Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA 's-Gravenhage Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
Ons kenmerk AM/AKA/05/52508
Onderwerp Reactie op D66-voorstel Markt voor Persoonlijke Datum 9 augustus 2005
Dienstverlening
In het Algemeen Overleg over de Markt voor Persoonlijke Dienstverlening (MPD) op 29 juni
jongstleden heeft TK-lid mevrouw Koser Kaya (D66) verzocht om een reactie op het D66-
voorstel met betrekking tot eenvoudige persoonlijke dienstverlening. Met deze brief kom ik
aan haar verzoek tegemoet.
Het D66-voorstel
D66 wil het uitkeringsgerechtigden makkelijker maken om bij te verdienen met eenvoudige
persoonlijke dienstverlening zoals boodschappen doen, strijken of uitlaten van de hond. Het
D66-voorstel beoogt de inschakeling van lager opgeleide werklozen te stimuleren. D66 denkt
dat het verrichten van kleine persoonlijke diensten een eerste aansluiting kan bieden met de
arbeidsmarkt. Tevens wil D66 met haar voorstel de vraagkant van de Markt voor Persoonlijke
Dienstverlening faciliteren: veel persoonlijke diensten worden momenteel niet of zwart
verricht, terwijl veel huishoudens behoefte hebben aan dergelijke diensten. Vergroting van het
aanbod op de Markt voor Persoonlijke Dienstverlening zou de combinatie van zorg en arbeid
vergemakkelijken.
Het D66-voorstel ziet er in concreto als volgt uit:
1. iedereen mag zonder gevolgen voor belasting of uitkering per maand een bepaald
bedrag (bijvoorbeeld tot 100 of 200) bijverdienen bovenop zijn salaris of uitkering
door het verlenen van een aantal vrijgestelde vormen van persoonlijke dienstverlening;
2. de diensten worden informeel verleend en zijn zoveel mogelijk regelvrij. Er worden
dus geen socialezekerheids- of pensioenrechten opgebouwd, er geldt geen ontslagrecht
etc. Alleen enkele zeer fundamentele regels, zoals op het gebied van aansprakelijkheid,
blijven van toepassing;
3. zodra iemand meer dan het vrijgestelde bedrag bijverdient is het zijn of haar eigen
verantwoordelijkheid (en zeker niet die van de inlener) om te voldoen aan de dan
geldende fiscale en sociale-zekerheidsregels. Om te voorkomen dat er een omvangrijk
zwart circuit ontstaat, gelden er zeer zware sancties bij overtreding;
Ons kenmerk AM/AKA/05/52508
Datum 9 augustus 2005
4. indien de markt daarin onvoldoende voorziet kan de overheid (de Centra voor Werk en
Inkomen) helpen vraag naar en aanbod van persoonlijke diensten te matchen door
bijvoorbeeld websites te faciliteren;
5. de mogelijkheid om bij te verdienen laat onverlet dat betrokkene moet voldoen aan de
sollicitatieplicht en volledig beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt.
Op dit moment bestaat er in de inkomsten- en loonbelasting reeds een algemene
heffingskorting en mogen - op basis van de Wet werk en bijstand - bijstandsgerechtigden
maximaal 6 aaneengesloten maanden een kwart (maximaal 165,- per maand) houden van wat
ze bijverdienen mits het werk ertoe bijdraagt dat ze op termijn uit de bijstand komen. Volgens
D66 zou hun voorstel een uitbreiding en aanzienlijke vereenvoudiging zijn.
Reactie
Stimulering van de Markt voor Persoonlijke Dienstverlening acht ik belangrijk omdat deze
markt vooral aan laagopgeleiden kansen op een baan biedt. Ik ben het eens met de volgende
onderdelen uit het D66-voorstel:
· Het verrichten van deeltijdarbeid door uitkeringontvangers kan de maatschappelijke
betrokkenheid van de betreffende personen vergroten en -afhankelijk van de
werkzaamheden- een opstapje zijn richting een reguliere baan.
· Ook steun ik de gedachte dat de sollicitatieplicht moet blijven gelden. Anders gezegd:
uitkeringsontvangers die bijverdienen dienen beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt.
· D66 is van mening dat indien er onvoldoende aansluiting is van vraag en aanbod op de
Markt voor Persoonlijke Dienstverlening, de overheid de aansluiting kan stimuleren door
de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) te laten faciliteren. Dit sluit aan bij mijn
toezegging aan de Tweede Kamer dat ik met het CWI zal overleggen over actieve en
speciale bemiddeling om vraag en aanbod dichter bij elkaar te brengen. CWI heeft reeds
toegezegd in zijn PR-activiteiten aandacht te zullen besteden aan de vraag en het aanbod
van persoonlijke dienstverlening.
Ik ben het niet eens met het onder punt 3 genoemde inzake het als werknemer voldoen aan de
geldende fiscale en sociale zekerheidsregelingen respectievelijk met het basisprincipe van het
D66-voorstel, namelijk verhoging van de bijverdiensten bovenop de uitkering. Volgens D66
dienen personen (met een uitkering) die teveel bijverdienen er zelf voor te zorgen dat zij aan
de geldende fiscale en socialezekerheidsregelingen voldoen. Ik zie geen redenen de
werkgeverstaken (zoals aangifte en betaling van premies en belastingen) over te dragen aan
werknemers. Als er sprake is van een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de
loonbelasting 1964 en de werknemersverzekeringen is het aan de werkgever om de
dienstbetrekking te melden bij de betrokken instanties en de loonheffing en premies
werknemersverzekeringen in te houden en af te dragen. Wel dient opgemerkt te worden dat de
---
Ons kenmerk AM/AKA/05/52508
Datum 9 augustus 2005
regelgeving op dit moment al in enkele van de door D66 voorgestelde zaken voorziet,
namelijk:
· Als iemand eenvoudige diensten verleent aan natuurlijke personen dan kan er op basis van
de huidige regelgeving onder bepaalde omstandigheden sprake zijn van een
arbeidsovereenkomst. Dit hangt af van het feit of de verlening van de specifieke
eenvoudige diensten bij toetsing voldoet aan de criteria gezagsverhouding, verplichting tot
persoonlijke arbeid en een verplichting tot de betaling van loon. Onafhankelijk hiervan
geldt er in ieder geval geen ontslagbescherming via het BBA 1945, indien persoonlijke
arbeid wordt verricht voor meer dan twee andere personen als deze arbeid slechts van
bijkomstige aard is.
· In het kader van de werknemersverzekeringen en de Wet op de loonbelasting 1964 wordt
een arbeidsverhouding niet als dienstbetrekking beschouwd indien uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend huiselijke of persoonlijke diensten in de huishouding worden verricht en de
diensten doorgaans op minder dan drie dagen per week worden verricht. Dit betekent dat er
in dat geval geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hoeven te worden
ingehouden en afgedragen. Dit laat onverlet dat de persoonlijke dienstverlener de
inkomsten wel dient aan te geven ten behoeve van de inkomstenbelasting. Als iemand
doorgaans op drie of meer dagen huiselijke of persoonlijke diensten verricht, is sprake van
een werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen en de Wet op de loonbelasting
1964 en zijn wel loonheffing en premies werknemersverzekeringen verschuldigd.
Aangegeven is reeds dat ik het basisprincipe van het D66-voorstel niet steun. Naar mijn
mening bevat de Wet werk en bijstand (WWB) het instrumentarium om het beoogde doel van
D66, namelijk stimulering van de inschakeling van laagopgeleide werklozen, te realiseren. Het
bestaande vrijlatingsregime is een beleidskeuze die is gemaakt op basis van een zorgvuldige
afweging tussen de voordelen van het instrument activeringspremie en het handhaven van een
inkomensvrijlating op een manier dat de bezwaren van de oude regeling uit de Algemene
bijstandswet zijn weggenomen. Mijn bezwaar tegen het D66-voorstel richt zich met name ook
op effectiviteit en de doelmatigheid van het voorstel:
· Uitbreiding van de bijverdienmogelijkheden bovenop een bijstandsuitkering en de reeds
toegestane bijverdiensten heeft een nadelige uitwerking op de motivatie van mensen om uit
te stromen naar een reguliere baan. De noodzaak hiertoe wordt kleiner omdat men in een
relatief gunstige uitkeringssituatie zit. Hogere bijverdiensten vergroten anders gezegd de
armoedeval ongeacht de periode waarin bijstandsontvangers meer bijverdienen.
· Achterliggende gedachte van de huidige bijverdienmogelijkheden is dat het om activiteiten
moet gaan die de kans op reïntegratie van de bijstandsontvanger vergroten. In het D66-
voorstel wordt hiermee geen rekening gehouden. Dat wil zeggen dat in het D66-voorstel
niet vergroting van de baankans voorop staat, maar verhoging van de bijverdiensten.
---
Ons kenmerk AM/AKA/05/52508
Datum 9 augustus 2005
· In het voorstel van D66 is de duur van het mogen bijverdienen onbeperkt. De WWB heeft
tot doel dat uitkeringsgerechtigden zo snel mogelijk naar regulier werk uitstromen. Van
permanent hogere bijverdiensten gaat geen prikkel uit om uit de bijstand te stromen, zodat
mensen langdurig in een uitkeringsafhankelijke situatie kunnen blijven. Een lagere
uitstroom uit de bijstand naar werk heeft tot gevolg dat de bijstandspopulatie nog groter
wordt en zodoende de structurele uitkeringslasten voor gemeenten en rijksoverheid
toenemen. Om langdurige uitkeringsafhankelijkheid tegen te gaan is de inkomstenvrijlating
in de WWB juist tijdelijk. Hiervoor is gekozen omdat bij een structurele vrijlating
gewenningseffecten ontstaan en de prikkelwerking verdwijnt.
· Van de inkomstenvrijlating gaat een grote precedentwerking uit, namelijk dat ook andere
doelgroepen voor de vrijlating in aanmerking komen.
· Ten slotte is bij deze constructie het handhavingsaspect van belang: het ontstaan van een
zwart circuit. Hoewel de sancties zwaar zijn, blijft de pakkans klein. Het blijft immers
moeilijk te controleren of betrokkene niet meer heeft bijverdiend dan toegestaan.
Samenvattend kan gesteld worden dat het kabinet de kern van het D66-voorstel niet omarmt,
maar wel de toegevoegde waarde inziet van diverse onderdelen van het voorstel, waaronder de
inschakeling van CWI bij het verbeteren van de aansluiting van vraag en aanbod op de Markt
voor Persoonlijke Dienstverlening.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid