Rechtbank Leeuwarden
Beroep Stichting Westerkerk tegen weigering popsubsidie afgewezen
De Rechtbank heeft op 27 juli jl. het beroep van de Stichting
Westerkerk tegen de weigering van een door haar aangevraagde
projectsubsidie voor popmuziek van ⬠50.000,00 (popsubsidie)
verworpen.
De Stichting Westerkerk is de exploitant van theater Romein, een
kleinschalig podium in Leeuwarden. Bij de behandeling van de
gemeentebegroting 2003 op 4 en 5 november 2002 werd door de
gemeenteraad van verweerders gemeente ervoor gekozen de
begrotingsruimte voor een popsubsidie, die in 2001 en 2002 werd
toegekend aan eiseres, te bestemmen voor de toekenning van een
popsubsidie aan een exploitant van een ander poppodium, te weten de
Stichting Podium. Onder meer de omstandigheid dat in 2001 en 2002 te
weinig popconcerten in theater Romein waren georganiseerd en het feit
dat de programmeringsraad was opgestapt, vormden voor de gemeenteraad
aanleiding af te wijken van zijn eerdere voornemens, zoals deze zijn
verwoord in voormelde cultuurnota. De Raadscommissie Welzijn stemde op
8 januari 2003 nog in met een laatste kans voor de Stichting
Westerkerk om haar subsidieaanvraag alsnog gehonoreerd te krijgen
onder de voorwaarde dat zij voor 7 februari 2003, een bepaalde vorm
van samenwerking overeen zou zijn gekomen met de Stichting Podium,
waarbij Stichting Podium de popprogrammering in theater Romein op zich
zou moeten nemen, waarvan de feitelijke uitvoering â binnen de
gestelde termijn â in een convenant zou moeten zijn vastgelegd. Indien
dit convenant naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet â
voor het verstrijken van de genoemde termijn â tot stand zou zijn
gekomen, zou de subsidie (grotendeels) naar Stichting Podium gaan. Aan
de gestelde voorwaarde is door eiseres niet voldaan, waarop de
gemeenteraad heeft bepaald dat het subsidiebedrag dat voor 2003 binnen
gemeentebegroting beschikbaar is voor popprogrammering in theater
Romein wordt vastgesteld op ⬠9.000,00.
De rechtbank overwoog onder meer dat eiseres niet, althans
onvoldoende, aannemelijk gemaakt heeft dat het er voor moet worden
gehouden dat sprake is geweest van de aanvraag van een eenmalige
subsidie voor het tijdvak 2003. Eerdere verlening van een popsubsidie
had uitsluitend plaatsgevonden over de jaren 2001 en 2002, dat wil
zeggen: korter dan drie jaren achtereenvolgens. Beneden een grens van
drie jaren acht de wetgever nog geen beschermenswaardig vertrouwen op
voortzetting van de subsidie aanwezig, aldus de rechtbank.
Een beroep op het vertrouwensbeginsel was gebaseerd op de Kunst en
Cultuurnota 2001-2004 van de gemeente Leeuwarden en een brief d.d. 30
december 2002 van de verantwoordelijke wethouder aan de gemeenteraad
van Leeuwarden. De rechtbank overwoog dienaangaande dat de voornemens
van verweerders gemeente, zoals neergelegd in de bedoelde Kunst en
Cultuurnota 2001-2004, zodanig vrijblijvend zijn geformuleerd dat geen
sprake is van beleidsvoornemens waaraan verweerder op grond van het
vertrouwensbeginsel gebonden is. Met betrekking tot het in de brief
van 30 december 2002 bedoelde â als voorwaarde voor volledige
subsidieverlening gestelde - convenant besliste de rechtbank vast dat
deze niet binnen de gestelde termijn tot stand is gekomen, terwijl
niet is gebleken van omstandigheden welke naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet voor rekening van eiseres zouden
mogen komen. Meer specifiek is naar het oordeel van de rechtbank niet
komen vast te staan dat Stichting Podium er de oorzaak van zou zijn
geweest dat het bedoelde convenant niet tot stand gekomen is.
B&W van Leeuwarden konden, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook
in redelijkheid komen tot zijn besluit de popsubsidie (gedeeltelijk)
te weigeren.
LJ Nummer
AU0220
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 28 juli 2005 Naar boven