Pax Christi Nederland

Biedt Colombiaanse wetgeving ten behoeve van demobilisatie werkelijk `Gerechtigheid en Vrede' aan de Colombianen?

Het Colombiaanse parlement heeft op 22 juni 2005 de wet `Justicia y Paz'(Gerechtigheid en Vrede) aangenomen, dat een juridisch kader moet bieden voor de demobilisatie van leden van de illegale gewapende groepen. De wet geeft duidelijk meer prioriteit aan de voortgang van het vredesproces, dan aan (maximale) gerechtigheid. De vraag is echter of gedeeltelijke demobilisatie in Colombia wel tot vrede leidt.

Pax Christi Nederland (PCN) acht de Wet `Gerechtigheid en Vrede' op een aantal onderdelen ontoereikend. De wet ontbeert een wettelijk en politiek kader - en de bijbehorende implementatiemechanismen - om de financiële en politieke structuren van de illegale gewapende groepen definitief te ontmantelen. Zonder dergelijke maatregelen bestaat er de reële kans dat gedemobiliseerde leiders hun oorlog via semi-legale en illegale wegen zullen voortzetten. Daarnaast is de in de wet genoemde maximale strafmaat van 8 jaar (met aftrek 5 jaar) voor leiders die schuldig bevonden worden aan mensenrechtenschendingen en schendingen van het Internationaal Humanitair Recht, in vergelijking tot het reguliere Colombiaanse strafrecht bijzonder laag. De wet biedt bovendien geen kader voor eventuele schadeloosstelling aan slachtoffers, of voor een vorm van waarheidsvinding. Vooral dit laatste punt blijkt bij vredesprocessen elders in de wereld van cruciaal belang voor de verwerking van de trauma's en het leed van de slachtoffers en hun familieleden.

In juridische zin biedt het wettelijk kader dus ruimte voor straffeloosheid. Bij elk vredesproces moet er echter de ­ veelal onmenselijke en onmogelijke - afweging worden gemaakt moet tussen (maximale) gerechtigheid en vrede op lange termijn. Als vredesbeweging wil Pax Christi Nederland zich dan ook niet beperken tot strikt juridische argumenten bij de beoordeling van deze nieuwe wet. De omvang en tragiek van de humanitaire crisis in Colombia is dusdanig groot dat er gezocht moet worden naar mogelijkheden om het aantal slachtoffers met onmiddelijke ingang te verkleinen.

Wel rijst de vraag inhoeverre de concessies die gedaan worden ten behoeve van het vredesproces ook de vrede ook daadwerkelijk dichterbij zullen brengen. De geschiedenis van Colombia leert ons dat demobilisatie van één van de gewapende groepen, of zoals in het huidige geval van slechts een deel van de paramilitaire AUC ­ niet leidt tot een nationaal vredesproces. Desalniettemin lijkt de demobilisatie van de ongeveer 5000 manschappen van de AUC tot op heden op lokaal niveau tot een gedeeltelijke vermindering van het geweld te hebben geleid. Onduidelijk is of deze relatieve rust op lokaal niveau structureel zal zijn. Pax Christi roept alle geledingen van de Colombiaanse samenleving op om het democratische debat over de wenselijkheid en het functioneren van de wet op constructieve wijze te voeren en te verdiepen.

Met het oog op de consequenties van het demobilisatieproces op lokaal niveau, beschouwt Pax Christi Nederland het verificatieproces van het bestand voor het `staken van de vijandelijkheden' dat door de AUC werd afgekondigd, van groot belang. De omvang van het kleine team van internationaal waarnemers van de OAS dat met de verificatie is belast, is gezien de omvang en spreiding van de AUC en de uitgestrektheid van Colombia, volstrekt ontoereikend. Pax Christi doet dan ook een dringend beroep op de internationale gemeenschap om de internationale verificatie ­ in de huidige vorm of in nieuwe vorm - constructief te ondersteunen.

Utrecht, 28 juni 2005
Pax Christi Nederland / 030-2333346