F.A. Ansems en T. Ansems / Leeuwarder Courant
Uitspraak: ongegrond
Het artikel Lemsterland trekt rijbewijs terecht in gaat over een
conflict tussen de gemeente Lemsterland en T. Ansems (hierna: Ansems
jr.) inzake het verstrekken en vervolgens intrekken c.q. ongeldig
verklaren van zijn rijbewijs.
In lijn met eerdere uitspraken overweegt de Raad dat als het gaat om
een verslag van een openbare zitting in een civielrechtelijke of
bestuursrechtelijke procedure, in het algemeen geen bezwaar bestaat
tegen vermelding van de namen van de betrokken partijen. In sommige
gevallen kan het belang van een partij om zoveel mogelijke
onherkenbaar te blijven zo zwaar wegen dat van het vermelden van de
(volledige) naam moet worden afgezien. (vgl. RvdJ 2004/18 en RvdJ
2000/16) Van een dermate zwaarwegend belang aan de zijde van klagers
is echter niet gebleken.
Mede in aanmerking genomen dat Ansems jr. zich in de door hem
aangespannen procedure er op heeft beroepen dat hij voor zijn werk
zijn rijbewijs nodig heeft, is het begrijpelijk en niet journalistiek
onaanvaardbaar dat verweerder dit in het artikel heeft opgenomen en
daarbij tevens het beroep van Ansems jr. heeft vermeld. Gelet op het
feit dat deze kwestie bij klagers evident gevoelig ligt, had
verweerder wellicht billijkheidshalve wat terughoudender daarover
kunnen berichten, aldus de Raad. Er is echter geen grond voor de
conclusie dat verweerder, door dat na te laten, grenzen heeft
overschreden.
Trefwoorden:
-Privacy: vermelding persoonlijke gegevens -Aard van de publicatie:
rechtbankverslag
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2005/39
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 25 juli 2005
door mr. A. Herstel, voorzitter, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw.
drs. M.G.N. Mathot en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L.
Egmond, plaatsvervangend secretaris.
H.D. Ulrich / Buitenhof (NPS/VARA/VPRO)
Uitspraak: niet-ontvankelijk
In de aanloop naar het referendum van 1 juni 2005 is in een aantal
uitzendingen van het televisieprogramma Buitenhof aandacht besteed aan
de Europese Grondwet. De kern van de klacht is dat in Buitenhof op een
andere wijze aandacht is besteed aan de (campagnes inzake de) Europese
Grondwet dan klager wenselijk acht.
Klager stelt als Nederlands belastingbetaler persoonlijk belang te
hebben bij een oordeel van de Raad, omdat Buitenhof onderdeel is van
het publiekrechtelijk bestel dat door belastingopbrengsten wordt
gefinancierd. Deze omstandigheden zijn echter niet voldoende om hem
als rechtstreeks belanghebbende in de zin van het Reglement van de
Raad aan te merken. Klager is derhalve in zijn klacht
niet-ontvankelijk.
Trefwoorden:
-Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2005/40
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 25 juli 2005
door mr. A. Herstel, voorzitter, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw.
drs. M.G.N. Mathot en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L.
Egmond, plaatsvervangend secretaris
De Kempische Volle Evangelie Gemeente Rehoboth, Christelijk Centrum
Alphamega, C.J.M. Laurey en A.M. Laurey-Jimmink / Eindhovens Dagblad
Uitspraak: deels gegrond
Klagers maken bezwaar tegen het artikel Belgische justitie onderzoekt
sekte. De Raad acht het gebruik van de term sekte niet onzorgvuldig.
Volgens de Raad wordt onder die term in het algemeen verstaan: groep
van aanhangers van een geestelijke stroming buiten de gangbare kerken.
Ter zitting hebben klagers verklaard dat zij bewust een onafhankelijk
kerkgenootschap vormen en in beginsel geen aansluiting zoeken bij een
landelijk kerkgenootschap. Aldus valt de geloofsgemeenschap van
klagers onder de algemene betekenis van sekte. Bovendien geeft
verweerder met het gebruik van de term sekte geen waardeoordeel over
de geloofsgemeenschap van klagers. (vgl. RvdJ 2003/58)
Verder overweegt de Raad dat de losstaande woorden de cel gezet onder
aan het artikel duidelijk geen onderdeel uitmaken van het geheel. Dat
deze zinsnede per abuis is blijven staan nadat het bericht door de
eindredactie was geredigeerd, is weliswaar slordig maar niet zodanig
ernstig dat daarmee journalistiek ontoelaatbaar is gehandeld, aldus de
Raad. Hij acht de klacht wel gegrond voor deze erop is gericht dat
verweerder ten onrechte geen wederhoor heeft toegepast. Het artikel
bevat een aantal beschuldigingen aan het adres van klagers. Zo wordt
onder meer beweerd dat Laurey en Laurey-Jimmink verdacht worden van
machtsmisbruik en dat zij het zouden hebben doen voorkomen dat ze
doden konden opwekken. Aldus worden klagers ernstig gediskwalificeerd.
Volgens het vaste oordeel van de Raad dient een journalist bij het
publiceren van ernstige beschuldigingen met bijzondere zorgvuldigheid
te werk te gaan, hetgeen in het algemeen onder meer meebrengt dat
wederhoor moet worden toegepast. De stelling van klagers dat geen
wederhoor is toegepast, is door verweerder niet betwist.
Trefwoorden:
-Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
-Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl onder nr. 2005/37
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 25 juli 2005
door mr. A. Herstel, voorzitter, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw.
drs. M.G.N. Mathot en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L.
Egmond, plaatsvervangend secretaris.
Raad voor de Journalistiek