Gemeente Reiderland
Procedureregeling planschadevergoeding 2005
03 augustus 2005
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reiderland maken bekend,
dat zij in haar vergadering van 21 juli 2005 de procedureregeling
planschadevergoeding 2005 heeft vastgesteld. Deze verordening regelt
de procedure die wordt gevolgd bij planschade verzoeken en de
vereisten waaraan een verzoek om planschade moet voldoen. De
verordening treedt op 1 september 2005 in werking.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005
VERORDENING
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reiderland,
GELET OP, de artikelen 49 en 49a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
BESLUITEN:
vast te stellen de Procedureregeling planschadevergoeding 2005
Artikel 1: Begripsbepalingen
De regeling verstaat onder:
a. planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);
b. planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit
omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in
artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken;
c. aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;
d. college: het college van burgemeester en wethouders;
e. derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO die heeft verzocht om ten
behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te
wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO,
en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of
gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het
besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;
f. adviseur: een persoon of commissie belast met het adviseren inzake de door het college te
nemen beschikking op een aanvraag om vergoeding van planschade en niet werkzaam onder
verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan;
g. drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.
Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst
1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met
gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.
ONS KENMERK: GZ/LH/2005- 2218
ONS BESLUIT D.D.: 21 juli 2005
DATUM VERZENDING:
ROZENSTRAAT 2
POSTBUS 3
9686 ZG BEERTA
TEL (0597) 59 66 00
FAX (0597) 33 20 58
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 2
2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid
onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo
spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een
afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.
3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen
van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het
verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de
rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.
Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager
Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is
bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.
Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
of kennelijke ongegrondheid
1. Het college wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de
mededeling van ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of
kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.
2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.
Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking
Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 wijst het college uiterlijk bij het
verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn een adviseur aan en verstrekt een opdracht om
ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.
Artikel 6: Werkwijze van de adviseur
1. De adviseur stelt de aanvrager, een derde-belanghebbende en het college in de gelegenheid
om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding
van planschade.
2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derde-belanghebbende of de
vertegenwoordiger van het college wordt een samenvatting gemaakt. De samenvatting wordt
opgenomen in het advies.
Artikel 7: Advisering
1. De adviseur brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en
gemotiveerd conceptadvies aan het college uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de
hoogte van de te vergoeden planschade.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 3
2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de adviseur het college
schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen hij het
conceptadvies zal uitbrengen.
3. De adviseur zendt een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager en een derdebelanghebbende,
en stelt de aanvrager en de derde-belanghebbende in de gelegenheid om
binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter
kennis van de adviseur te brengen.
4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de adviseur binnen vier weken na verloop
van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Hij kan de
termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging hij
mededeling doet aan het college.
5. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de
adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het
college.
6. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derdebelanghebbende.
Artikel 8: Beschikking van het college
1. Binnen zes weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag om
vergoeding van planschade.
2. Het college kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.
Artikel 9: Uitbetaling
Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door
aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.
Artikel 10: Slotbepalingen
1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005.
2. Deze regeling wordt aangehaald als 'Procedureregeling planschadevergoeding 2005'.
Vastgesteld op 21 juli 2005 door burgemeester en wethouders van de gemeente Reiderland;
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reiderland,
de secretaris, de burgemeester,
F.J. Klein B. Horseling
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 4
Toelichting bij de Procedureregeling planschadevergoeding 2005
Algemene toelichting
Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft een
belanghebbende de mogelijkheid om van de gemeente een vergoeding te krijgen voor de schade
die hij ondervindt als gevolg van een bestemmingsplan of een daarmee gelijk te stellen
planologische maatregel, bijvoorbeeld een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19
WRO, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WRO geven voorschriften over de wijze waarop
een vergoeding, als bedoeld in artikel 49 WRO, in de praktijk 'planschade' genoemd, moet
worden aangevraagd en hoe een aanvraag door het college moet worden behandeld.
Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid een regeling vast te stellen met
aanvullende procedureregels voor die gevallen waarin om toepassing van artikel 49 WRO wordt
gevraagd. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruikgemaakt.
De procedureregeling sluit aan bij de Wijzigingswet planschade, Wet van 8 juni 2005,
Staatsblad 21 juni 2005, die voorziet in verbetering van de planschadewetgeving door wijziging
van artikel 49 WRO en invoering van een nieuw artikel 49a.
In het voetspoor van de wijzigingswet bevat de gemeentelijke procedureregeling met name de
volgende nieuwe elementen:
- het college - en niet meer de raad - is bevoegd gezag voor het afdoen van aanvragen om
vergoeding van planschade;
- de aanvrager wordt niet-ontvankelijk verklaard als het drempelbedrag niet bijtijds is voldaan;
- de initiatiefnemer van de planwijziging met wie de gemeente in een verhaalscontract heeft
afgesproken dat hij de planschadekosten voor zijn rekening neemt, krijgt in de
procedureregeling een positie als derde-belanghebbende: hij krijgt gelegenheid tot inspraak
voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 5
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1: Begripsbepalingen
De regeling verstaat onder:
a. planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);
b. planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit
omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in
artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken;
c. aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;
d. college: het college van burgemeester en wethouders;
e. derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO die heeft verzocht om ten
behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te
wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO,
en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of
gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het
besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;
f. adviseur: een persoon of commissie belast met het adviseren inzake de door het college te
nemen beschikking op een aanvraag om vergoeding van planschade en niet werkzaam onder
verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan;
g. drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.
Toelichting
- Adviseur
De Awb bevat in afdeling 3.3 regels inzake advisering. Artikel 3:7 Awb bevat bijvoorbeeld het
voorschrift dat het bestuursorgaan aan de adviseur de gegevens ter beschikking stelt die nodig
zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij onze opdrachten zullen wij de
planschadeadviseur de nodige informatie verstrekken.
- Derde-belanghebbende
Het kan zijn dat de gemeente met de verzoeker van een planherziening of planvrijstelling een
overeenkomst heeft gesloten ter compensatie van de door de gemeente eventueel toe te kennen
vergoeding van planschade als gevolg van de gevraagde planologische maatregel. Deze
verzoeker wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een
aanvraag om vergoeding van planschade ter zake van deze planologische maatregel. In
aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker in de procedureregeling gelegenheid tot
inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim.
Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst
1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met
gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 6
2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid
onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo
spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een
afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.
3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen
van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde
bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van
de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.
Toelichting
- Eerste lid
Vast moet staan dat het binnengekomen schrijven een aanvraag bevat om vergoeding van
schade als bedoeld in artikel 49 WRO en dat daarbij tevens wordt voldaan aan de vereisten van
artikel 4:2 Awb: de aanvraag moet worden ondertekend en ten minste bevatten: naam en adres
van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
Aanvrager moet gebruikmaken van een door het college vastgesteld formulier volgens
bijgevoegd model. Daarin moet aanvrager onder meer ook aangeven welke van de in artikel 49
WRO genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak zijn van schade.
Volgens artikel 4:2, tweede lid en artikel 4:5 Awb heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om
later aanvulling van de aanvraag te verlangen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit
betekent dat het college op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan
besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag, indien blijkt dat bepaalde belangrijke
gegevens ontbreken.
- Tweede lid
Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de
wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding en voorts in verband met de
verjaringsregeling in het nieuwe artikel 49 WRO: een aanvraag om vergoeding van schade als
bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat
de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit
onherroepelijk is geworden. Het is ons beleid de envelop met postzegel of poststempel te
bewaren.
- Derde lid
Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is een drempelbedrag verschuldigd.
De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk
positief wordt beslist.
Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager
Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is
bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 7
Toelichting
Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. In uitzonderlijke gevallen kan
worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest, bijvoorbeeld als het
college de mededeling van ontvangst per abuis verkeerd heeft geadresseerd. Als dit blijkt, kan
het college zijn besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager herzien.
Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
of kennelijke ongegrondheid
1. Het college wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de
mededeling van ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of
kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.
2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.
Toelichting
Volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om
planschadevergoeding objectief en deskundig advies inwinnen, behoudens de
uitzonderingsgevallen dat de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of
ongegrondheid direct moet worden afgewezen. Overeenkomstig deze rechtspraak geeft artikel 4
aan dat het college in dergelijke gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen.
Zo'n afwijzing zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor
worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen.
Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en voorts de in artikel 49 WRO
opgenomen nieuwe verjaringsregeling kunnen vermoedelijk de volgende voorbeelden worden
genoemd van situaties waarbij directe afwijzing van de aanvraag voor de hand ligt:
- De gestelde schade, indien en voorzover al aanwezig, vloeit niet voort uit de door de
aanvrager vermelde planologische maatregel, en evenmin uit een andere in artikel 49 WRO
genoemde planologische maatregel, maar kan slechts het gevolg zijn van een andere oorzaak
dan de in artikel 49 WRO genoemde, zoals een gemeentelijk structuurplan, een
gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan of een niet-gemeentelijke
planologische maatregel.
- De gestelde schade kan, indien en voorzover al aanwezig, weliswaar het gevolg zijn van de
door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO
genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is nog
niet van kracht geworden.
- De gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde
planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO, eerste lid onder a, b, c of f
genoemde planologische maatregel, namelijk bepalingen van een bestemmingsplan, besluit
omtrent vrijstelling, als bedoeld in de artikel 17 of 19, het besluit tot het verlenen van
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 8
vrijstelling ingevolge artikel 40, of van een vergunning of andere beschikking ingevolge
artikel 41, het koninklijk besluit als bedoeld in artikel 66, maar deze oorzakelijke
planologische maatregel is vijf jaar of langer geleden, gerekend vanaf de indiening van de
aanvraag, onherroepelijk geworden.
- Het is overduidelijk dat de koper ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak die in
waarde zou zijn gedaald, wist of had kunnen weten dat een bepaalde negatieve ruimtelijke
ontwikkeling zich zou kunnen voordoen zodat de schade veroorzakende planologische
maatregel kennelijk voorzienbaar was.
In deze voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat het college een eventuele vermelding door de
aanvrager van de verkeerde planologische oorzaak ambtshalve converteert in de vermelding van
de juiste planologische oorzaak, vermeld in artikel 49 WRO, indien zodanige oorzaak tenminste
aan de orde is. Een eventueel verkeerde oorzaakvermelding kan in deze situatie derhalve niet
direct leiden tot afwijzing van de claim. Stel bijvoorbeeld dat iemand een schadeclaim indient
op grond van een bestemmingsplan, terwijl de gestelde schade in werkelijkheid slechts het
gevolg kan zijn van een projectbesluit ex artikel 19 WRO, dan zal het college de claim als
zodanig ook beschouwen en behandelen.
Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking
Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 wijst het college uiterlijk bij het
verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn een adviseur aan en verstrekt een opdracht om
ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.
Toelichting
Het college schakelt een onafhankelijk, deskundig adviseur in om een zo goed mogelijk en zo
objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel
49 WRO en vervolgens over de omvang van de schadevergoeding.
Op grond van het bepaalde in artikel 5 kan het college per geval een adviseur aanwijzen. Door
per aanvraag te bezien welke adviseur moet worden ingeschakeld, bestaat de mogelijkheid om
de keuze afhankelijk te maken van de complexiteit en de aard van het verzoek. Uiteraard is het
mogelijk over het algemeen te werken met dezelfde adviseur of met bijzondere adviseurs voor
bijzondere onderwerpen.
Artikel 6: Werkwijze van de adviseur
1. De adviseur stelt de aanvrager, een derde-belanghebbende en het college in de gelegenheid
om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding
van planschade.
2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derde-belanghebbende of de
vertegenwoordiger van het college wordt een samenvatting gemaakt. De samenvatting wordt
opgenomen in het advies.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 9
Toelichting
Het horen van de aanvrager, de eventuele derde-belanghebbende en het college kan naar keuze
gescheiden of gezamenlijk plaatsvinden. Voorts zal de adviseur zo nodig de situatie ter plaatse
opnemen.
Artikel 7: Advisering
1. De adviseur brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en
gemotiveerd conceptadvies aan het college uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de
hoogte van de te vergoeden planschade.
2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de adviseur het college
schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen hij het
conceptadvies zal uitbrengen.
3. De adviseur zendt een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager en een derdebelanghebbende,
en stelt de aanvrager en de derde-belanghebbende in de gelegenheid om
binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter
kennis van de adviseur te brengen.
4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de adviseur binnen vier weken na verloop
van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Hij kan de
termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging hij
mededeling doet aan het college.
5. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de
adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het
college.
6. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derdebelanghebbende.
Toelichting
In dit artikel wordt met name geregeld dat de adviseur aan de aanvrager en een derdebelanghebbende
inzage geeft in het conceptadvies met mogelijkheid tot reageren. Opbouw en
volgorde van het advies kunnen aan de adviseur worden overgelaten.
Artikel 8: Beschikking van het college
1. Binnen zes weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag om
vergoeding van planschade.
2. Het college kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.
Toelichting
Procedureregeling planschadevergoeding 2005 10
Het college dat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, behoeft de
aanvrager, naar mag worden aangenomen, niet te horen: zie artikel 4:12 Awb op grond waarvan
geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard.
In het tweede lid is een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien de termijn in het eerste lid
onverhoopt niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen of verschillende zienswijzen
kan verlenging noodzakelijk zijn.