijn bij Defensie alle actuele gegevens bekend van de
ex-Dutchbat-militairen, die uit Srebrenica zijn teruggekeerd? Zo neen,
waarom niet?
Bij het ministerie zijn alle actuele gegevens bekend van de
(ex-)Dutchbat-militairen die om hulpverlening bij Defensie hebben
verzocht. Inmiddels is in het kader van de nota Veteranenzorg (juni
2005) overigens besloten binnen twee jaar een volledige
veteranenadministratie in te richten. Voor het volgen van de
zorgbehoeftige veteranen met uitzendingsgerelateerde problemen zal een
gemeenschappelijk cliëntregistratie- en -volgsysteem worden opgezet.
6. Welke inspanningen zal Defensie nog gaan ondernemen om deze (ex)
militairen te helpen en/of te laten onderzoeken?
De ex-militairen van Dutchbat kunnen als veteranen te allen tijde voor
hulp en vragen terecht bij het Veteraneninstituut, dat zo nodig voor
doorverwijzing naar civiele of militaire instanties zorg zal dragen.
Tijdens het overleg met de Tweede Kamer van 20 juni jl. over de nota
Veteranenzorg zijn deze mogelijkheden uitgebreid toegelicht.
Dutchbat-militairen die nu nog in actieve dienst zijn, kunnen gebruik
maken van alle reguliere voorzieningen.
Aanvullende vragen van het lid Eijsink over Srebrenica (ingezonden 24
juni 2005)
1. Sinds wanneer bent u op de hoogte van het feit dat er nog twee
fotorolletjes zijn verdwenen naast de eerder bekend geworden mislukte
ontwikkeling van een ander fotorolletje? Welke betrokkenheid heeft
Defensie gehad bij deze verdwijning?
Tijdens de debriefing van Nederlandse VN-militairen over de val van de
enclave Srebrenica in augustus 1995 heeft een militair verklaard dat
door hem in Srebrenica gemaakte fotos zijn mislukt bij de
ontwikkeling. In het zogeheten Feitenrelaas, dat ten grondslag lag aan
het debriefingsrapport Srebrenica, staat daarover te lezen: "Een
militair verklaarde, dat hij 14 fotorolletjes had meegenomen, daarvan
zijn er 13 ontwikkeld en afgedrukt. Echter het ene rolletje met
bewijsmateriaal is in de ontwikkelcentrale verloren gegaan. Hij heeft
enige foto's van het uitdelen van brood nabij de compound en de
vrachtwagens van het Rode Kruis waarin de vluchtelingen vervoerd
werden." (blz 8, paragraaf 2.1.1) In het boek Herinneringen aan
Srebrenica wordt op blz 254 dezelfde mededeling gedaan. Het
Feitenrelaas is de Tweede Kamer op 5 juli 1999 ter vertrouwelijke
kennisneming aangeboden en op 12 december 1999 openbaar gemaakt
(kamerstuk 26 122, nr. 18A). Van enige betrokkenheid van Defensie bij
de ontwikkeling van de desbetreffende fotos was geen sprake; zij waren
voor ontwikkeling aangeboden aan een commercieel fotoontwikkelcentrum.
2. Tot welke andere maatregelen van uw zijde geeft het boek
"Herinneringen aan Srebrenica" aanleiding?
Zie het antwoord op de vragen van de leden Veenendaal (VVD) en Eijsink
(PvdA) over Srebrenica (nr. 2040517180, ingezonden 24 juni 2005).
Ministerie van Defensie