ChristenUnie
Bijdrage debat Voorjaarsnota 2005 dinsdag 28 juni 2005 - 14:46
Bron: ongecorrigeerd stenogram
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Opnieuw voeren wij een
debat over de overheidsfinanciën onder een minder gunstig economisch
gesternte, al ontwaart het kabinet reeds het ochtendgloren van in
economisch opzicht zonniger tijden. Waar het kabinet zijn optimisme
precies vandaan haalt, is mij niet geheel duidelijk. Het lijkt op zijn
minst een tikkeltje voorbarig. Ik ken natuurlijk ook de diverse
ramingen, zoals de onlangs verschenen kortetermijnraming van het CPB,
die trouwens een neerwaartse bijstelling van de verwachte economische
groei voor 2006 aangaf. Feit is dat wij reeds zeventien kwartalen een
laagconjunctuur meemaken. Dat is de langste periode van
laagconjunctuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Er zijn ook zeker al
zeventien tussentijdse neerwaartse bijstellingen geweest die de steeds
weer te optimistische ramingen hebben gelogenstraft.
Naast de olieprijs als verklarende factor is een dalend
consumentenvertrouwen en da-lend vertrouwen in het kabinet daar debet
aan. Aan het herstel van vertrouwen kan het kabi-net een bijdrage
leveren. Bij het verantwoordingsdebat heb ik er al op gewezen dat het
kabinet zich niet alleen druk moet maken om de dingen goed te doen,
maar vooral ook om de goede dingen goed te doen. Een voorbeeld van
zo'n goed ding dat gedaan moet worden en dat ook een bijdrage aan het
herstel van vertrouwen zal kunnen leveren, is het afschaffen van het
les-geld. In hetzelfde verband is wat mij betreft tevens de vraag
opportuun wat zich er principieel tegen verzet om de koppeling per 1
juli aanstaande te herstellen. Graag een reactie.
Bij velen is de indruk ontstaan dat het kabinet te veel een
boekhoudersmentaliteit ten-toon spreid. Het kabinet veegt zijn eigen
straatje schoon. De overheidsfinanciën zijn ondanks de moeilijke
tijden redelijk op orde. Maar veegt het kabinet dat vuil niet te
gemakkelijk zijn eigen straatje uit en de samenleving in? Ik heb daar
al vaker op gewezen bij het ter sprake komen van de verschillende
maatregelen waartegen wij ons hebben verzet. Ik hoop dat de minister
mij enigszins gerust kan stellen op dit punt, dat overigens ook door
de REA in zijn advies is gemaakt.
De REA heeft in zijn advies bij de voorjaarsnota flinke uitspraken
gedaan over de pro-cyclische uitwerking van het kabinetsbeleid. En
passent wordt het invoeringstijdstip, 1 januari 2006, van de diverse
stelselherzieningen door de REA gekraakt. Het kabinet onder-kent het
procyclische effect van een stelselherziening, maar is het overigens
niet eens met de algemene kritiek van de REA op de procyclische
effecten van het kabinetsbeleid. Wij hebben natuurlijk een open
economie waarin wij de invloed van het overheidsbeleid niet moeten
overschatten. Zo zijn de invloeden van de volatiele olieprijs en de
groei van de wereldeconomie groot, maar overduidelijk is wel dat er in
ieder geval sprake is van een verschil in economische visie tussen REA
en kabinet. Zonder daar gelijk positie in te kiezen, leg ik de vraag
aan het kabinet voor hoe het komt dat wij ons eind jaren negentig wél
positief konden onderscheiden --bijvoorbeeld vergeleken met de
situatie in Duitsland -- maar dat wij ons de laatste jaren ergens in
de onderste regionen van de Eurozone bevinden qua economische groei en
ons dus in negatieve zin onderscheiden. Graag een verklaring en een
visie daarop van het kabinet.
Ik pik er in mijn beperkte spreektijd een enkel onderwerp uit dat mij
zwaar op de maag ligt. Om te beginnen de manier waarop wij als
politiek omgaan met reële knelpunten in de samenleving. Ik heb het dan
onder andere over de verpleeghuiszorg en de koopkracht van chronisch
zieken en gehandicapten en veel ouderen. Over dat laatste onderwerp
hebben wij al vaak gesproken en mijn ervaring is dat wij voortdurend
nieuwe cijfers krijgen, steeds zeggen dat wij nog niet het volledige
beeld hebben en dat wij het zetten van concrete stappen om tot
verbetering te komen, steeds voor ons uit schuiven. Wij schuiven
steeds maar door totdat wij nieuwe rapporten hebben.
Verpleeghuiszorg is daar het meest recente voorbeeld van. Wij hebben
een rapport ge-vraagd van de staatssecretaris en zij heeft daartoe
iemand opdracht gegeven. Vorige week hebben wij hierover een pittig
debat gevoerd. En opnieuw moeten wij zeggen dat de vraag die wij
stelden nog niet is beantwoord, zodat wij ook nog niet kunnen bezien
of er echt geld naar toe moet. Wat ons betreft was die conclusie al
duidelijk. Wij zijn er niet de partij naar om te zeggen: stop er maar
meer geld in, dan komt het wel goed. Het is namelijk ook een kwestie
van organisatie, goed management en bedrijfsvoering. Sprekend over de
verpleeghuiszorg hebben wij sterk de indruk dat wij met elkaar een
concrete investering in die sector moeten doen. Mijn fractie is dan
ook geneigd om met de PvdA-fractie te zoeken naar mogelijkheden om al
in het voorjaarsdebat maatregelen te treffen en niet te gemakkelijk te
verwijzen naar de begroting 2006 als zou dat de eerste gelegenheid
zijn waarbij wij als Kamer wat kunnen doen. Nee, de eerste gelegenheid
is nu, want bij de voorjaarsnota kunnen wij ook al iets doen. Wat ons
betreft gaat dat dan ook gebeuren.
Vorig jaar was het gezinsbeleid een majeur punt bij onze inbreng bij
het debat over de toenmalige voorjaarsnota. Uit onderzoek van de
University of York bleek dat Nederland toen onderaan bungelde op de
lijst van 22 welvarende landen met betrekking tot
gezinsvriende-lijkheid. Alleen Griekenland stond nog lager. Ik weet
niet hoe wij er inmiddels bijstaan, maar ik ben bang dat het er niet
veel beter op is geworden. Of heeft het kabinet misschien positief
nieuws op dat front te melden? Ik roep ook graag ons pleidooi voor een
kindgebonden budget in herinnering. Toen wij dat bij de behandeling
van het Belastingplan 2005 voor de zoveelste keer inbrachten, werd er
dit keer positief gereageerd door de bewindslieden. Wat is er
intus-sen van geworden? Is er serieus naar gekeken en kunnen wij
wellicht zelfs voorstellen tegemoet zien? Graag een heldere reactie.
Hetzelfde geldt voor de kinderkorting per kind in plaats van per
gezin. Ook dat heb ik vorig jaar aan de orde gesteld. De
staatssecretaris van Financiën heeft toen gezegd dat hij zou kijken
hoe dat vormgegeven zou kunnen worden. Ik vraag naar de concretisering
van die toe-zegging en wanneer wij voorstellen tegemoet kunnen zien.
Nauw verwant hiermee is het af-schaffen van het lesgeld voor zestien-
en zeventienjarigen. Wij pleiten hier al jaar en dag voor.
Wij hebben de daad bij het woord gevoegd en een amendement rond laten
gaan dat ertoe strekt om met ingang van het komende cursusjaar het
lesgeld af te schaffen. Inmiddels hebben ook de coalitiepartijen dit
voornemen kenbaar gemaakt. Ik ben er op zich verheugd over dat daarmee
een ruime Kamermeerderheid lijkt te zijn ontstaan om hier
daadwerkelijk een stap in te zetten. Dat moet wat ons betreft per
direct gebeuren. De heer De Nerée zei dat een verkeerd bedrag wordt
genoemd in het amendement en wil het voor de helft ervan doen. Hij
noemde in de kranten en bedrag van 150 mln. In ons amendement gaat het
om 93 mln. Dat bedrag komt in de buurt van de helft van het bedrag dat
de heer De Nerée uit zou willen geven voor afschaffing dit jaar. Dat
betekent dat ik in elk geval reken op de steun van de CDA-fractie voor
dit amendement.
Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om over de verdere invulling na te
denken met anderen. Volgens mij ben ik echter tegemoet gekomen aan de
opmerkingen van de CDA-frac-tie. Dat zou kunnen betekenen dat wij nu
een concrete stap kunnen zetten om de lasten voor gezinnen met
schoolgaande kinderen te verlichten. Dat is dringend noodzakelijk. Het
amen-dement zal verder worden behandeld bij de suppletore begroting
voor OCW. Het leek mij toch goed om het ook hier aan de orde te
stellen. Ik neem aan dat het kabinet bereid is om zijn woorden over de
bestudering van de mogelijkheid om het lesgeld voor 16- en 17-jarigen
af te schaffen per direct om te zetten in daden. Daarmee zou ook het
kabinet laten zien dat aan het veel gebezigde "investeren in kennis,
innovatie en onderwijs" ook daadwerkelijk handen en voeten wordt
gegeven.
Afschaffing van het lesgeld staat voor mijn fractie in een tweeledig
kader. Ten eerste dient funderend onderwijs uit principe te gratis te
zijn. Dat is geen nieuw standpunt van mijn fractie. Het was bekend dat
wij er zo over denken. Het is ook vastgelegd in het internationale
ECOSOC-verdrag dat door Nederland is ondertekend. Ten tweede staat
afschaffing in het ka-der van een goed gezinsbeleid. Voor dit
cursusjaar moeten de ouders van 16- en 17-jarigen maar liefst 936
ophoesten. Er is dus een zware financiële belasting voor gezinnen. Het
af-schaffen van het lesgeld is een goede stap om de financiële positie
van gezinnen met kinde-ren te verbeteren. Wij beëindigen hiermee ook
in belangrijke mate het rondpompen van geld.
Mevrouw Kant (SP): Ik wil toch graag een toelichting op het amendement
omdat ik goed wil begrijpen wat u precies wilt. Als de tegemoetkoming
gelijk wordt afgeschaft en het rondpompen van geld dus ook, worden ook
gezinnen getroffen die al een tegemoetkoming krijgen in andere
schoolkosten dan het lesgeld. Lost uw amendement dat probleem op?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb het amendement samen met onze
onderwijs-woordvoerder de heer Slob opgesteld. Wij stemmen eerst af
voordat wij publieke uitspraken doen over wat wij willen, in
tegenstelling tot bij de CDA-fractie. Voor zover onze informatie
reikt, is dit een adequate oplossing die dus niet raakt aan de overige
vergoedingen. Uiteraard zijn wij bereid om bij de behandeling van de
suppletore begroting OCW details uit te werken met de andere
onderwijswoordvoerders. Volgens mijn informatie komt deze dekking, die
maar voor een deel uit de WTOS komt, tegemoet aan de bezwaren die u al
eerder bij interruptie hebt geuit.
Mevrouw Kant (SP): Dat is mooi. Dat maakt het goed om het amendement
te steunen. U bent daarmee echter niet van de hele bureaucratische
rompslomp af. U zou, zo begreep ik net, liever nog verder willen gaan
en ook de kosten voor het onderwijs tot nul reduceren voor ouders. Dan
zijn wij er helemaal vanaf.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het verminderen van het rondpompen van
geld en bureaucratie is een belangrijke doelstelling. Het dragende
motief voor dit amendement is echter het verlagen van de lasten voor
gezinnen met schoolgaande kinderen. Daar is het lesgeld een
ongelofelijk belangrijk element in. Het verminderen van bureaucratie
en het rondpompen van geld is daarbij een mooie bijkomstigheid.
Mevrouw Kant (SP): De eerste doelstelling betreft alleen de mensen met
hogere inkomens. Mensen met lagere inkomens krijgen het lesgeld immers
nu al terug.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het gaat om gezinnen met schoolgaande
kinderen van zestien en zeventien jaar. Daar richt het amendement zich
op.
Mevrouw Kant (SP): Boven een bepaald inkomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb over het amendement gezegd wat
ik erover kan en wil zeggen in dit debat. Verdere detailvragen over de
uitwerking met betrekking tot de precieze vormgeving van de WTOS
moeten bij de behandeling van suppletore begroting OCW worden gesteld.
Mijn collega Slob zal u dan graag te woord staan. Ik heb de informatie
gegeven die ik heb en volgens mij is daarmee tegemoet gekomen aan uw
bezwaren. Als het anders is, kunt u dat donderdag bespreken.
De heer Crone (PvdA): Het gaat om ouders met een inkomen boven 28.000.
Mensen met een lager inkomen krijgen al een compensatie. Voor de
laagste inkomens is het vestzak-broekzak en door uw amendement wordt
het broekzak-vestzak, dus dat maakt niets uit. U dekt het amendement
uit verwachte onderuitputting. Daarmee loopt u nogal ver voor de
troepen uit, want de hoogte daarvan kan pas in december worden
vastgesteld. Een principiëler punt is dat dit een structurele
maatregel is. Ik vind dat je dan toch eerlijk moet zeggen dat je het
dekt uit de gasbaten, het financieringstekort, bezuinigingen of
lasten-verzwaring. Onderuitputting is voor zoiets als dit niet zo erg
solide. Dat had ik zeker niet van iemand met uw achtergrond verwacht.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Wij hebben hiervoor gekozen bij de
behandeling van de Voorjaarsnota 2005. Voorzien was inderdaad al dat
wij dat met ingang van schooljaar 2006-2007 konden doen. Daar had het
kabinet eerder toezeggingen over gedaan. Aangezien wij al heel lang
vinden dat dit moet gebeuren, hebben wij de koe bij de horens gevat en
de wens geuit om het voor het komende cursusjaar al af te schaffen.
Wij hebben in het kader van de Voorjaarsnota voor een bepaalde dekking
gekozen. Ik mag wel zeggen dat u in het kader van allerlei voorstellen
vrij automatisch kiest voor een dekking uit de aardgasbaten. Wij
heb-ben daar niet voor gekozen. Wij hebben ons uiteraard laten
adviseren door de betreffende diensten. Wij denken dat dit voor 2005
en goede dekking kan zijn. Wij willen best nagaan of die tegemoetkomt
aan de wens van een brede meerderheid van de Kamer. Zo kent u ons ook.
Wij zijn ook best te porren voor eventuele adequatere dekkingen die op
de steun van de meer-derheid van de Kamer kunnen rekenen en welwillend
door de minister worden bejegend, of desnoods tegen de wil van de
minister in door een Kamermeerderheid worden gesteund -- dat kan
natuurlijk ook. Daar willen wij altijd wel over spreken. Ons leek deze
combinatie van een deel uit de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
studiekosten, waarvan dan een verla-ging voor de hand ligt, gelet op
de afschaffing van het lesgeld, en een deel uit de eindejaars-marge,
nominaal onvoorzien, een acceptabele dekking.
De heer Crone (PvdA): U gebruikt erg veel woorden om geheel langs mijn
vraag heen te gaan.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ga niet langs uw vraag heen.
De heer Crone (PvdA): Je kunt toch niet nu al maatregelen dekken uit
een onderuitputting? Die kan nooit structureel zijn. U zegt dat het al
structureel is gedekt voor 2006, omdat er een toezegging van het
kabinet is. Die toezegging wil ik wel eens zien. In de tweede plaats
heeft de heer De Nerée eigenlijk duidelijk gemaakt dat zelfs die
toezegging voor 2006 niet binnen is. Hij zit dus met een dubbel
probleem. Hij vraagt zich af hoe hij het voor dit jaar en voor volgend
jaar kan dekken. Dan heb ik toch liever eerlijkheid. Zoals ik zei,
heeft de CDA-fractie wel een zeer razendsnelle draai gemaakt.
Vanochtend stond in de krant dat het dit jaar moest gebeuren. Nu hoeft
het al niet meer. U hebt geen enkele dekking, dus ik ben zeer verrast
en een beetje teleurgesteld. Ik haal het overigens niet automatisch
uit de gasbaten. Ik stel vast dat het Centraal Planbureau constateert
dat de gasbaten meevallen. Ga daar nu dus geen rare woorden over
bezigen, want dat is gewoon een feit.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik was even bang dat we weer een
toelichting op het gehele PvdA-plan kregen. Zo kent u ons ook. Binnen
de beperkte mogelijkheden van een kleine fractie doen wij wat mogelijk
is om voor ons belangrijke doelstellingen te realiseren. Afschaffing
van het lesgeld is voor ons een zeer belangrijke politieke
doelstelling. Als wij daarvoor een politieke meerderheid kunnen
vinden, zijn wij daar zeer voor te porren. Kunnen wij met elkaar een
adequatere dekking vinden waar een meerderheid van de Kamer zich in
kan vinden, dan zijn wij daartoe bereid en willen wij daarover praten.
U mag ons alleen niet kwalijk nemen dat wij dat op een op zichzelf
voor ons acceptabele manier proberen te dekken in het amendement. Dit
is geen nieuwe wens van ons, mijnheer Crone. U kunt dus niet zeggen
dat wij te snel hebben gereageerd. Wij hebben eerder amendementen
ingediend. Volgens ons is het adequaat. Als er een betere dekking
denkbaar is, staan wij open voor overleg. Laten wij ons alstublieft
focussen op de vraag wat wij aan doelstellingen voor het jaar 2005
willen bereiken met deze voorjaarsnota. Het gaat mij in de eerste
plaats om wat wij willen bereiken in politieke zin. Wat mij betreft is
de dekking daaraan ondergeschikt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb twee korte vraagjes. De
heer Rouvoet zei dat hij eerst wilde overleggen, geloof ik. Ik heb
niet gehoord wat hij precies zei. Dat doet er verder ook niet toe.
In zijn amendement staat dat het bedrag dat ontbreekt, taakstellend
wordt opgelegd aan de begroting van het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. Dat gaat dus ten koste van de begroting van het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat wil de
CDA-fractie absoluut niet. Het volledig afschaffen van het lesgeld is
voor haar een brug te ver. Uitgesloten moet zijn dat juist het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat toch al een krap
budget heeft, een taakstelling krijgt om bepaalde dingen te doen. Dat
was ook de reden van mijn verzoek aan het kabinet.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het amendement ligt ter inhoudelijke
bespreking ook voor bij de suppletoiren. De heer De Nerée maakte al
duidelijk dat zijn fractie er op dit moment nog niet in is geslaagd om
een amendement in te dienen. Ik ben geïnteresseerd in het samen zoeken
naar een manier waarop wij onze gemeenschappelijke doelstelling om het
les-geld af te schaffen, liefst helemaal en liefst 2005, te
verwezenlijken. Ik ben geïnteresseerd in de reactie van het kabinet en
natuurlijk in het debat met de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap van aanstaande donderdag. Daarin zal dit aspect absoluut
aan de orde komen. Dat kunt u zowel de minister als de
onderwijswoordvoerders onder wie de heer, Slob absoluut toevertrouwen.
Ik ben natuurlijk ook geïnteresseerd in welke steun dan ook van de
CDA-frac-tie voor het vrijmaken van dit bedrag voor de verlichting van
lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen. De CDA-fractie heeft
duidelijk gemaakt, dit belangrijk te vinden, net als ik. Dit debat is
er volgens mij voor bedoeld om de politieke doelstellingen uiteen te
zetten. De suppletoiren zijn voor de "fine tuning", zoals dat in goed
Nederlands heet, van de ver-wer-king in de onderscheiden begrotingen.
Zo kennen wij die procedure beiden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat zal ik doen, voorzitter. Ik heb
nog twee heel kleine puntjes ter afronding. De gemeentelijke financiën
dienen natuurlijk op orde te zijn. Door een decentralisatie van taken
stijgen de kosten voor de gemeenten voortdurend. Dat is de
achterliggende periode het geval geweest en er komt ook nog wat aan.
Onze vraag is, of de rijksbijdrage aan het gemeentefonds nog wel in
lijn is met de taken en verantwoordelijkheden die de gemeenten erbij
hebben gekregen. Wat ons betreft is de vraag stellen, haar
beantwoor-den. Ik krijg echter graag een reactie van de minister van
Financiën op mijn vraag hoe die twee zich tot elkaar verhouden.
Mijn laatste punt betreft duurzaamheid en vergroening. Wat is op dit
moment bekend over de vrijstelling van accijnzen op biobrandstoffen?
Kan er eindelijk zekerheid over de hoogte en duur ervan worden gegeven
aan de bedrijven die hierin willen investeren? Wij weten dat wij al op
een achterstand liggen ten opzichte van de ons omringende landen. Hoe
en wanneer gaan wij die inlopen? Ik wijs erop dat de EU-richtlijn
biobrandstoffen ons daartoe noopt. De vraag is dus niet of, maar
wanneer wij de nodige stappen gaan zetten. Ik hoor dat graag in de
reactie van de minister.
---