Ministerie van Buitenlandse Zaken

Afdeling Westelijke Balkan
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061

2500 EB Den Haag | |

|Datum |1 juli 2005                         |Behand|DZO/WB               |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DZO/WB-136/2005                     |Telefo|070-3485137          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |070-3485329          |
|Bijlag|                                    |dzo@minbuza.nl               |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid    |                             |
|t     |Kant over hulp aan nabestaanden van |                             |
|      |Srebrenica                          |                             |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Kant over hulp aan nabestaanden van Srebrenica. Deze vragen werden ingezonden op 17 juni 2005 met kenmerk 2040516800.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Kant (SP) over hulp aan nabestaanden van Srebrenica.

Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat tien jaar na de val van Srebrenica naar schatting nog ongeveer 6000 nabestaanden in vluchtelingenkampen en van hulpverleners 'settlements' (Jezevac, Visca, Mihatovici, Karaula, Spionica etc) moeten leven? Vindt u dit acceptabel? 1)

Antwoord
Dat tien jaar na de beëindiging van de oorlog in Bosnië-Herzegovina nog steeds vluchtelingen en Internally Displaced Persons (IDPs) in collectieve centra wonen, is zeer zorgwekkend. Ten aanzien van de aantallen bestaan geen harde cijfers; UNHCR werkt met een aantal van 1300 IDPs en vluchtelingen in collectieve centra. Dit betreft echter alleen als zodanig erkende collectieve centra en zgn. alternatieve accomodaties; het werkelijke aantal ligt dus waarschijnlijk hoger. Een groot deel van deze mensen afkomstig is uit Srebrenica en omgeving, maar het gaat dus niet uitsluitend om nabestaanden van Srebrenica.

Vraag 2
Kunt u een overzicht geven van de aard en de omvang van de hulp aan de nabestaanden van Srebrenica in 2005?

Antwoord
De Srebrenica-gerelateerde aangegane verplichtingen die in 2005 tot uitgaven zullen leiden belopen op dit moment E 3,4 miljoen; in 2005 zal echter totaal weer E 5 miljoen aan Srebrenica gerelateerde uitgaven worden gedaan. Voor een overzicht van de reeds aangegane verplichtingen verwijs ik naar de bijlage.

Vraag 3
Erkent u dat de nabestaanden die nu nog in de kampen zitten de meest kwetsbare nabestaanden zijn, omdat zij om wat voor reden dan ook niet terug kunnen keren? Welke hulp (aard en omvang) is en wordt specifiek aan deze groep gegeven in 2004 en 2005?

Vraag 4
Waarom biedt de Nederlandse overheid - gezien de bijzondere lotsverbondenheid - niet meer en adequatere hulp aan deze nabestaanden?

Antwoord
De nabestaanden die nu nog niet zijn teruggekeerd, zijn inderdaad de meest kwetsbaren. Omdat het hierbij meest om individuele gevallen gaat, is het OS-instrumentarium veelal niet geëigend uitkomst te bieden. Het vinden van aanvaardbare en duurzame oplossingen voor deze mensen, alsmede de daarbij behorende beleidsinitiatieven, is een primaire verantwoordelijkheid van de Bosnische autoriteiten. Nederland spant zich in, en zal dit blijven doen, samen met andere donoren de overheid op haar verantwoordelijkheid aan te spreken en haar daarbij te ondersteunen waar mogelijk, financieel en beleidsmatig.

Vraag 5
Hoe is uw antwoord op eerdere schriftelijke vragen, dat er geen projecten zijn ingediend 2), te rijmen met de constatering dat hulporganisaties wel projecten hebben aangevraagd, maar dat deze zijn afgewezen?

Vraag 6
Kunt u een overzicht geven van de ingediende projectvoorstellen en de reden van afwijzing?

Vraag 7
Zijn deze projectaanvragen afgewezen omdat ze niet aan de door Nederland gestelde voorwaarden voldeden? Zo ja, was het niet mogelijk om deze projectaanvragen meer te begeleiden?

Antwoord
Met betrekking tot Srebrenica is in 2005 één projectvoorstel afgewezen, van de ngo 'Heimgarten'. Het voorstel betrof een verzoek ter ondersteuning van een soepkeuken in Srebrenica. Het voorstel is afgewezen omdat het niet voorzag in structurele hulp aan Srebrenica; ook was het inhoudelijk niet van voldoende kwaliteit. Ook zijn twee projectaanvragen van lokale ngo's (Snaga Zene en Democratisation Centre New Hope) in eerste lezing terugverwezen naar de betreffende organisaties, daar beide projectvoorstellen inhoudelijk nog niet aan de beoordelingscriteria voldeden (onduidelijke doelstellingen, niet resultaat georiënteerd, en onvoldoende afgestemd met reeds bestaande activiteiten in Srebrenica). Aan de betreffende organisaties heeft de ambassade in Sarajevo kenbaar gemaakt dat zij bereid is om vragen te beantwoorden in het kader van een hernieuwd projectvoorstel.

Vraag 8
Waarom neemt de Nederlandse regering zo'n afwachtende houding aan met betrekking tot deze projectvoorstellen? Waarom neemt de Nederlandse regering zelf geen initiatief tot betere hulp?

Antwoord
De Nederlandse inspanningen, gerelateerd aan Srebrenica, richten zich op samenwerking met de plaatselijke autoriteiten en andere organisaties. Nederland is daarbij in zekere mate afhankelijk van de kwaliteit die deze organisaties kunnen leveren. Ook met betrekking tot de Srebrenica gerelateerde hulp dienen de criteria die gelden voor de verstrekking van ODA-fondsen gerespecteerd te worden. De ambassade spant zich echter ten zeerste in met de betrokken organisaties tot zo goed mogelijk geformuleerde projectvoorstellen te komen. Eigen initiatief blijft daarbij een belangrijke voorwaarde om ownership te bevorderen.

Vraag 9
Kunt u aangeven hoe uitvoering is gegeven aan de toezegging in het reisverslag van de voormalig minister-president, de heer Kok en de voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Herfkens, om hulp te bieden bij de verbetering van de levensomstandigheden in Grab Potok? 3)

Vraag 10
Hoeveel financiële steun heeft de Nederlandse regering gegeven aan Grab Potok en waar is deze steun aan besteed?

Antwoord
De Nederlandse steun aan Grab Potok heeft bestaan uit enerzijds de renovatie van het hoofdgebouw en anderzijds het mogelijk maken van psycho-sociale zorg in het centrum verleend door de NGO Snaga Zene. Daarbij werden activiteiten voor verschillende groepen bewoners georganiseerd, waaronder kinderen. In totaal werd euro 282.355 aan steun verleend.

Vraag 11
Waarom wonen meer dan een jaar na de officiële opening van Grab Potok nog maar 11 mensen in het hoofdgebouw in Grab Potok en zijn de bovenste twee verdiepingen op slot? Hoe is de zorg en hulp voor de 11 bewoners geregeld?

Vraag 12
Waarop baseert u uw bewering dat ontheemden niet in Grab Potok willen wonen? 4) Is het niet zo dat in de kampen rond Tuzla veel bejaarden wonen die niet voor zichzelf kunnen zorgen en ook geen familie hebben, en die graag een fatsoenlijk bed en eten willen hebben? Wat gaat u ondernemen opdat de Nederlandse steun aan de renovatie van het hoofdgebouw ook ten goede komt aan deze nabestaanden?

Antwoord
De bezetting van het hoofdgebouw in Grab Potok is nog steeds onderwerp van intensieve bespreking met de plaatselijke autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor de identificatie van potentiële 'beneficiaries'. De gemeente Banovici, waar binnen Grab Potok ligt, heeft een inventarisatie gemaakt van personen die op basis van de opgestelde criteria in aanmerking zouden komen voor herhuisvesting in Grab Potok. De gemeente geeft echter aan dat geen van deze personen vrijwillig naar Grab Potok wil verhuizen. De argumenten hiervoor zijn dat Grab Potok te afgelegen is en er geen voorzieningen zijn (zoals bijvoorbeeld een moskee). Pogingen om potentiële 'beneficiaries' in het Kanton Tuzla te vinden, hebben tot nu toe evenmin resultaat opgeleverd. In 'doorgangskampen' en collectieve centra bevinden zich inderdaad ook nog mensen die op grond van hun sociale situatie in aanmerking zouden kunnen komen voor plaatsing in Grab Potok. Zij zijn echter vaak al onderdeel geworden van deze woongemeenschappen, en willen niet worden overgeplaatst naar een nieuwe locatie waar zij in sociaal opzicht weer opnieuw zouden moeten beginnen. De Nederlandse ambassade blijft in gesprek met de verantwoordelijke autoriteiten en UNHCR om te zorgen dat alles in het werk wordt gesteld om potentiële 'beneficiaries' te identificeren, en een woonplaats in Grab Potok aan te bieden. Voor de 11 bewoners in Grab Potok is er permanente medisch-sociale hulp aanwezig. De gemeente Banovici, alsmede het kanton Tuzla, bekostigen de voeding en de onderhoudskosten voor het gebouw.

Vraag 13
Hoe is de voortgang bij de identificatie van de slachtoffers door de International Commission on Missing Persons (ICMP)? Hoeveel draagt Nederland hieraan bij in 2005? Is er voldoende financiering zodat het project zonder vertraging door gang kan vinden? Zo neen, is Nederland bereid meer bij te dragen?

Antwoord
ICMP heeft tot nu toe ruim 4000 DNA-profielen opgesteld, waarmee 2.700 slachtoffers konden worden geïdentificeerd. De voortgang van het programma is daarmee goed te noemen, gegeven de capaciteit van ICMP en de opgravingen die uit massagraven worden gedaan. Nederland heeft ICMP in 2005 reeds met een bedrag van euro 1 miljoen ondersteund; als dit nodig blijkt, zal een tweede tranche van maximaal euro 1 miljoen volgen.


1) TV Drenthe, 14 juni jl.
2) Aanhangsel-Handelingen nr. 1541, vergaderjaar 2004-2005
3) Kamerstuk 26 122, nr. 36, Reisverslag van de voormalig minister-president, de heer Kok en de voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Herfkens, 11-13 juni 2002
4) zie noot 2


---- --