Den Haag, 29 juli 2005
VRAGEN VAN HET LID VAN HEEMST (PvdA) AAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE
over een omvangrijke diefstal van gespecialiseerde duikspullen en de laconieke actie van de overheidsdiensten daarop
1. Heeft u kennisgenomen van de radioreportage van AVRO's 1 op de Middag d.d. 27 juli 2005 over de laconieke en afhoudende wijze waarop overheidsdiensten hebben gereageerd op de vraag of een omvangrijke diefstal van gespecialiseerde duikspullen mogelijk verband zou kunnen houden met eventuele terroristische activiteiten?
2. Welke instructies heeft de Nederlandse politie om te beoordelen of er een mogelijke relatie bestaat tussen criminele activiteiten en terroristische plannen?
3. Worden politiemensen voortdurend en adequaat getraind op het maken van deze beoordeling? En hebben alle politiekorpsen hun aanpak en werkwijze op orde?
4. Kunt u toelichten wat er wordt gedaan als deze beoordeling het vermoeden oplevert dat er een verband kan zijn?
4. Hoe wordt bereikt dat verontruste burgers die kennis hebben van een criminele activiteit waarvan ze vermoeden dat die in verband kan staan met terroristische plannen met hun vragen of klachten niet van de ene naar de andere overheidsdienst worden gestuurd?
5. Welke medewerking en betrokkenheid verwacht u van burgers en bedrijven bij het melden van dergelijke vermoedens bij de overheid(sdiensten)?
6. Hoe gaat u bevorderen dat burgers en bedrijven weten wat de overheid van hen verwacht en dat de betreffende overheidsdiensten bugers adequaat en behoorlijk te woord staan?
Partij van de Arbeid