ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Europees netwerk natuurgebieden - Nederland ligt op schema
8 juli 2005 -
Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft vandaag de Natura 2000 Contourennotitie aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze notitie beschrijft de voortgang van de uitvoering van het Europese netwerk in Nederland. Nederland heeft zich op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verplicht om de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van soorten en habitattypen. Nederland draagt met 161 gebieden bij aan het Europese netwerk van beschermde gebieden, Natura 2000. De Nederlandse Natura 2000 gebieden liggen nagenoeg geheel binnen de Ecologische hoofdstructuur. Met deze bijdrage voldoet Nederland vrijwel geheel aan zijn Europese verplichtingen.
De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld in 2010 de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiervoor is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang. Dit netwerk heeft als doelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. Afgesproken is dat lidstaten alle maatregelen nemen die nodig zijn om een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitattypen in Europees belang te realiseren. Hierbij wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met de regionale en lokale bijzonderheden.
Zie ook de kamerbrief:
NATURA 2000 CONTOURENNOTITIE
Kaders voor Natura 2000-doelen, besluiten en beheersplannen
Ministerie van LNV, juni 2005
2
1. INLEIDING
Wat is het doel van deze contourennotitie?
In het kader van de implementatie van het Europese Natura 2000-netwerk in
Nederland moeten nog verdere stappen worden gezet. Deze contourennotitie
beschrijft de kaders voor de Natura 2000-doelen, de aanwijzingsbesluiten en de
beheersplannen voor de Natura 2000-gebieden. Tevens worden de belangrijkste
processtappen in dit document geduid. In deze contourennotitie wordt zichtbaar
gemaakt 'wat moet', maar ook waar beleidsruimte aanwezig is voor nadere
afwegingen.
Voor wie is de contourennotitie bestemd?
De contourennotitie is in eerste instantie bestemd voor die partijen die
verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de eerstvolgende implementatiestappen:
de rijks- en provinciale overheden. Maar de helderheid die de contourennotitie tot
doel heeft kan ook andere partijen helpen. Alle betrokkenen bij de uitvoering van de
Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn kunnen in deze contourennotitie lezen wat in
hoofdlijnen de inzet bij de verdere uitvoering van het beleid is: welke doelen
gerealiseerd moeten worden, op welke wijze de aanwijzingsbesluiten vorm krijgen,
met welke aanpak beheersplannen ter hand worden genomen en hoe
aanwijzingsbesluiten en beheersplannen samen het kader voor de verlening van
Natuurbeschermingswetvergunningen (NB-wetvergunningen) verder inkleuren.
Wat is de status van de contourennotitie?
De contourennotitie is een beleidsnotitie van de minister van LNV. De notitie is
interdepartementaal afgestemd en heeft een kabinetsbreed draagvlak. De
contourennotitie is daarmee de rijksinbreng voor het overleg met andere overheden,
economische sectoren, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden
over de verdere implementatie van de richtlijnen.
Het vervolgproces in hoofdlijnen
In het najaar van 2005 zal het ministerie van LNV met provincies, andere overheden en
overige betrokkenen bestuurlijk overleg starten over de Natura 2000-doelen, de
inhoudelijke inzet voor de aanwijzingsbesluiten en de kaders voor en organisatie van
de beheersplannen. Partijen worden daarbij uitgenodigd om per gebied hun visie te
geven op de inhoudelijke inzet voor de aanwijzingsbesluiten, inclusief de
begrenzingsvoorstellen, en op de voorgestelde instandhoudingsdoelstellingen. Na dit
overleg zal het rijk ontwerp- aanwijzingsbesluiten opstellen en in 2006 met het
formele traject van de aanwijzing, c.q. herziening van de aanwijzingen van 161 Natura
2000-gebieden starten. Nadat zienswijzen op de ontwerp-aanwijzingsbesluiten zijn
ontvangen stelt de minister van LNV de aanwijzingsbesluiten vast. Tegen de
aanwijzingsbesluiten staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de
mogelijkheid van beroep open. In het najaar van 2005 zullen tevens nadere afspraken
worden gemaakt over het opstellen van beheersplannen. Zodra de
aanwijzingsbesluiten zijn vastgesteld zullen de verantwoordelijke overheden (rijk en
provincies) een formele start maken met het opstellen van beheersplannen.
Hoe is de contourennotitie opgebouwd?
In het tweede hoofdstuk van deze contourennotitie zijn de inhoudelijke kaders voor de
implementatie van Natura 2000 geschetst: uitwerking van
instandhoudingsdoelstellingen op landelijk en gebiedsniveau, opzet en inhoudelijke
voorbereiding van de aanwijzingsbesluiten en inhoud en reikwijdte van
beheersplannen. Daarna vat hoofdstuk 3 de processtappen voor het komende jaar
samen.
3
2. KADERS
Wat komt aan de orde:
2.1 Samenhang tussen doelstellingen en instrumenten
2.2 Kader voor de Natura 2000-doelen
2.3 Kader voor de aanwijzingsbesluiten
2.4 Kader voor de beheersplannen
2.5 Nader te maken keuzes
2.1 Samenhang tussen doelstellingen en instrumenten
Wat is de hoofddoelstelling van Natura 2000?
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de
biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiertoe is het realiseren van een
netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000-netwerk. Dit
netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa
(artikel 2, HR). Voorts is afgesproken dat lidstaten alle maatregelen nemen die nodig
zijn om een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitattypen van
communautair belang te realiseren. Bij de vormgeving en keuze van maatregelen
dient rekening te worden gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en
cultureel gebied, alsmede met de regionale en lokale bijzonderheden.
Nederland draagt met 161 gebieden bij aan dit netwerk met een totale omvang van
circa één miljoen hectare (waarvan tweederde open water, inclusief kustwateren).
Deze gebieden worden zowel door rijkspartijen (Rijkswaterstaat, Defensie, Dienst der
Domeinen en Staatsbosbeheer) beheerd, als door grote terreinbeheerders en
particuliere beheerders. Met deze bijdrage voldoet Nederland vrijwel geheel aan zijn
Europese verplichtingen; alleen voor de Noordzee verwacht de EU nog een aanvulling.
Het is de bedoeling in 2006 over de aanwijzing van Natura 2000-gebieden op de
Noordzee het bestuurlijke overleg te starten. Implementatie van de richtlijnen buiten
de territoriale wateren is derhalve in deze contourennotitie niet aan de orde.
De Nederlandse Natura 2000-gebieden liggen nagenoeg geheel binnen de Ecologische
hoofdstructuur (EHS). Het beleid ten aanzien van de EHS en de beschikbare middelen
hiervoor leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de bescherming van Europese
natuur. De inspanningen van Nederland ten aanzien van andere Europese richtlijnen,
zoals de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water zijn van invloed op de termijn
waarop de Nederlandse bijdrage in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn
geleverd wordt.
Hoe wordt deze hoofddoelstelling in eerste instantie geconcretiseerd?
Artikel 2 van de Habitatrichtlijn verplicht Nederland om voor alle habitattypen en
soorten waar het mede verantwoordelijkheid voor draagt in een gunstige staat van
instandhouding te brengen én om instandhoudingsdoelstellingen te definiëren. De
instandhoudingdoelstellingen geven een concretisering van de hoofddoelstelling van
het Natura 2000-netwerk voor Nederland. Deze concretisering gebeurt op landelijk
niveau én op gebiedsniveau. De Natura 2000-doelen op landelijk en op gebiedsniveau
worden vastgelegd in het zo te noemen 'Natura 2000-doelendocument', dat als
beleidsdocument uitgebracht zal worden. In paragraaf 2.2. van deze notitie wordt
nader ingegaan op de kaders voor de formulering van de
instandhoudingsdoelstellingen.
4
Welke instrumenten zorgen voor een verdere verfijning?
Dit landelijke kader van de Natura 2000-doelen, de bijdrage van Nederland aan het
Natura 2000-netwerk, wordt in drie instrumentele stappen verder uitgewerkt, waarbij
de kaders steeds specifieker worden. Deze drie instrumenten zijn de
aanwijzingsbesluiten, de beheersplannen en de vergunningen in het kader van de
gewijzigde Natuurbeschermingswet1998.
1. Aanwijzingsbesluiten: naast de instandhoudingsdoelstellingen definieert het
aanwijzingsbesluit de precieze omvang en begrenzing van het aangewezen gebied.
Het is een formeel besluit en daarmee het instrument dat burgers, bedrijven en
andere overheden direct bindt. Aanwijzingsbesluiten hebben in beginsel een
onbepaalde looptijd en worden vastgesteld door de minister van LNV. Op basis van
periodieke evaluaties kunnen de aanwijzingsbesluiten worden herzien.
2. Beheersplannen: de tweede instrumentele uitwerking van de doelstellingen vindt
plaats in de beheersplannen. In de beheersplannen is aangegeven welke beleids-
en beheersmaatregelen nodig zijn om de instandhoudingsdoelstellingen van
habitattypen en soorten in het betreffende gebied te realiseren en hoe een en
ander zich verhoudt tot andere vormen van (bestaand) gebruik. In aanvulling op de
aanwijzingsbesluiten bieden de beheersplannen handvatten voor het toepassen
van het afwegingskader voor de vergunningverlening in het kader van de
gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Met het beheersplan wordt duidelijkheid
geboden aan beheerders, gebruikers en belanghebbenden ten aanzien van de
vraag welke activiteiten in het richtlijngebied in geen geval zijn toegestaan zonder
dat deze eerst getoetst zijn aan artikel 6 (Habitattoets) en welke activiteiten op
wettelijke gronden geen vergunning behoeven. Met andere woorden: het
beheersplan is hét instrument waarmee invulling wordt gegeven aan het vereiste
om bij de keuze en vormgeving van maatregelen rekening te houden met
economische, sociale en culturele belangen. Beheersplannen hebben een looptijd
van zes jaar en worden vastgesteld door het rijk (LNV, V&W, Defensie of Financiën)
voor zover het rijk materieel beheerder is van de gronden in een Natura 2000-
gebied en door Gedeputeerde Staten voor de overige gronden.
3. Vergunningen: de in het kader van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 te
verlenen vergunningen vormen de derde instrumentele uitwerking. Voortbouwend
op de kaders van de aanwijzingsbesluiten en beheersplannen geeft de NBwetvergunning
aan onder welke randvoorwaarden een activiteit of plan is
toegestaan in of nabij een Natura 2000-gebied. Vergunningen hebben een
beperkte looptijd en worden na inwerkingtreding van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 in beginsel afgegeven door Gedeputeerde Staten.
Voor enkele activiteiten van rijksbelang is de minister van LNV vergunningverlener.
In een Algemene maatregel van bestuur zal bij de inwerkingtreding van de
gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 worden aangegeven voor welke
activiteiten dit geldt.
2.2 Kader voor de Natura 2000-doelen
Langs welke lijnen wordt het Europese kader voor Nederland geconcretiseerd?
Zoals eerder gezegd verplicht het Europese kader Nederland om de biologische
diversiteit door het instandhouden van soorten en habitattypen te waarborgen. De
selectie van de gebieden vormde de eerste stap en een volgende stap is het
formuleren van de Natura 2000-doelen (instandhoudingsdoelstellingen). Hiermee kan
het Europese kader nader worden toegespitst op de Nederlandse situatie, om zo een
goede aansluiting op onze situatie te realiseren, zowel wat betreft natuur als wat
betreft bestuurlijke context. Dit gebeurt in het op te stellen 'Natura 2000-
doelendocument'. Het ministerie van LNV bereidt dit document voor, in overleg met
5
terreinbeheerders, wetenschappelijke instituten, overheden en andere
belanghebbenden. Hierbij worden de volgende hoofdlijnen gehanteerd:
1. Maximaal aansluiten bij het nationale beleid, met name het realiseren van de
Ecologische hoofdstructuur, mits dit binnen de kaders van de Europese
verplichtingen past.
2. Haalbare en betaalbare doelstellingen formuleren, die zo min mogelijk
inspanningen en gevolgen voor burgers en economische sectoren met zich
meebrengen (geen disproportionele lasten).
3. In beginsel de bestaande kwaliteit en omvang in Nederland en in concrete
gebieden handhaven en waar nodig in een gunstige staat van instandhouding
brengen.
4. Een hogere inzet nastreven voor soorten en habitattypen waar Nederland relatief
belangrijker voor is en eveneens voor soorten en habitattypen die sterk onder druk
staan.
5. Een minder hoge inzet nastreven als van Nederland redelijkerwijs niet kan worden
verwacht dat een bepaalde soort of habitattype (op die plaats) op de langere
termijn binnen Nederland in een gunstige staat van instandhouding gebracht kan
worden.
6. Doelstellingen dienen in de tijd robuust geformuleerd te zijn, om te kunnen
anticiperen op bijvoorbeeld natuurlijke dynamiek en klimaatverandering.
7. Doelstellingen dienen voldoende sturend te zijn voor de bescherming én het
beheer van de gebieden, zonder dat ze de ruimte voor concretisering op lokaal
niveau volledig wegnemen.
8. Bij het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen zal worden uitgegaan van
de bestaande budgetten voor beheer.
Wat betekenen deze lijnen meer in detail?
Het is belangrijk het formuleren van de doelstellingen te bezien tegen de achtergrond
van het feit dat de Natura 2000-gebieden nagenoeg geheel in de EHS liggen én dat in
het verband van de EHS maatregelen getroffen zijn of nog getroffen zullen worden die
resulteren in een grotere Natura 2000-kwaliteit. Een goede aansluiting van de
inspanningen voor deze twee netwerken biedt de beste mogelijkheid om op termijn
zo efficiënt mogelijk een duurzame situatie te behouden of te verkrijgen. Bij de
doorvertaling van de landelijke doelen naar de doelen op gebiedsniveau wordt gelet
op de huidige kwaliteit en de beste mogelijkheden om op termijn een duurzame
situatie te behouden of te verkrijgen tegen een zo gering mogelijke inspanning. Meer
concreet betekent dit bijvoorbeeld dat voor een habitattype of soort de relatief
grootste bijdrage komt van het gebied waar nu de ecologische vereisten het best op
orde zijn of op termijn met zo min mogelijk inspanningen op orde te brengen zijn. In
de meeste situaties zal dit bereikt kunnen worden binnen de kaders van bestaand
beleid. Een en ander laat onverlet dat straks geconcludeerd zou kunnen worden dat
voor een aantal habitattypen of soorten, in het bijzonder die waarvoor Nederland
relatief belangrijk is én die momenteel in een ongunstige staat van instandhouding
verkeren extra inspanningen, al of niet op korte termijn, nodig zijn. In paragraaf 2.5.
wordt hier nader op in gegaan.
Hoe zoeken we de balans tussen 'richting geven' en 'ruimte laten'?
De doelen op gebiedsniveau worden zodanig geformuleerd dat ze voldoende sturend
zijn voor de bescherming én het beheer van de gebieden. Dit laat onverlet dat de
doelen zodanig geformuleerd worden dat ze in het kader van de beheersplannen
nader uitgewerkt kunnen worden in omvang, ruimte en tijd. De hier achterliggende
gedachte is dat op het niveau van de beheersplannen, in interactie met de betrokken
gebruikers en beheerders van de gebieden, het best bepaald kan worden waar precies,
met welke middelen, in welke omvang en met welk tempo de realisering van de
doelen kan plaatsvinden. Het realiseren van een optimale synergie in de
6
werkprocessen van de VHR en KRW wordt op deze wijze gegarandeerd. Hiermee
wordt ook de ruimte geboden om bij voortschrijdend inzicht, nieuwe kennis, etc.,
aanpassingen in bijvoorbeeld het realiseringstempo of de aard van de maatregelen
aan te brengen.
Met wie worden de doelstellingen uitgewerkt?
De formulering van de instandhoudingsdoelstellingen is een technisch proces dat tijd
en zorgvuldigheid vraagt. Van groot belang bij het formuleren van zowel de Natura
2000-doelen op landelijk als op gebiedsniveau is om een beeld te hebben van de
huidige staat van instandhouding (zowel op landelijk als op gebiedsniveau), de mate
waarin de ecologische vereisten in de gebieden op orde zijn en welke inspanningen
nodig zijn om ze op orde te krijgen, c.q. te houden. In dit kader wordt ook bezien hoe
mogelijke consequenties voor sociaal-economische sectoren kunnen worden
geminimaliseerd. Het ministerie van LNV heeft hiervoor de afgelopen periode
consultatierondes gehouden met deskundigen en terreinbeheerders. De gegevens
worden nu verder verdiept en verwerkt in het 'Natura 2000-doelendocument'.
Hoe wordt het concept 'Natura 2000-doelendocument' getoetst?
Het concept 'Natura 2000-doelendocument' zal tegelijkertijd met de inhoudelijke inzet
voor de aanwijzingsbesluiten worden gepubliceerd. Beide producten zijn uiterlijk 1
september beschikbaar ten behoeve van een eerste overleg met bestuurders én
maatschappelijke organisaties. Zij worden op dat moment in staat gesteld om te
toetsen of zij ook van mening zijn dat is voldaan aan de geformuleerde hoofdlijnen
voor Natura 2000-doelen, zoals geformuleerd in deze paragraaf.
Parallel aan de overleggen zal een ex ante evaluatie plaatsvinden van mogelijke
sociaal-economische consequenties van de inhoudelijke inzet voor de
aanwijzingsbesluiten, inclusief het concept 'Natura 2000-doelendocument'. Ook zal op
dat moment getoetst worden of de inzet en voorgenomen doelen juridisch consistent
zijn met de Europese verplichtingen. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van inzichten
die worden opgedaan in het kader van de uitvoering van de motie-Geluk over de
jurisprudentie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
2.3 Kader voor de aanwijzingsbesluiten
Wat zijn de hoofdlijnen voor de aanwijzingsbesluiten?
Op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 omvat een
aanwijzingsbesluit de instandhoudingsdoelstellingen en een kaart van het Natura
2000-gebied met een Nota van toelichting. Het streven naar helderheid, eenduidigheid
én transparantie voor de beheerders, de burgers, de sectoren en vergunningverleners
zijn belangrijke elementen voor het opstellen van aanwijzingsbesluiten. In dit licht is
van belang te realiseren dat met het beheersplan een vervolg verfijningsstap gezet kan
worden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwijzing van Natura 2000?
Op dit moment zijn vrijwel alle Vogelrichtlijngebieden formeel aangewezen. Deze
aanwijzingsbesluiten voldoen echter niet aan de gewijzigde Natuurbeschermingswet
1998, omdat de instandhoudingsdoelstellingen hierin niet zijn uitgewerkt. De
Habitatrichtlijngebieden zijn op dit moment nog niet formeel aangewezen, maar
'slechts' bij de Europese Commissie aangemeld.
Wat zijn de hoofdlijnen voor aanwijzing van gebieden?
Op dit moment worden voor alle Natura 2000-gebieden (nieuwe) aanwijzingsbesluiten
voorbereid. Voor de Habitatrichtlijngebieden zullen deze volledig nieuw zijn, voor de
7
Vogelrichtlijngebieden betreft het een aanvulling ten aanzien van de
instandhoudingsdoelstellingen. Belangrijke elementen bij de voorbereiding zijn:
1. Eén Natura 2000-besluit voor gebieden die zowel Vogelrichtlijngebied als
Habitatrichtlijngebied omvatten. Teneinde maximale eenduidigheid en helderheid
te realiseren, worden begrenzingen waar mogelijk gelijk getrokken, tenzij dit
bestuurlijk ongewenst is.
2. Sobere aanwijzingsbesluiten, die voldoende houvast bieden voor
vergunningverlening en voor de op te stellen beheersplannen en voor langere tijd
houdbaar zijn (zie Natura 2000-doelen).
3. Duidelijke én eenduidige begrenzingen van gebieden, zoveel mogelijk
samenvallend met duidelijk in het terrein herkenbare grenzen, gericht op het
creëren van een duurzame staat van instandhouding en het waar mogelijk
reduceren van de externe werking.
4. Beschermde natuurmonumenten die samenvallen met Natura 2000-gebieden gaan
van rechtswege op in de Natura 2000-besluiten. Waar nodig zal de begrenzing
worden gelijk getrokken met de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Tevens
zal expliciet worden aangegeven welke instandhoudingsdoelstellingen van het
beschermde natuurmonument samenvallen met de instandhoudingsdoelstellingen
van het Natura 2000-gebied én welke instandhoudingsdoelstellingen aanvullend
hierop zijn.
Hoe ziet het traject van aanwijzing er uit?
In het najaar van 2005 zal het ministerie van LNV met provincies, andere overheden en
overige betrokkenen bestuurlijk overleg starten over de inhoudelijke inzet voor de
aanwijzingsbesluiten. Partijen worden daarbij uitgenodigd om per gebied hun visie te
geven op de begrenzingsvoorstellen en op de voorgestelde
instandhoudingsdoelstellingen. Dit overleg biedt ook ruimte om - binnen de juridische
kaders - ecologie en economie voor een aantal gebieden waarover nog bestuurlijke
discussie bestaat, nader af te wegen. Na dit overleg zal het rijk de ontwerpaanwijzingsbesluiten
opstellen en in het voorjaar van 2006 het formele traject van de
aanwijzing, c.q. herziening van de aanwijzingen van 161 Natura 2000-gebieden
starten. Nadat zienswijzen op de ontwerp-aanwijzingsbesluiten zijn ontvangen, stelt
de minister van LNV, zo spoedig mogelijk hierna de aanwijzingsbesluiten vast. Tegen
de aanwijzingsbesluiten staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht de
mogelijkheid van beroep open.
2.4 Kader voor de beheersplannen
Wat is de context van de beheersplannen?
Voor alle Natura 2000-gebieden moet op grond van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 een beheersplan worden vastgesteld binnen drie jaar na
aanwijzing van het gebied, dan wel binnen drie jaar na inwerkingtreding van de wet
als het gebied reeds voor de inwerkingtreding was aangewezen als richtlijngebied. Het
beheersplan is een instrument om duidelijkheid te geven over de maatregelen die
nodig zijn om een duurzame staat van instandhouding van natuurwaarden in de
Natura 2000-gebieden te realiseren, alsmede om duidelijkheid te geven over de
consequenties voor andere gebruikers. Het is daarmee bij uitstek hét instrument om
economische en ecologische belangen nader af te wegen.
Langs welke lijnen wordt het kader voor de beheersplannen uitgewerkt?
Het kader voor de beheersplannen wordt uitgewerkt in een programma van eisen.
Hierin wordt uitgewerkt waar een beheersplan inhoudelijk aan moet voldoen en welke
eisen worden gesteld aan het proces van totstandkoming. In onderstaande box zijn op
hoofdlijnen de contouren van het programma van eisen weergegeven.
8
Contouren programma van eisen van beheersplannen
Inhoudelijke eisen:
* Het beheersplan geeft een beschrijving van de actuele situatie en trends.
* Het beheersplan beschrijft de maatregelen en de e cologische vereisten die noodzakelijk zijn om de
instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en/of te handhaven.
* Het beheersplan geeft minimaal aan welke bestaande en voorgenomen activiteiten, niet schadelijk
zijn in relatie tot het realiseren van instandhoudingsdoelstellingen.
* Het beheersplan legt een relatie met andere plannen en andere wet- en regelgeving.
* Het beheersplan maakt expliciet wie voor de uitvoering van concrete instandhoudingsmaatregelen
verantwoordelijkheid draagt.
* Het beheersplan bevat een raming van kosten en geeft aan op welke wijze deze van dekking worden
voorzien.
* Het beheersplan geeft aan hoe de uitvoering wordt gemonitord.
Proceseisen:
* Voor het opstellen van een beheersplan voor een concreet Natura 2000-gebied neemt een van de
bevoegde gezagen voor het opstellen en vaststellen van een beheersplan het voortouw.
* Het beheersplan wordt opgesteld na overleg met eigenaren, gebruikers en belanghebbenden en met
besturen van waterschappen, gemeenten en provincies.
* Voor een beheersplan wordt de openbare voorbereidingsprocedure conform de Algemene wet
bestuursrecht gevolgd.
* Een beheersplan heeft een geldigheidsduur van maximaal zes jaar; het plan wordt steeds voor een
periode van maximaal zes jaar opnieuw vastgesteld, na evaluatie van de uitvoering.
Met wie wordt dit kader afgestemd?
Het programma van eisen wordt door het ministerie van LNV afgestemd met de
andere toekomstige opstellers van de beheersplannen: de departementen van Verkeer
en Waterstaat, Defensie en Financiën en de provincies. Ook wordt overlegd met
terreinbeheerders, maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen.
Hoe wordt het kader verder geconcretiseerd en geïllustreerd?
Om het programma van eisen te concretiseren en de opstellers van beheersplannen
concrete handreikingen te bieden, is een handreiking in voorbereiding. Ook werkt LNV
samen met provincies, terreinbeheerders en andere departementen voorbeelden uit
voor onderdelen van beheersplannen. De handreiking zal inzichtelijk maken waar de
beheersplannen wel en niet over gaan en hoe en met wie ze worden voorbereid. De
handreiking, inclusief de voorbeelden, zal voor de inwerkingtreding van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 beschikbaar zijn. Provincies en rijk zullen gezamenlijk
relevante partijen informeren over de beheersplannen (inhoud en proces).
Wie neemt het voortouw bij het vaststellen van een beheersplan?
Volgens de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 is het rijk (LNV, Defensie, V&W of
Financiën) bevoegd gezag als het rijk materieel beheerder is van de terreinen. De
provincie is bevoegd gezag voor het vaststellen van de beheersplannen voor alle
andere terreinen. Per Natura 2000-gebied betekent dit dat er sprake is van meerdere
bevoegde gezagen voor het vaststellen van de beheersplannen. Efficiënt opstellen van
beheersplannen en overleggen met belanghebbenden is erbij gebaat dat één van de
bevoegde instanties het voortouw neemt. Kader hierbij is dat in beginsel de provincies
het voortouw nemen, tenzij het rijk meer dan 50% van het areaal in materieel beheer
heeft.
Hoe bereiden rijk en provincies het opstellen van beheersplannen verder voor?
Het opstellen van beheersplannen is voor de komende drie jaar een stevige opgave
voor zowel het rijk als de provincies. Voor 161 gebieden moeten in overleg met 'het
veld' beheersplannen worden opgesteld. Uitdaging is om deze opgave als bevoegde
instanties gezamenlijk effectief en efficiënt te organiseren. Het is de bedoeling om dit
9
najaar een besluit te nemen over een gezamenlijke aanpak voor het opstellen van de
beheersplannen.
2.5 Nader te maken keuzes
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat nog keuzes gemaakt moeten worden
ten aanzien van het niveau van de landelijke Natura 2000-doelen, de lokalisering van
de zwaarte van de opgave in concrete gebieden, de begrenzing van gebieden, en de
inhoud en de wijze van voorbereiding van de beheersplannen. Zonder compleet te
willen zijn wordt hieronder kort ingegaan op een aantal van deze keuzes. Hierboven is
aangegeven dat op gebiedsniveau de bestaande kwaliteit en omvang minimaal
gehandhaafd blijven. Een uitzondering hierop wordt gemaakt indien in het gebied
voor een habitattype of soort een relatief belangrijker bijdrage aan het Natura 2000-
netwerk kan worden geleverd. Zo zal in sommige duingebieden een achteruitgang van
duindoornstruwelen worden geaccepteerd ten gunste van -meer bedreigde-
duingraslanden of vochtige duinvalleien.
Het is logisch dat Nederland voor soorten en habitattypen waarvoor Nederland binnen
de Europese Unie relatief belangrijk is, een relatief grote bijdrage én grote inspanning
levert. Voor habitattypen als estuaria, stroomdalgraslanden, duingraslanden, natte
heide en laagveenbegroeiingen en voor soorten als kleine zwaan en grote vuurvlinder
geldt dit bijvoorbeeld. Voor deze habitattypen en soorten heeft Nederland de situatie
nog niet geheel op orde. Dit geldt ook voor een aantal habitattypen die sterk onder
druk staan, bijvoorbeeld heischraal grasland en alkalisch laagveen. Extra inspanningen
zijn geboden. Dit geldt ook voor soorten als de roerdomp, de noordse woelmuis en de
fint. Waar en in welke mate zijn te maken keuzes die in samenspraak met terrein- en
waterbeheerders en andere overheden gemaakt zullen worden. Concreet kan dit
betekenen dat de inspanningen m.b.t. het waterbeheer meer gericht moeten worden
op het natuurbelang. Het kan ook betekenen dat de begrenzing van gebieden
aangepast moet worden om een op termijn meer duurzame situatie te verkrijgen.
Momenteel wordt verkend voor welke habitattypen en soorten dit uitkomst biedt. In
een groot aantal situaties biedt slim lokaliseren van de Natura 2000-doelen op
gebiedsniveau de oplossing. Zo gaat de ontwikkeling van hardhoutooibos, waarvoor
de Nederlandse bijdrage relatief belangrijk is, goed samen met het garanderen van
veiligheid tegen overstroming, mits op de goede plek gelokaliseerd. Voor een aantal
habitattypen of soorten is de keuze overigens beperkt, omdat ze bijvoorbeeld in één
of enkele gebieden voorkomen. Zeker voor die habitattypen en soorten waarvoor
Nederland relatief belangrijk is en/of die sterk onder druk staan, zullen de ecologische
vereisten ter plekke op orde moeten zijn of worden gebracht. Van groot belang hierbij
is een goede afstemming tussen de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen
enerzijds en de Kaderrichtlijn Water anderzijds. Bij de implementatie van deze beide
richtlijnen zal onderlinge afstemming veel aandacht krijgen (zie ook kader).
Dit zijn stuk voor stuk geen gemakkelijke keuzes, maar daar waar nodig zal het
ministerie van LNV hierover de discussie met relevante partijen aangaan om de
verplichting die we als Nederland zijn aangegaan voor het stoppen van de
achteruitgang van de biodiversiteit gestand te doen. Hier staat tegenover dat, voor de
soorten en habitattypen waarvan redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat ze op
langere termijn binnen het Nederlandse grondgebied in een gunstige staat van
instandhouding gehouden of gebracht kunnen worden, het ministerie van LNV in
gesprek gaat met de Europese Commissie om afspraken te maken over de mate waarin
Nederland een bijdrage kan en wil leveren. Zo is het niet reëel om slijkgrasvegetaties
die onder sterke druk staan van een exoot, in een gunstige staat van instandhouding
te brengen. Zo zullen voor hoogvenen niet de hoogste ambitieniveaus (uitgestrekte
10
hoogveencomplexen) geformuleerd worden, maar zal wel voor de huidige gebieden
de uiterste inspanning worden geleverd om redelijkerwijs na te streven kwaliteit te
behalen.
In het concept 'Natura 2000-doelendocument' zullen de te maken keuzes nader
worden uitgewerkt, zodat op basis hiervan het gesprek kan worden aangegaan.
Overigens zijn voor het grootste deel van de habitattypen en soorten geen
onoverkomelijke problemen te verwachten.
Koppeling water-natuur (Kaderrichtlijn Water en VHR)
1. Zowel de formele verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water als de Vogelrichtlijn en de
Habitatrichtlijn worden in Nederland strikt (doen wat moet) en langs realistische en haalbare lijnen
geïmplementeerd. De beschikbare flexibiliteit wordt daarbij gehanteerd. Bij het vaststellen van de
instandhoudingsdoelstellingen zal worden uitgegaan van de bestaande budgetten voor beheer.
2. Gestreefd wordt naar een optimale synergie in de werkprocessen voor de implementatie van de
Kaderichtlijn Water én de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. In het bijzonder geldt dit voor het
afstemmen van concrete doelen (concretisering) en het afstemmen van de opgave voor concrete
gebieden (lokalisering). Het rijk zal hiertoe de drietrapsraket van de VHR (conceptinstandhoudingsdoelstellingen,
aanwijzingsbesluiten én beheersplannen) goed afstemmen met de
drie december nota's 2005, 2006, 2007. In 2005/2006 worden de hydrologische knelpunten in kaart
gebracht en wordt in gezamenlijkheid naar oplossingen gezocht op basis waarvan gezamenlijke
besluitvorming door V&W en LNV plaatsvindt.
3. Voor Natura 2000-gebieden geldt dat er in het kader van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water
voor wordt zorggedragen dat de grond- en oppervlakte-watervereisten op orde worden gehouden
of gebracht. De stroomgebieds-beheersplannen omvatten de maatregelen daartoe. Daarbij wordt
voorrang gegeven aan maatregelen die het meest nodig en kosteneffectief zijn.
4. Natura 2000-doelen worden slim aan concrete gebieden toebedeeld, opdat snel en eenvoudig met
realistische maatregelen de ecologische vereisten (inclusief de watervereisten) op orde te houden of
te brengen zijn. Hierover vindt met alle betrokkenen nauw overleg plaats, gekoppeld aan de LOBWoverlegstructuur.
LNV en V&W zullen daarnaast in het najaar van 2005 gezamenlijk regionaal
overleg in de deelstroomgebieden organiseren over de Natura 2000-doelen en afstemming met de
Kaderrichtlijn Water.
5. Het rijk bevordert dat de begrenzing van de waterlichamen wordt geoptimaliseerd, opdat de Natura
2000-doelen niet toegepast worden op te ruim begrensde waterlichamen.
6. Er wordt voor rijkswateren gestreefd naar geïntegreerde beheersplannen waarin de Natura 2000- en
de KRW-doelen en -maatregelen herkenbaar hun plaats krijgen.
7. Door de Natura 2000- en KRW-beheersplannen gestroomlijnd aan te pakken worden de uitgewerkte
doelen en maatregelen zoveel als mogelijk op elkaar afgestemd.
11
3. PROCES
Wat komt aan de orde:
3.1 Samenvatting processtappen
3.2 Bestuurlijke afspraken
3.1 Samenvatting processtappen
In onderstaande tabel zijn de processtappen voor de komende maanden samengevat.
Periode Te zetten stappen Met wie wordt
overlegd
Tot 1-09-2005 * Uitwerken eers te concept 'Natura 2000-
doelendocument'.
* Uitwerken inhoudelijke inzet aanwijzingsbesluiten.
* Uitwerken programma van eisen voor
beheersplannen.
* Uitwerken verschillende handreikingen met nadere
toelichting op juridisch kader.
* Voorbereiden voorlichtingsronde i.h.k.v.
inwerkingtreding gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998.
* Voorbereiden bestuurlijk overleg en consultaties.
IPO, provincies en
andere departementen
1-09-2005 tot 1-10-
2005
* Communicatie over de consequenties van
implementatie van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 voor m.n.
vergunningverlening.
Provincies, andere
overheden, sectoren,
maatschappelijke
organisaties
Vanaf 1-09-2005 * Bestuurlijk overleg met provincies over de
inhoudelijke opzet voor aanwijzingsbesluiten (en
het achterliggende concept 'Natura 2000-
doelendocument'), inclusief voorstellen voor
instandhoudingsdoelstellingen, begrenzing van
gebieden en mogelijke consequenties voor andere
belangen.
Provincies
* Consultaties met overige partijen, zoals VNG, Unie
van Waterschappen, sectoren en maatschappelijke
organisaties.
Andere overheden,
sectoren,
maatschappelijke
organisaties, andere
departementen
* Afstemming van de voors tellen met andere
beleidstrajecten, zoals de Kaderrichtlijn Water en
Reconstructie.
Andere departementen
* Uitvoeren ex ante evaluatie m.b.t. gevolgen voor
bedrijven en burgers.
* Globale kostenraming Natura 2000-doelen.
* Uitvoeren juridische toets.
Nader te bepalen
1-10-2005 * Inwerkingtreding gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998.
* Vastleggen bestuurlijke afspraken over uitvoering
gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.
Provincies, andere
departementen
Vanaf 2006 * Publicatie tweede concept 'Natura 2000-
doelendocument'.
* Publicatie ontwerp-aanwijzingsbesluiten.
12
3.2 Bestuurlijke afspraken
Hoe worden de afspraken over de uitvoering van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 geborgd?
Het is de bedoeling bij de inwerkingtreding van de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998 bestuurlijke afspraken te maken over de uitvoering van
de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 tussen de minister van LNV, de provincies
en de bewindslieden van Verkeer en Waterstaat, Defensie en Financiën.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit