Senaat akkoord met aanpassingen Mediawet
woensdag 6 juli 2005
De Eerste Kamer is op dinsdag 5 juli 2005, de laatste vergaderdag voor
het zomerreces, akkoord gegaan met de aanpassingen van de Mediawet die
de Publieke Omroep slagvaardiger moet maken in de strijd met de
commerciële omroepen om de gunst van kijkers en luisteraars. De
fracties van PvdA, SP, ChristenUnie en SGP vroegen aantekening om aan
te geven dat als er een stemming zou hebben plaatsgevonden, zij tegen
zouden hebben gestemd.
De regeringspartijen CDA en VVD beoordeelden de aanpassingen op hun
eigen merites zonder zich uit te spreken over plannen van de regering
over een geheel nieuw omroepbestel dat vanaf 2008 zou moeten gaan
functioneren. D66 verwelkomde de door staatssecretaris voor Cultuur en
Media mevrouw Van der Laan (D66) voorgestelde aanpassingen als een
eerste stap op weg naar dat nieuwe bestel. Snel na de zomervakantie
zullen bestuurlijke veranderingen in omroepland worden doorgevoerd. Zo
komt er vanaf 1 september, wanneer de aanpassingen in werking treden,
een interim Raad van Toezicht, vermoedelijk bestaande uit de huidige
Kroonleden, zo gaf staatssecretaris Van der Laan te verstaan. Een of
twee maanden later zal de definitieve door de Kroon benoemde Raad van
Toezicht aantreden, zo verwachtte zij. De Raad van Toezicht benoemt de
Raad van Bestuur van de Publieke Omroep.
Nu vormen de voorzitters van de omroepverenigingen de Raad van
Toezicht samen met enkele door de Kroon benoemde leden. De
omroepinstellingen zullen na de zomer een plaats krijgen in een
College van omroepen, dat op zijn beurt weer de Raad van Bestuur
adviseert. Eventuele geschillen tussen de Raad van Bestuur en het
adviescollege van de omroepen kunnen worden voorgelegd aan de Raad van
Toezicht. Deze heeft beslissende bevoegdheid. "Anders dan nu nog het
geval is kan de Raad van Toezicht met de vuist op tafel slaan en
knopen doorhakken", zo schetste staatssecretaris Van der Laan de
nieuwe situatie. "Door een onafhankelijke Raad van Toezicht komt er
een einde aan de controle van de controleurs door de controleurs
zelf", zei de staatssecretaris. Dat was voor haar de kern van de
aanpassingen die nu worden doorgevoerd.
PvdA-senator mevrouw Witteman verdedigde de tegenstem van de PvdA
vooral met een beroep op de verslechterde arbeidsomstandigheden van de
omroepmedewerkers. De voorgenomen plannen voor een geheel nieuw bestel
van de regering werpen volgens haar hun schaduw vooruit. De
PvdA-senator vroeg waar in de nieuwe bestuursstructuur plaats is voor
de professionals, de mensen die de programma's moeten maken. Zij
meende dat de omroepvoorzitters zijn 'kaltgesteltt' en veronderstelde
dat straks als een 'konijn uit de hoed' het plan zal verschijnen om de
omroepverenigingen op te heffen. "Is het opheffen van de
omroepverenigingen niet de diepste wens van de staatssecretaris?",
vroeg mevrouw Witteman.
De PvdA-senator hekelde de angst voor de commerciële omroepen, terwijl
hun bestaan de Publieke Omroep ook kansen biedt. Zij trok de
vergelijking met kunstschilders die hun realistische werkwijze na de
komst van de fotografie hebben veranderd, waardoor bijvoorbeeld het
impressionisme is ontstaan. "De commerciële omroepen behandelen de
kijker/luisteraar als consument", zei mevrouw Witteman. "Laat de
Publieke Omroep hen als burger benaderen". Mevrouw Witteman vond dat
de omroepen tijd en ruimte moeten krijgen om hun creativiteit te
ontplooien maar daarvoor van de coalitie van CDA, VVD en D66 geen
mogelijkheden krijgen. Overigens is de PvdA in de senaat wel voor het
verdwijnen van de verzuiling uit het omroepbestel. Woordvoerder
Witteman verweet de regering dat zij juist resten van de verzuiling
wil handhaven, bijvoorbeeld in de vorm van het College van omroepen.
CDA-woordvoerder Woldring zei dat de slagzin 'het geheel van de
Publieke Omroep is minder dan de som van der delen' weinig zegt als
niet wordt aangegeven aan welk criterium de som der delen zou moeten
voldoen. Overigens vindt ook het CDA dat de Publieke Omroep als geheel
vooral als gevolg van het gebrek aan samenwerking tussen de
omroepverenigingen onvoldoende presteert. Woldring wees erop dat het
nagestreefde kijkcijferaandeel van 40% niet wordt gehaald en dat
belangrijke groepen als jongeren, allochtonen en maatschappelijk
minder actieven onvoldoende worden bereikt. De aanpassingen van
bestuursstructuur bieden volgens Woldring geen garanties voor betere
resultaten, maar scheppen wel mogelijkheden om tot betere prestaties
te komen. Woldring waarschuwde de regering dat de aanwijzing van leden
van de raad van toezicht door de Kroon niet tot 'politieke
benoemingen' mag leiden.
De CDA-senator wees op de herhaalde opmerking van staatssecretaris Van
der Laan dat de aanpassing van de bestuursstructuur vanaf 1 september
2005 'niet een eerste stap is in de richting van een hervorming van
het publieke bestel op lange termijn'. Woldring vroeg vervolgens
nadrukkelijk of de wijziging van de Mediawet die nu wordt doorgevoerd
'slechts een beperkte looptijd kan hebben en mogelijk in een
wetsvoorstel over de publieke omroep op lange termijn ongedaan gemaakt
kan worden'. De CDA-senator loste alvast een schot voor de boeg met de
opmerking dat zijn fractie hecht aan onafhankelijke nieuws- en
informatievoorziening en dat daarnaast ruimte moet blijven voor door
omroepinstellingen te verzorgen achtergronden bij het nieuws, evenals
opinievorming en maatschappelijk debat.
SP-woordvoerder Van Raak meende een tegenstrijdigheid te ontwaren in
de nu door te voeren aanpassingen van de Mediawet en de plannen voor
de verdere toekomst. "Nu moeten omroepen meer tot samenwerking worden
gedwongen, terwijl zij straks juist als concurrenten van elkaar moeten
gaan optreden. Wij snappen dat niet", zei Van Raak. De SP-senator
vroeg waar de rol van de programmamakers blijft in het bestel. "Waarom
gaat er zoveel zeggenschap naar nog hogere bestuurders en zo weinig
naar de programmamakers zelf?", vroeg Van Raak. Hij sprak de vrees uit
dat 'verbouwing van de Publieke Omroep leidt tot uitverkoop ervan'.
Hij wilde daarom eerst een debat over het nieuwe bestel. De SP stemde
uiteindelijk tegen de aanpassingen.
Woordvoerder Schouw van D66 juichte de aanpassingen van de Mediawet
toe. "Het klinkt ons als muziek in de oren. Het feit dat de
omroepvoorzitters geen zitting meer hebben in het toezichthoudend
orgaan zal er voor zorgen dat er onafhankelijker toezicht en sturing
zal komen op de omroepen. Zeker omdat de raad van toezicht zal gaan
bestaan uit onafhankelijke deskundigen, zodat een vermenging van
belangen zoveel mogelijk kan worden vermeden", zei Schouw. De
D66-senator zag deze aanpassingen als 'een mooie eerste stap naar een
ander omroepbestel'. Volgens D66 moet dit bestel opener zijn dan het
huidige en zullen nieuwe omroepen gemakkelijker toegang moeten
krijgen. Het naar binnen gerichte bestel van nu, wordt in een meer
naar buiten gericht bestel, verwachtte Schouw.
VVD-senator Luijten haalde het rapport aan van de visitatiecommissie
Rinnooy Kan, waarin staat dat de omroepverenigingen te weinig
samenwerken om het neergaande tij te keren. "De Publieke Omroep is in
een vliegend verval terechtgekomen", zei Luijten. Hij vreesde dat de
aanpassingen van de Mediawet ook niet voldoende zijn om de Publieke
Omroep weer nieuw leven in te blazen. Het college van omroepen heeft
instemmingsrecht en zou alle veranderingen kunnen tegenhouden,
redeneerde Luijten. Hij vroeg of de raad van toezicht wel voldoende
doorzettingsmacht heeft. "Ons omroepbestel is uniek in de wereld en
dat is precies het probleem", aldus de VVD-er. Staatssecretaris Van
der Laan verduidelijkte, dat het bij grote besluiten van de Raad van
Bestuur, zoals bijvoorbeeld het concessieplan, kan gaan om het
onthouden van instemming door het College van omroepen. In dat geval
mag de Raad van Bestuur geen besluit nemen, maar moet het voorgenomen
besluit aan de Raad van Toezicht worden voorgelegd. Deze kan dan het
finale besluit nemen.
Senator Van der Lans van GroenLinks signaleerde twee grote
ontwikkelingen die van invloed zijn op de toekomst van de publieke
omroep: de commercialisering en de digitalisering. Naar de mening van
Van der Lans is de centrale vraag of de klassieke dragers van het
publieke bestel, de omroepverenigingen, op deze ontwikkelingen een
adequaat antwoord kunnen geven. Volgens GroenLinks is het antwoord op
deze vraag 'nee'. Van der Lans: "Het zijn de omroepverenigingen zelf
die aan de rem zijn gaan hangen en niet in staat zijn om de urgentie
te begrijpen van het feit dat de enige manier om te overleven is dat
we robuuste, vertrouwde, op samenwerking gefixeerde publieke zenders
moeten gaan neerzetten. Dat kan dus niet langer langs de weg van de
kippenhokken vol kakelende omroepbonzen".
Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.
Eerste Kamer der Staten Generaal