Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij aan het verslag van mijn bezoeken van 19 tot en met 24 juni jl. aan Tunesië, Algerije en Marokko.

Aanleiding voor de bezoeken was nieuw elan te geven aan de bilaterale betrekkingen. Het belang van de Maghreb voor Nederland is de laatste jaren gegroeid. Het personenverkeer met Europa is toegenomen. Commercieel zijn er meer kansen. De Maghreblanden die ik bezocht zijn bovendien relatief vergevorderd met de invulling van de associatie met de EU. De bezoeken hadden een brede agenda: personenverkeer en consulaire kwesties; de economische relaties; het EU nabuurbeleid en de bilaterale ondersteuning die de regering hieraan wil geven; het Barcelona Proces en de Euro-Med Top van najaar 2005; de mensenrechtensituatie in de drie landen en voorts actuele onderwerpen op de internationale agenda.

De betrekkingen met de Maghreb landen hebben lang vooral in het teken gestaan van personenverkeer en consulaire aangelegenheden. Beide vormen nog steeds belangrijke pijlers van de relaties en zijn tijdens mijn bezoeken aan de orde geweest. In Rabat bleek mij dat gesproken werd over het bezoek van minister Verdonk als het begin van een nauwere samenwerkingsrelatie inzake personenverkeer en integratie. Zowel in Algiers als in Rabat heb ik het belang benadrukt dat de regering hecht aan efficiënte samenwerking inzake terug- en overname. Ik voegde daar in Rabat aan toe dat afschaffing van de dubbele nationaliteit een prioriteit blijft. In alle drie de landen heb ik aandacht gevraagd voor de kinderontvoeringszaken die daar spelen. Wat Marokko betreft heb ik daarbij ook benadrukt dat de kwestie van achtergelaten vrouwen door de regering hoog wordt opgenomen.

Tijdens de bezoeken is volop stilgestaan bij de commerciële betrekkingen. De Tunesische economie is de modernste. De bilaterale handel is weliswaar nog bescheiden, maar aan interesse aan weerskanten ontbreekt het niet. Er liggen goede kansen voor het Nederlands bedrijfsleven, met name in de sfeer van transportinfrastructuur en milieubeschermingsactiviteiten. De Algerijnse markt is van alle drie zonder meer de belangrijkste. Nu al is Algerije onze op één na belangrijkste commerciële partner in de Arabische wereld. Zijn commerciële gewicht zal ongetwijfeld verder groeien. Positief is dat er thans een toestroom van Nederlandse leveranciers van goederen en diensten is. Er liggen kansen onder meer voor toeleveranciers voor de gas- en olieindustrie, bij de uitbreiding van de overslagcapaciteit en transportcapaciteit en in de watervoorziening. Het is heel belangrijk dat het EU partnerschap met de Maghreblanden ook economisch handen en voeten krijgt. Mijn inzet is daarom ook geweest ondersteuning te geven aan de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in de regio.

Ik heb in de ontmoetingen aangegeven dat Nederland de hervormingen op waarde weet te schatten die in alle drie de landen worden doorgevoerd en hieraan toegevoegd dat Nederland klaar staat hierbij ondersteuning te geven. Voor Algerije en Tunesië is onder het MATRA programma vooralsnog alleen ondersteuning van lokale NGO's aan de orde. Voor Marokko zijn er meer mogelijkheden. Met betrekking tot dit land kunnen ook samenwerkings-activiteiten op niveau van overheden en tussen lokale en Nederlandse NGO's van start gaan. Deze hervormingen dienen niet alleen de agenda die in de EU- associatieakkoorden zijn vastgelegd. Zij hebben ook een dynamiek die wordt bepaald door de verhoudingen in de landen zelf.

Marokko trekt nu met name de aandacht met een serie aansprekende hervormingen: de wijziging van het familierecht heeft de rechtspositie van de gehuwde vrouw sterk verbeterd; er wordt gewerkt aan de versterking van het openbaar ministerie en een waarheidscommissie is in het leven geroepen die de wonden van de jaren van repressie moet zien te helen. Nederland heeft bijgedragen aan de ondersteuning van deze drie initiatieven. Tunesië doet al langer van zich spreken als we het hebben over maatschappelijke transformatie: de positie van de vrouw kent zijn gelijke niet in de Arabische wereld en de bevolking behoort er tot de best opgeleide. Positief is dat Tunesië recent het Internationale Comité van het Rode Kruis toestemming gegeven heeft gevangenisbezoeken af te leggen en de perscensuur enigszins heeft verlicht. Ook Algerije komt, na de bijzonder moeilijke jaren van confrontatie met het jihadistisch terrorisme, weer toe aan een eigen agenda; de rechtspositie van de gehuwde vrouw is enigszins verbeterd en er is een begin van dialoog gekomen tussen de autoriteiten en verwanten van verdwenen personen.

Het hervormingstempo verschilt van land tot land en ook per beleidsterrein.Tunesië loopt voorop bij de liberalisering van de markt; Marokko bij bestuurlijke vernieuwing. Alle drie de landen hebben nog een eind te gaan wat betreft democratisering, rechtszekerheid en bestuurlijke transparantie. Zij zijn nog steeds aan te spreken op klemmende kwesties. Wat betreft Marokko heb ik vooral benadrukt in de strijd tegen het terrorisme de mensenrechten te respecteren. In Algiers was mijn boodschap de vraag naar het lot van vermisten ernstig te nemen; in Tunis, dat burgerlijke vrijheden en detentieomstandigheden sterk voor verbetering vatbaar zijn.

Marokko, Algerije en Tunesië zijn economisch, maatschappelijk en ook cultureel nauw met Europa verbonden. Ik heb daarom benadrukt dat de EU inzet de samenwerking met mediterrane partnerlanden een nieuwe dynamiek te geven niet te lijden zal hebben van de stillegging van de ratificatie van het EU grondwettelijk verdrag en de vertraging die is opgetreden bij de vaststelling van nieuwe EU financiële perspectieven. Met de totstandkoming van actieplannen met de drie Maghreblanden in het kader van het nieuwe EU Nabuurbeleid is al een eerste stap gezet. Een volgende stap is te zetten bij de Euro-Med Top van dit najaar ter viering van tien jaar Barcelona Proces. Ik zei overtuigd te zijn dat aan Europese zijde er veel aan gelegen zal zijn, ondanks interne EU-problemen, ernst te maken met de intensivering van de samenwerking met zijn mediterrane partners.

Bij de bespreking van internationale vraagstukken is de aandacht uitgegaan naar regionale samenwerking en integratie. Deze zijn essentieel willen wij een Euro-mediterrane vrijhandelszone realiseren. Ik heb tegen de achtergrond van de verwijdering die recent is opgetreden in de verhouding Marokko-Algerije het belang benadrukt dat deze twee landen weer het engagement zoeken. Ik heb er hierbij op gewezen dat zolang de Westelijke Sahara kwestie onopgelost blijft het potentieel van EU-Maghreb samenwerking onderbenut zal blijven. Het potentieel wordt immers mede bepaald door de mate van Zuid-Zuid samenwerking. De bestrijding van het internationaal terrorisme heeft ook de aandacht gehad; alle drie de landen tonen zich goede partners in het EU streven de samenwerking te intensiveren.

Tunis (19 tot 21 juni)
In Tunis had ik ontmoetingen met Minister van Buitenlandse Zaken Abdelbaki Hermassi en Gedelegeerd Minister van Buitenlandse Zaken Hatem Ben Salem.Voorts sprak ik de Ministers Béchir Tekkari van Justitie en Mensenrechten en Mondher Zenaïdi van Handel. Tevens had ik ontmoetingen met vertegenwoordigers van lokale NGO's en de particuliere sector. Ik constateerde een concrete Tunesische interesse de economische relatie te verstevigen. In dit kader past ook de komst van een Tunesische handelsmissie naar Nederland dit najaar. Voorts constateerde ik een Tunesische bereidheid bilateraal overleg inzake kinderontvoering te intensiveren. Over de mensenrechtensituatie was er een open dialoog. Mijn indruk is evenwel dat Tunesië niet op het punt staat zijn benadering van burgerlijke vrijheden te versoepelen en meer ruimte te bieden voor samenwerking van lokale NGO's met buitenlandse partners.

Algiers (22 juni)
Mijn bezoek aan Algiers had ik moeten bekorten tot een middag waarbij ik naast Minister van Buitenlandse Zaken Mohamed Bedjaoui ook hartelijk ontvangen werd door President Bouteflika. In beide gesprekken bleek een grote Algerijnse interesse de bilaterale relatie in den brede te intensiveren. Ik kreeg de verzekering dat er aan Algerijnse zijde goede wil is binnen afzienbare tijd tot een bilaterale terug- en overnameregeling te komen. Ik heb vastgesteld dat er ook goede perspectieven zijn overleg over rechtshulp te intensiveren. Ik ben verder aangemoedigd in de verwachting dat een bilaterale overeenkomst inzake investeringsbescherming zonder verdere vertraging zal kunnen worden gesloten. Mijn bezoek heeft voorts mijn indruk versterkt dat Algerije de economische liberalisering wil versnellen en vooruit wil met de nationale verzoening. Positief is dat in de Algerijnse energiesector concrete projecten lopen met gebruikmaking van Nederlandse Liquified Petroleum Gas technologie die ook onze nationale energieveiligheid vergroten.

Rabat (22 tot 24 juni)
In Rabat had ik ontmoetingen met Minister-President Driss Jettou, Minister van Buitenlandse Zaken Mohammed Benaïssa en de Gedelegeerd Ministers van Buitenlandse Zaken Taïb Fassi Fihri en Nezha Chekroeni (voor Marokkaanse gemeenschappen in het buitenland). Voorts bezocht ik de Marokkaanse waarheidscommissie, de 'Instance Equité et Réconciliation' en gaf ik een lezing aan de Universiteit Mohammed V met de titel 'Le Maroc et les Pays Bas: amitié ancienne, dynamique nouvelle'. Ik had verder de gelegenheid vertegenwoordigers van lokale NGO'S te ontmoeten alsook Nederlanders die gedetineerde landgenoten bezoeken. Mijn Marokkaanse gesprekspartners waren met mij van mening dat er alle reden is het bilaterale overleg te intensiveren. Ik kwam overeen dat periodiek op hoogambtelijk niveau consultaties zullen plaatsvinden met een brede agenda. Wederzijds was de vaststelling dat een nieuw bilateraal engagement, ook op politiek niveau, belangrijk is gezien het grote aantal Nederlanders met een Marokkaanse herkomst. Ik nodigde collega Benaïssa voor een bezoek aan Nederland uit. Op niveau van de Minister-President en Minister van Buitenlandse Zaken kreeg ik de Marokkaanse bevestiging van de uitkomsten van het bezoek kortgeleden van Minister Verdonk inzake terug-en overname, dubbele nationaliteit en achtergelaten vrouwen. Mijn indruk is dat het EU Nabuurbeleid Marokko heeft aangemoedigd in de visie dat zijn toekomst in een nauwe associatie met de EU ligt. Ik ben onder de indruk geraakt van de eigen Marokkaanse vernieuwingsdrang en heb kunnen vaststellen dat de Nederlandse bijdrage aan de ondersteuning van de waarheidscommissie, de verbetering van het functioneren van het openbaar ministerie en bekendstelling van de recente versterking van de rechtspositie van de gehuwde vrouw bijzonder op prijs wordt gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --