EMBARGO
tot 30 juni 2005, 19.00 uur
Docenten te weinig gesteund bij optreden tegen radicalisme
Utrecht, 30.06.'05. Bij het optreden tegen radicale uitingen en/of gedrag van leerlingen krijgt 35 procent van de docenten in het Amsterdamse voortgezet onderwijs onvoldoende steun van zijn schoolorganisatie. Nog eens 34 procent vindt dat hij slechts enigszins ondersteuning krijgt. Toch beschouwt 94 procent van het docentencorps het als zijn taak om wel op te treden tegen radicalisme. Dit blijkt uit een onderzoek van de Algemene Onderwijsbond (AOb), in samenwerking met AT5, uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S), onder leden van de AOb die in Amsterdam in het voortgezet onderwijs werken.
Uit het onderzoek blijkt dat bijna de helft (47%) van de docenten soms tot vaak geconfronteerd wordt met radicaal gedrag. Hoewel het volgens de meesten (79%) van hen om provocerend en puberaal gedrag gaat, maakt tweederde (65%) van de docenten zich er wel zorgen over. Ruim een kwart van de docenten (28%) vindt echter dat zij niet voldoende geëquipeerd is om hiertegen op te treden, terwijl nog eens 41 procent zich daar slechts enigszins toe in staat acht.
Walter Dresscher, voorzitter Algemene Onderwijsbond (AOb): "Bijna alle docenten willen tegen radicalisme optreden, blijkt uit het onderzoek. Ruim tweederde voelt zich daar niet of onvoldoende toe in staat en 69 procent voelt zich niet of te weinig gesteund vanuit de schoolorganisatie. Hoog tijd dus om op schoolniveau met docenten in gesprek te gaan, om te bekijken wat zij nodig hebben. En hier vervolgens natuurlijk ook consequenties aan verbinden."
De AOb pleit voor duidelijke regelgeving op schoolniveau, vastgesteld in overleg tussen werknemers en directie, over wat wel en niet getolereerd wordt. En handhaving van deze regels. Op die manier weten leerlingen en ouders waar zij aan toe zijn en weten docenten dat wat zij niet tolereren, ook door hun collega's en directie afgekeurd wordt. Dit voorkomt dat een docent alleen komt te staan, of uit angst daarvoor niet durft op te treden. Daarnaast pleit de AOb voor inventarisatie van de wensen van de werknemers, bijvoorbeeld op het gebied van scholing.
Ook op bovenschools niveau pleit de AOb er voor dat werknemers bij de gesprekken worden betrokken. Walter Dresscher: "Het onderwerp staat duidelijk op de agenda, en dat is goed. Omdat het uiteindelijk de docenten zijn die het beleid moeten uitvoeren, is het belangrijk dat zij vanaf het begin bij de besprekingen betrokken zijn. Dat voorkomt ergernis en tijdverlies."
De Algemene Onderwijsbond is van plan volgend schooljaar activiteiten, zoals bijvoorbeeld een bijeenkomst met workshops, te organiseren en stelt gemeente en schoolbesturen voor hierin samen op te trekken.
Nadere informatie: Marc Mathies, (pers)voorlichter AOb, 030 2989 210 / 06 53 41 01 59
-----------------------
---- --
|Extremisme en Radicalisering in het | |Amsterdamse Voortgezet Onderwijs |Project: 5072-C
In opdracht van:
Algemene Onderwijsbond en AT5
Marian Visser
Jeroen Slot
|Weesperstraat 79 |Postbus 658 | |1018 VN Amsterdam |1000 AR Amsterdam | |Telefoon 020 5279 527 |Fax 020 527 9595 | | |www.os.amsterdam.nl | | | |Amsterdam, 27 juni '05
Inhoud
Inleiding 3
1 Resultaten 3
1.1 Sfeer tussen leerlingen en extreme en radicale uitingen 3 1.2 Beoordeling van uitingen en gedrag door leerkrachten 3 1.3 Ingrijpen door leerkrachten en ondersteuning van de school 3 1.4 Vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen 3 1.5 Afzondering van groepen en oordeel over gebruik van geweld 3 1.6 Aandacht voor politiek en maatschappij 3
Conclusies 3
Bijlage 1: Achtergrond respondenten 3
Inleiding
In opdracht van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en AT5 heeft O+S een onderzoek uitgevoerd naar extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. De aanleiding voor het onderzoek was de berichtgeving in de media over incidenten in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. Er bleek weinig bekend te zijn over extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. Daardoor was het niet mogelijk om de incidenten waarover de media berichtten, te duiden en te beoordelen. Kwamen extremisme en radicalisering nauwelijks voor in het voortgezet onderwijs en werden de enkele incidenten die er waren breed uitgemeten in de pers? Of vormden de incidenten waarover de media berichtten het 'topje van de ijsberg' en kwam het vaker voor dat men in het voortgezet onderwijs werd geconfronteerd met extremisme en radicalisering?
Dit onderzoek is een verkennend onderzoek waarin een poging wordt gedaan om extremisme en radicalisering in het voortgezet onderwijs in beeld te brengen. Daarbij is nadrukkelijk gekozen voor het perspectief van de leerkracht: welke uitingen en gedragingen nemen leerkrachten waar, hoe beoordelen ze die, hoe gaan ze ermee om en zijn ze in staat en worden ze in staat gesteld om dergelijke zaken het hoofd te bieden?
Voor het onderzoek werden de leden van de Algemene Onderwijsbond benaderd, die werkzaam zijn in het Amsterdamse voortgezet onderwijs: 960 leden hebben in mei een vragenlijst van O+S met een begeleidende brief van het AOb. Dit is ruim een kwart van het totale lerarenkorps van Amsterdam (in het Amsterdamse voortgezet onderwijs werken in totaal 3639 personen). Van de aangeschreven leerkrachten hebben 239 leerkrachten de vragenlijst tijdig ingevuld en retour gestuurd, wat neerkomt op een respons van 25%. Dit betreft 7% van het totaal aantal leerkrachten in het voortgezet onderwijs in Amsterdam.
Aan de leerkrachten werden vragen voorgelegd over: . De mate waarin de school, de leerkrachten en de leerlingen aandacht besteden aan politieke en maatschappelijke opvattingen en recente veranderingen in hoe leerlingen met elkaar omgaan . De mate waarin (diverse vormen van) extreme en radicale uitingen en gedrag voorkomen onder leerlingen . De beoordeling van deze uitingen en gedragingen door leerkrachten . De reactie van leerkrachten op radicale of extreme uitingen en gedrag en hun taakopvatting hieromtrent . De mate waarin leerkrachten geëquipeerd zijn om op te treden tegen dit type gedrag en de ondersteuning die zij hierbij krijgen van de schoolorganisatie.
Bij alle vragen is nagegaan of er significante verschillen bestaan in de beantwoording tussen: . Leerkrachten die wel en die niet werken op een school met een VMBO afdeling . Leerkrachten die werken op een school met resp. een VMBO, HAVO en/of VWO/Gymnasium afdeling . Leerkrachten die werken op een 'zwarte', 'gemengde' of 'witte' school . Leerkrachten die werken op een school in Noord, Oost, Zuid of West . Leerkrachten die werken op een openbare school en leerkrachten die werken in het bijzonder onderwijs . Mannelijke en vrouwelijke leerkrachten; leeftijd van de leerkrachten.
Bij significante verschillen is hierover gerapporteerd.
Bij de interpretatie van de resultaten moet steeds het perspectief van 'leerkrachten die lid zijn van het AOb' worden gehanteerd. Dit zijn immers de personen die zijn ondervraagd. De percentages zeggen iets over hun waarnemingen en beoordelingen; de percentages zeggen niets over scholen. Op basis van de gegevens zijn geen uitspraken mogelijk als: op x % van de Amsterdamse scholen komt radicalisme of extremisme voor.
Resultaten
In dit hoofdstuk wordt als eerste gerapporteerd over de resultaten met betrekking tot de sfeer op school en het voorkomen van extreme of radicale standpunten in zijn algemeenheid. Vervolgens wordt ingegaan op hoe leerkrachten hun waarnemingen beoordelen en de wijze waarop zij omgaan met extreme of radicale uitingen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de mate waarin de leerkrachten op hun school daartoe in staat zijn en ondersteund worden door de school. Vervolgens wordt gerapporteerd over de mate waarin de leerkrachten verschillende vormen van radicale of extreme uitingen en gedrag waarnemen. In de laatste paragraaf staat ten slotte beschreven in hoeverre scholen en leerkrachten aandacht besteden aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. In de rapportage worden - wanneer dat relevant is - uitsplitsingen gemaakt naar type school, percentage allochtonen op school en deel van de stad.
2 Sfeer tussen leerlingen en extreme en radicale uitingen
Sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan
Aan de leerkrachten is gevraagd of de sfeer waarin leerlingen op school met elkaar omgaan in het afgelopen half jaar - dus na de moord op Theo van Gogh - is veranderd.
77% van de leerkrachten geeft aan dat de sfeer het afgelopen half jaar niet veranderd is; 15% meldt dat de sfeer verslechterd is en volgens 4% is de sfeer verbeterd.
|Tabel 1.1 | |Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan| |het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of | |verslechterd? (n= 239, %) | |Sterk verslechterd |1 | |Verslechterd |14 | |Gelijk gebleven |77 | |Verbeterd |4 | |Weet niet, geen antwoord |5 | |Totaal |100 | | | |In de toelichtingen bij het antwoord dat de sfeer verslechterd is wordt vooral gewezen op een toenemende polarisatie en afnemende tolerantie tussen verschillende groepen en op een toenemende neiging tot (extreme) identificatie met de islam. Daarnaast wordt ook melding gemaakt van een algehele verharding, wat tot uitdrukking komt in pesten, ruzies, bedreigingen, intimidatie, et cetera.
"De tegenstelling westers - niet westers (met name islamitische achtergrond) is toegenomen. Islamitische leerlingen worden sterk beïnvloed door Arabische televisiezenders, websites en bepaalde imams. Hun wereldbeeld en politieke houding wordt hierdoor bepaald. Dit is zorgwekkend!"
"Sinds 9/11 is er een toenemende polarisatie tussen enerzijds de autochtonen en de Surinamers en anderzijds de islamieten waarbij, vooral de Marokkaanse jongens zich heftiger profileren dan de Turkse. Na de moord op Van Gogh is dat verscherpt. Een homofiele collega en een alleenwonende collega zijn onlangs door groepjes oud-leerlingen van onze school uitgescholden en zelfs bedreigd."
"Toename van intolerantie tegenover medeleerlingen van andere allochtone afkomst (Marokkanen versus Turken versus Surinamers)"
In de toelichtingen bij het antwoord dat de sfeer niet veranderd is, wordt door een deel van de leerkrachten benadrukt dat de sfeer tussen leerlingen op school goed is en goed was; anderen wijzen erop dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan al jaren problematisch is en niet pas sinds de moord op Theo van Gogh. Over die gebeurtenis merken enkele leerkrachten op dat deze wel degelijk indruk maakte en invloed had op de sfeer op school, maar dat dit tijdelijk was. Op een gegeven moment gingen de leerlingen weer over tot de orde van de dag.
"De sfeer op mijn school is uitstekend. Bij incidenten (Van Gogh) wordt hierover gesproken, gediscussieerd en de lessen/ school gaat weer verder."
"Ik vind de verhouding tussen de diverse leerlingen al jaren slecht. Slechter is het niet geworden, maar dat kan ook bijna niet."
"Het leek op een verslechtering na de moord op Theo van Gogh, maar de sfeer is inmiddels weer zoals daarvoor."
Enkele leerkrachten die aangeven dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan op school sinds een half jaar is verbeterd, verklaren dat uit acties die naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh zijn ondernomen.
"Er was veel onrust na de moord op Theo van Gogh; via veel gesprekken, culturele uitwisseling met 'zwarte' scholen en voorlichting is de sfeer verbeterd."
"Door de moord op Theo van Gogh zijn de leerlingen meer gaan praten. Al pratende hebben ze meer begrip voor elkaars standpunten. De sfeer is ook verbeterd dankzij het instellen van een zogenaamd serviceteam."
Er is een verschil tussen scholen met een VMBO-afdeling en scholen zonder VMBO-afdeling. Van de leerkrachten die werken op een school met een VMBO-afdeling meldt 21% dat de sfeer tussen leerlingen verslechterd is; bij leraren die werken op een school zonder VMBO-afdeling zegt 12% dat de sfeer is verslechterd.
|Tabel 1.2 | |Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan| |het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of | |verslechterd, naar schooltype (n= 239, %) | | |Leerkra|Leerkrac| | | |chten |hten op | | | |op |scholen |Totaal | | |scholen|zonder | | | |met |VMBO | | | |VMBO | | | |Sterk verslechterd |0 |1 |1 | |Verslechterd |21 |11 |14 | |Gelijk gebleven |71 |79 |77 | |Verbeterd |7 |2 |4 | |Weet niet, geen antwoord |1 |6 |5 | | | | | | | | |In alle delen van de stad meldt een ruime meerderheid van de leerkrachten dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan het afgelopen jaar niet veranderd is. Wel rapporteren leerkrachten die in Noord of Oost werken relatief vaker dat de sfeer tussen leerlingen op school is verslechterd dan leerkrachten die werkzaam zijn in Zuid en in mindere mate ook West.
|Tabel 1.3 | |Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan| |het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of | |verslechterd, naar deel van de stad (n= 239, %) | | |Noord |Oost |Zuid |West |Totaal | |Sterk verslechterd |0 |2 |0 |2 |1 | |Verslechterd |25 |24 |6 |15 |17 | |Gelijk gebleven |75 |70 |87 |66 |77 | |Verbeterd |0 |4 |2 |8 |4 | |Weet niet, geen |0 |0 |5 |10 |5 | |antwoord | | | | | | |Totaal |100 |100 |100 |100 |100 | | | |Verkondigen van extreme en radicale standpunten
47% van de leerkrachten geeft aan dat het op zijn of haar school voorkomt dat leerlingen standpunten verkondigen die in hun ogen extreem of radicaal zijn; 41% geeft aan dat dit zelden tot nooit voorkomt en 12% zegt weet het niet of zegt daar geen zicht op te hebben.
|Tabel 1.4 | |Komt het op uw school voor dat leerlingen standpunten | |verkondigen die in uw ogen extreem of radicaal zijn? (n= | |239, %) | |Vaak |3 | |Soms |44 | |Zelden |29 | |Nooit |12 | |Weet niet, geen zicht op |12 | |Totaal |100 | | | |Aan de leerkrachten die aangeven dat het voorkomt dat leerlingen standpunten verkondigen die extreem of radicaal zijn, is gevraagd om hiervan een voorbeeld te noemen. Voorbeelden van goedkeuren of propageren van geweld vanuit islamitische motieven, uitspraken gericht tegen homo's en antiwesterse uitlatingen komen het vaakst voor (zie tabel 1.5).
| | |Tabel 1.5 | |Vormen van extreme en radicale uitingen die leerkrachten | |spontaan noemen: | | |Aantal | | |keer | | |genoemd | |Goedkeuren/ propageren geweld vanuit islamitische |32 | |motieven, w.o.: | | |goedkeuren/ verdedigen moord op Van Gogh (20 keer) | | |steun voor Bin Laden (5 keer) (o.a. "afbeelding Bin| | |Laden op mobieltje") | | |steun voor terroristische aanslagen: 9/11, Madrid, | | |zelfmoordaanslagen Palestina (o.a. "een leerling | | |heeft een foto van zichzelf, uitgedost als | | |extremist/ terrorist") | | |Uitspraken gericht tegen homo's |23 | |Antiwesterse uitlatingen |19 | |bijv. tegen niet-islamitische mensen, Amerikanen, | | |Nederlandse waarden, seksscènes in films, vrouwen | | |Rechts-extremistische/ xenofobe uitlatingen |13 | |bijv. nazistische symbolen (jel Hitlergroet, | | |nazieboekje, hakenkruis, jodenster) (5 keer) | | |bijv. buitenlanders/ asielzoekers het land uit (4 | | |keer) | | |Uitspraken gericht tegen Joden of Israël |10 | |m.n. gericht tegen Joden (8 keer) (o.a. "als de dag| | |komt zal ik als moslim toch Joden moeten | | |vermoorden") | | |Propageren van de islam |9 | |bijv. pleidooi voor invoer islamitische feestdagen | | |op scholen, onder druk zetten van meisjes om een | | |hoofddoek te dragen, traditionele gewaden gaan | | |dragen na 2-11, 'onderdrukking' van meisjes door | | |jongens | | |Uitspraken gericht tegen de islam |1 | |Overige uitspraken |14 | |w.o. algemene uitspraken over discriminatie, | | |criminaliteit, racisme en intolerantie | | |w.o. conservatief joods standpunt over bezette | | |gebieden, Turkse grijze wolven, standpunten vanuit | | |de kraakbeweging | | | |121 | | | |Leerkrachten die werkzaam zijn op 'zwarte' scholen melden aanmerkelijk vaker dat er leerlingen op hun school zijn die 'vaak' of 'soms' extreme of raciale standpunten verkondigen dan leerkrachten die op een 'witte' school werken: 61% versus 30%. 'Gemengde' scholen nemen met 46% een tussenpositie in.
|Tabel 1.6[2] | |Komt het op uw school voor dat leerlingen standpunten | |verkondigen die in uw ogen extreem of radicaal zijn naar | |percentage allochtonen op school (n= 234, %) | | |'Witte|'Gemeng|'Zwarte|Totaal | | |' |de' |' | | | |school|school |school | | |Vaak |0 |3 |7 |3 | |Soms |30 |43 |54 |44 | |Zelden |35 |30 |23 |29 | |Nooit |16 |14 |8 |12 | |Weet niet, niet van |19 |11 |8 |12 | |toepassing | | | | | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |3 Beoordeling van uitingen en gedrag door leerkrachten
Van de leerkrachten die aangeven dat radicalisme en extremisme op hun school voorkomen, zegt 9% dit uitsluitend te beoordelen als puberaal/ provocerend gedrag; 70% meent dat het overwegend om puberaal en provocerend gedrag gaat. Volgens 9% van de leerkrachten die te maken krijgen met extremen of radicale uitingen is sprake van overwegend reële extreme opvattingen. Twaalf procent heeft er geen zicht op.
|Tabel 1.7 | |Hoe beoordeelt u extreme of radicale uitingen en gedragingen| |van leerlingen. Zijn dit in uw ogen overwegend 'onschuldige'| |provocaties van pubers of is er sprake van 'reële' extreme | |opvattingen die in strijd zijn met de democratische | |rechtsstaat? (n= 133, %) | |Uitsluitend puberaal/ provocerend gedrag |9 | |Overwegend puberaal/ provocerend gedrag |70 | |Overwegend reële extreme opvattingen |9 | |Uitsluitend reële extreme opvattingen |0 | |Weet niet, geen zicht op |12 | |Totaal |100 | | | |65% van de leerkrachten die aangeven dat radicalisme en extremisme op hun school voorkomen, geeft aan dit als zorgelijk te ervaren: 6% beoordeelt het als 'zeer zorgelijk', 16% vindt het 'zorgelijk' en 43% vindt het 'enigszins zorgelijk'. Zesendertig procent maakt zich geen zorgen over de extreme en radicale uitingen en gedragingen die zij waarnemen op hun school.
|Tabel 1.8 | |Ervaart u de mate waarin leerlingen op uw school zich | |extreem of radicaal uitlaten of gedragen als zorgelijk? (n= | |126, %) | |Zeer zorgelijk |6 | |Zorgelijk |16 | |Enigszins zorgelijk |43 | |Niet zorgelijk |36 | |Totaal |100 | | | |5 Ingrijpen door leerkrachten en ondersteuning van de school
89% Van de leerkrachten, die geconfronteerd worden met extreme of radicale uitlatingen of gedrag van een leerling, grijpt in: 64% doet dat altijd en 25% vaak. Acht procent grijpt soms in en 3% zelden of nooit. Vrouwelijke leerkrachten grijpen vaker in dan hun mannelijke collega's. Van de vrouwen zegt 71% altijd en 27% soms in te grijpen; bij mannen is dat respectievelijk 58% en 23%.
|Tabel 1.9 | |Grijpt u in als u geconfronteerd wordt met radicale of | |extreme uitlatingen of gedrag van een leerling? (n= 125, %) | |Altijd |64 | |Vaak |25 | |Soms |8 | |Zelden |2 | |Nooit |1 | |Totaal |100 | | | |Ingrijpen houdt voor het merendeel van de leerkrachten in dat zij de leerling aanspreken, met de leerling praten of in discussie gaan (85%). Daarnaast wordt ook genoemd dat het gedrag wordt gemeld bij de mentor of de schoolleiding en dat met ouders wordt gesproken. Redenen die het vaakst worden genoemd om niet in te grijpen zijn 'angst voor wraak/ agressief gedrag' en 'het niet willen belonen van provocerend gedrag'.
Op 'gemengde' scholen is het percentage leerkrachten dat 'altijd' ingrijpt als zij geconfronteerd worden met radicale of extreme uitingen van leerlingen het hoogst (76%), gevolgd door leerkrachten van 'zwarte' scholen (68%). Het percentage leerkrachten op 'witte' scholen dat 'altijd' ingrijpt is met 13% opvallend laag.
|Tabel 1.10 | |Ingrijpen bij radicale of extreme uitingen of gedrag van | |leerlingen naar percentage allochtonen op school (n= 125, %)| | |'Witte'|'Gemeng|'Zwarte|Totaal| | |school |de' |' | | | | |school |school | | |Vaak |13 |76 |68 |64 | |Soms |53 |11 |27 |24 | |Zelden/ nooit |33 |11 |5 |10 | |Weet niet/ geen zicht op |0 |2 |0 |1 | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |94% Van de leerkrachten beschouwt het als zijn taak om in te grijpen; 2% niet. Tegelijkertijd vinden zij dat ook het schoolbestuur/ de schoolleiding deze taak heeft (96%) en ook van conciërges wordt op dit punt het een en ander verwacht (90%).
|Tabel 1.11 | |Is het de taak van resp. de leerkracht, het schoolbestuur/ | |de schoolleiding, conciërges om op te treden tegen radicale | |of extreme uitlatingen of gedrag van een leerling? (n= 239, | |% 'ja') | |De leerkracht |94 | |Het schoolbestuur/ de schoolleiding |96 | |Conciërges |90 | | | | | | |28% Van de leerkrachten vindt dat leerkrachten op hun school zeker niet geëquipeerd zijn om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen; 41% vindt dat dat enigszins het geval is en 14% vindt dat dat zeker wel het geval is.
|Tabel 1.12 | |Zijn leraren op uw school goed geëquipeerd om op te treden | |tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen? (n= | |239, %) | |Ja, zeker wel |14 | |Ja, enigszins |41 | |Nee, zeker niet |28 | |Weet niet, geen antwoord |17 | |Totaal |100 | | | |Opvallend veel leerkrachten uit Noord geven aan dat leraren op hun school onvoldoende geëquipeerd zijn om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen: 44% tegen 28% van alle ondervraagde leerkrachten. In Oost en Zuid is men hierover het meest positief.
|Tabel 1.13 | |Zijn leraren op uw school goed geëquipeerd om op te treden | |tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen naar | |deel van de stad (n= 239, %) | | |Noord |Oost |Zuid |West |Totaal| |Ja, zeker wel |9 |20 |16 |10 |14 | |Ja, enigszins |28 |41 |43 |45 |41 | |Nee, zeker niet |44 |22 |23 |31 |28 | |Weet niet, geen antwoord |19 |17 |17 |15 |17 | |Totaal |100 |100 |100 |100 |100 | | | |35% van de leerkrachten vindt dat de schoolorganisatie aan leerkrachten onvoldoende ondersteuning biedt; 34% meent dat de schoolorganisatie enigszins ondersteuning biedt en 18% geeft aan dat de schoolorganisatie zeker wel ondersteuning biedt aan leraren.
|Tabel 1.14 | |Biedt de schoolorganisatie voldoende ondersteuning aan | |leraren? (n= 239, %) | |Ja, zeker wel |18 | |Ja, enigszins |34 | |Nee, zeker niet |35 | |Weet niet, geen antwoord |13 | |Totaal |100 | | | |Onder leerkrachten van 'zwarte' scholen zien we een relatief hoog percentage dat tevreden is over de ondersteuning die de schoolorganisatie hen biedt: 23% tegen 18% van alle leerkrachten. Leerkrachten van 'witte' en 'gemengde' scholen rapporteren relatief vaak dat zij niet weten of de schoolorganisatie hen voldoende ondersteuning biedt. Kennelijk hebben zij niet in een situatie gezeten waarin zij ondersteuning nodig hadden.
|Tabel 1.15 | |Biedt de schoolorganisatie voldoende ondersteuning aan | |leraren naar percentage allochtonen op school (n= 234, % | |'vaak/soms') | | |'Witte'|'Gemeng|'Zwarte|Totaal| | |school |de' |' | | | | |school |school | | |Ja, zeker wel |18 |14 |23 |18 | |Ja, enigszins |27 |36 |36 |34 | |Nee, zeker niet |30 |36 |37 |35 | |Weet niet, geen antwoord |25 |15 |4 |13 | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |6 Vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen
Aan de leerkrachten zijn zeven vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen voorgelegd met de vraag of deze op hun school voorkomen (zie figuur 1.1). Het gaat om drie typen, die - grofweg - uitdrukking geven aan de volgende tegenstellingen:
. 'islamitisch tegen westers' (de eerste drie uitingen) . 'islamitisch tegen westers' of 'westers tegen islamitisch/ etnisch' (de vierde en vijfde uiting) . 'westers tegen islamitisch/ etnisch' (de laatste twee uitingen).
|Figuur 1.1 Mate waarin leerkrachten typen extreme uitingen | |en gedrag waarnemen (n=239, %)) | | | |[pic] | | | |Islamitisch tegen westers
De eerste drie vormen betreffen uitingen die uitdrukking geven aan 'islam versus westers'. Het gaat om uitingen die zijn gericht tegen Joden en Israël, uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven en het openlijk goedkeuren van politiek geweld vanuit islamitische motieven.
Eenendertig procent van de leerkrachten neemt vaak of soms uitingen gericht tegen Joden en Israël waar, 29% meldt dat uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven vaak of soms voorkomen en 26% wordt vaak of soms geconfronteerd met het openlijk goedkeuren van politiek geweld uit islamitische motieven.
Islamitisch tegen westers of westers tegen islamitisch/ etnisch
De volgende twee uitingen kunnen verschillende achtergronden hebben: anti-westers of anti-islamitisch/ etnisch. Bij het dragen van kleding met als doel extreme standpunten uit te dragen, kan het gaan om het dragen van bijv. traditioneel islamitische kleding (djellaba, baardje), maar ook het dragen van Lonsdale-kleding valt hieronder. Uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat kunnen hun basis vinden in bijvoorbeeld extreme interpretaties van de islam, maar ze kunnen ook een extreem rechtse achtergrond hebben.
Van de leerkrachten meldt 21% dat uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat soms voorkomen op hun school; 16% van de leerkrachten wordt soms geconfronteerd met leerlingen die kleding dragen om extreme standpunten of opvattingen uit te dragen.
De toelichtingen bij de antwoorden op de vraag naar het voorkomen van uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat zijn gevarieerd. Twee voorbeelden worden vaker genoemd dan andere: kritische opmerkingen over (te) lichte straffen in Nederland en kritische opmerkingen over politie en justitie die moslims en niet-moslims verschillend zouden berechten en behandelen.
De leerkrachten noemen in hun toelichting op het antwoord dat leerlingen bepaalde kleding dragen om extreme standpunten uit te dragen vooral islamitische kleding: jongens die een djellaba dragen en zwaar gesluierde moslimmeisjes; het dragen van Lonsdale-kleding wordt slechts door een enkeling genoemd.
Westers tegen islamitisch/ etnisch
De laatste twee vormen betreffen uitingen die uitdrukking geven aan 'westers versus islam/ etnisch'. Ze zijn gericht tegen etnische minderheden in het algemeen en moslims in het bijzonder. Het gaat om uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven en het openlijk goedkeuren van geweld vanuit rechts-extremistische of racistische motieven.
Ook uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven worden door leerkrachten waargenomen; 18% van de leerkrachten geeft aan dat dat 'vaak' of 'soms' voorkomt op hun school. Het openlijk goedkeuren van politiek geweld vanuit extreemrechtse of racistische motieven wordt beperkt waargenomen: 5% van de leerkrachten meldt dat dit soms voorkomt.
Achtergronden van extreme of radicale uitingen en gedragingen
Bij vier van de zeven vormen van extreme of radicale uitingen of gedragingen zijn er verschillen in de mate waarin ze worden waargenomen op scholen met en scholen zonder VMBO-afdeling. In alle gevallen komen uitingsvormen meer voor op scholen met een VMBO-afdeling.
|Tabel 1.16 | |Vormen van extreme uitingen en gedrag naar schooltype | |(n=239, % 'vaak/soms') | | |Leerkra|Leerkrac| | | |chten |hten op | | | |op |scholen |Totaal | | |scholen|zonder | | | |met |VMBO | | | |VMBO | | | |Uitingen gericht tegen Joden of |44 |25 |31 | |Israël | | | | |Uitingen gericht tegen het westen |42 |24 |29 | |en de westerse manier van leven | | | | |Het openlijk goedkeuren van |38 |22 |26 | |(politiek) geweld vanuit | | | | |islamitische motieven | | | | |Uitingen gericht tegen moslims en |31 |13 |18 | |de islamitische manier van leven | | | | | | | | | | | |Bij vijf van de zeven uitingen zien we ook verschillen in de mate waarin ze voorkomen tussen scholen met een verschillend percentage allochtone leerlingen. Op 'zwarte' scholen nemen leerkrachten aanmerkelijk vaker vormen van radicalisme of extremisme waar dan op 'witte' scholen. 'Gemengde' scholen nemen een tussenpositie in.
|Tabel 1.17 | |Vormen van extreme uitingen en gedrag naar percentage | |allochtonen op school (n= 234, % 'vaak/soms') | | |'Witte|'Gemeng|'Zwarte|Totaal| | |' |de' |' | | | |school|school |school | | |Uitingen gericht tegen Joden |13 |28 |47 |31 | |of Israël | | | | | |Uitingen gericht tegen het |10 |23 |50 |30 | |westen en de westerse manier | | | | | |van leven | | | | | |Het openlijk goedkeuren van |8 |28 |39 |27 | |(politiek) geweld vanuit | | | | | |islamitische motieven | | | | | | | | | | | |Dragen van kleding met als |6 |14 |26 |16 | |doel bepaalde extreme | | | | | |standpunten uit te dragen | | | | | | | | | | | |Het openlijk goedkeuren van |8 |15 |23 |16 | |(politiek) geweld vanuit | | | | | |rechts-extremistische of | | | | | |racistische motieven | | | | | | | | | | | | | |Ook het deel van de stad waar leerkrachten lesgeven laat verschillen zien. Leerkrachten die lesgeven in West krijgen het meest te maken met extreme of radicale uitingen of gedrag van leerlingen. Ook in Noord en in iets mindere mate in Oost komt het relatief vaak voor. In Zuid krijgen worden leerkrachten er aanmerkelijk minder mee geconfronteerd. Opvallend is dat in Noord het aandeel leerkrachten dat met leerlingen te maken krijgt die bepaalde kleding dragen met als doel extreme standpunten uit te dragen relatief hoog is.
|Tabel 1.18 | |Vormen van extreme uitingen en gedrag naar deel van de stad | |(n= 234, % 'vaak/soms') | | |Noord |Oost |Zuid |West |Totaal| |Uitingen gericht tegen |38 |35 |19 |45 |31 | |Joden of Israël | | | | | | |Uitingen gericht tegen |44 |30 |14 |45 |29 | |het westen en de westerse| | | | | | |manier van leven | | | | | | |Het openlijk goedkeuren |28 |35 |15 |37 |26 | |van (politiek) geweld | | | | | | |vanuit islamitische | | | | | | |motieven | | | | | | | | | | | | | |Uitingen gericht tegen de|13 |20 |22 |23 |21 | |democratie en de | | | | | | |Nederlandse rechtstaat | | | | | | |Dragen van kleding met |31 |22 |7 |19 |16 | |als doel bepaalde extreme| | | | | | |standpunten uit te dragen| | | | | | | | | | | | | |Uitingen gericht tegen |13 |24 |11 |29 |18 | |moslims en de | | | | | | |islamitische manier van | | | | | | |leven | | | | | | | | | | | | | | | |Achtergrond van de leerlingen
Komen extreme of radicale uitingen meer voor bij jongens of bij meisjes of bij allebei evenveel. Volgens 49% van de leerkrachten komt het vooral voor bij jongens. Een aanzienlijk deel, namelijk 30% van de leerkrachten, geeft aan dat extreme of radicale uitingen en gedragingen evenveel voorkomen bij meisjes als bij jongens. Een vijfde van de leerkrachten heeft hier geen zicht op.
|Tabel 1.19 | |Komen extreme of radicale uitingen en gedragingen meer voor | |bij jongens of bij meisjes, of bij allebei evenveel? (n= | |130, %) | |Uitsluitend bij jongens |3 | |Overwegend bij jongens |46 | |Evenveel bij meisjes als bij jongens |30 | |Overwegend bij meisjes |0 | |Uitsluitend bij meisjes |0 | |Weet niet, geen zicht op |21 | |Totaal |100 | | | |Aan de leerkrachten is gevraagd of extreme of radicale uitingen meer voorkomen bij leerlingen met een islamitische achtergrond of meer bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond, of bij allebei evenveel. Volgens 53% van de leerkrachten komt dit vooral voor bij leerlingen met een islamitische achtergrond; 19% meldt dat extreme of radicale uitingen en gedragingen evenveel voorkomen bij leerlingen met een islamitische achtergrond als bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond. Een kwart van de leerkrachten geeft aan dit niet te weten of daar geen zicht op te hebben.
|Tabel 1.20 | |Komen extreme of radicale uitingen of gedragingen meer voor | |bij leerlingen met een islamitische achtergrond of meer bij | |leerlingen met een niet-islamitische achtergrond, of bij | |allebei evenveel? (n= 130, %) | |Uitsluitend bij leerlingen met een islamitische |3 | |achtergrond | | |Overwegend bij leerlingen met een islamitische |50 | |achtergrond | | |Bij beide groepen evenveel |19 | |Overwegend bij leerlingen met een niet-islamitische|2 | |achtergrond | | |Uitsluitend bij leerlingen met een |1 | |niet-islamitische achtergrond | | |Weet niet, geen zicht op |25 | |Totaal |100 | | | |7 Afzondering van groepen en oordeel over gebruik van geweld
Naast de eerder genoemde extreme of radicale uitingen en gedragingen zijn nog twee 'ongewenste' gedragingen aan de leerkrachten voorgelegd. Deze gedragingen zijn wat algemener van aard en geen uitingen van extremisme of radicalisering. Het gaat om:
. Gebruik van geweld (tegen personen of objecten) als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen. . Leerlingen die contact met 'andere' groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep 'gelijkgezinden' (bijvoorbeeld de eigen etnische groep of leerlingen met dezelfde religieuze overtuiging).
12% Van de leerkrachten meldt dat het vaak voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld (tegen personen of objecten) als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen; volgens nog eens 25% van de leerkrachten komt dat soms voor.
21% Van de leerkrachten geeft aan dat het vaak voorkomt dat leerlingen contact met 'andere' groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep 'gelijkgezinden'; nog eens 32% meldt dat dit soms voorkomt. Uit de toelichtingen van de leerkrachten blijkt dat het met name gaat om groepjes leerlingen met dezelfde etnische achtergrond: Marokkaans, Turks, Surinaams/Antilliaans, et cetera.
|Figuur 1.2 Mate waarin leerkrachten 'ongewenste' opvattingen| |of gedrag waarnemen (n=239, %) | | | |[pic] | | | |Gebruik van geweld als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen
Leerkrachten op scholen met een VMBO-afdeling worden vaker geconfronteerd met leerlingen die gebruik van geweld beschouwen als normaal als geoorloofd dan leerkrachten op scholen zonder VMBO-afdeling. Van de leerkrachten op scholen met een VMBO-afdeling zegt 25% dat dit vaak voorkomt en zegt eveneens 25% dat dit soms voorkomt. Bij leerkrachten op scholen zonder VMBO-afdeling zijn deze percentages respectievelijk 7% en 25%.
|Tabel 1.21 | |Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd | |gedrag naar schooltype (n=239; %) | | |Leerkra|Leerkrac| | | |chten |hten op | | | |op |scholen |Totaal | | |scholen|zonder | | | |met |VMBO | | | |VMBO | | | |Vaak |25 |7 |12 | |Soms |25 |25 |25 | |Zelden/ nooit |40 |53 |49 | |Weet niet/ geen zicht op |10 |15 |13 | |Totaal |100 |100 |100 | | | |Leerkrachten van 'zwarte' en 'gemengde' scholen melden aanmerkelijk vaker dat het 'vaak' of 'soms' voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen dan leerkrachten van 'witte' scholen: resp. 45%, 44% en 17%. Leerkrachten op 'gemengde' scholen geven vooral aan dat het 'soms' voorkomt; leerkrachten op 'zwarte' scholen geven vaker aan dat het 'vaak' voorkomt.
|Tabel 1.22 | |Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd | |gedrag naar percentage allochtonen op school (n= 234, % | |'vaak/soms') | | |'Witte'|'Gemengd|'Zwarte|Totaal | | |school |e' |' | | | | |school |school | | |Vaak |3 |9 |21 |12 | |Soms |14 |35 |24 |25 | |Zelden/ nooit |57 |47 |47 |50 | |Weet niet/ geen zicht op |25 |10 |8 |13 | |Totaal=al |100 |100 |100 |100 | | | |Leerkrachten uit Oost melden opvallend vaak dat het 'vaak' voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag: 22% tegen 12% van alle ondervraagde leerkrachten. Tegelijkertijd is hier ook het percentage dat meldt dat het 'zelden' of 'nooit' voorkomt relatief hoog: 59% tegen 49% van alle ondervraagde leerkrachten. In Noord en in iets minder mate in West, komt het het vaakst voor dat leerkrachten melden dat het 'vaak' of 'soms' voorkomt tegen dat leerlingen het gebruik van geweld beoordelen als normaal en geoorloofd gedrag.
|Tabel 1.23 | |Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd | |gedrag naar deel van de stad (n= 239, % 'vaak/soms') | | |Noord |Oost |Zuid |West |Totaal| |Vaak |13 |22 |5 |16 |12 | |Soms |44 |20 |19 |29 |25 | |Zelden/ nooit |31 |59 |57 |40 |49 | |Weet niet, geen antwoord |13 |0 |19 |15 |13 | |Totaal |100 |100 |100 |100 |100 | | | |Vermijden van contact met 'andere' groepen
Ook bij 'het vermijden van contact met 'andere' groepen en zich terugtrekken in een groep 'gelijkgezinden'' is er een verschil tussen scholen met een verschillend aandeel allochtone leerlingen. Leerkrachten op 'zwarte' scholen rapporteren vaker dat dit gedrag 'vaak' voorkomt dan leerkrachten op 'witte' scholen: 32% versus 10%. 'Gemengde' scholen nemen met 16% een tussenpositie in.
|Tabel 1.24 | |Vermijden van contact met 'andere' groepen naar percentage | |allochtonen op school (n= 234, % 'vaak/soms') | | |'Witte'|'Gemeng|'Zwarte|Totaal| | |school |de' |' | | | | |school |school | | |Vaak |10 |16 |32 |21 | |Soms |19 |42 |32 |32 | |Zelden/ nooit |56 |33 |30 |38 | |Weet niet/ geen zicht op |16 |9 |6 |9 | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |Leerkrachten uit West en in iets mindere mate uit Noord krijgen naar eigen zeggen het vaakst te maken met leerlingen die 'andere' groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep 'gelijkgezinden': resp. 32% en 28%. In Oost is dat 17% en in Zuid 12%.
|Tabel 1.25 | |Vermijden van contact met 'andere' groepen naar deel van de | |stad (n= 239, % 'vaak/soms') | | |Noord |Oost |Zuid |West |Totaal| |Vaak |28 |17 |12 |32 |21 | |Soms |38 |35 |26 |36 |32 | |Zelden/ nooit |31 |41 |49 |21 |38 | |Weet niet, geen antwoord |3 |7 |13 |11 |10 | |Totaal |100 |100 |100 |100 |100 | | | |8 Aandacht voor politiek en maatschappij
Van de leerkrachten meldt 28% dat er op hun school vaak gericht aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen; 56% geeft aan dat hieraan soms aandacht wordt besteed; 8% van de leerkrachten zegt dat dat zelden of nooit gebeurt.
|Tabel 1.26 | |Wordt er op uw school - tijdens lessen - gericht aandacht | |besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en | |verhoudingen (n= 239, %) | |Vaak |28 | |Soms |56 | |Zelden |7 | |Nooit |1 | |Weet niet, niet van toepassing |8 | |Totaal |100 | | | |Leerkrachten die werken op een 'witte' school geven vaker aan dat er op hun school, tijdens lessen, 'vaak' aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen dan leerkrachten die werkzaam zijn op een 'gemengde' of 'zwarte' school (resp. 41%, 29% en 16%). Op de meerderheid van 'zwarte' en 'gemengde' scholen wordt volgens de leerkrachten vooral 'soms' aandacht besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen: resp. 59% en 63%.
|Tabel 1.27 | |Aandacht voor politieke en maatschappelijke opvattingen en | |verhoudingen tijdens lessen naar percentage allochtonen op | |school (n= 234, %) | | |'Witte|'Gemeng|'Zwart|Totaal | | |' |de' |e' | | | |school|school |school| | |Vaak |41 |16 |29 |28 | |Soms |43 |63 |59 |56 | |Zelden |6 |9 |6 |7 | |Nooit |3 |0 |0 |1 | |Weet niet, niet van toepassing|6 |12 |7 |9 | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |Tweeëntwintig procent van de leerkrachten besteedt zelf - tijdens lessen - vaak aandacht aan politieke en maatschappelijke opvattingen; 48% besteedt daar soms aandacht aan en 24% zelden of nooit.
|Tabel 1.28 | |Besteedt u zelf - tijdens lessen - aandacht aan politieke en| |maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= 239, %) | |Vaak |22 | |Soms |48 | |Zelden |21 | |Nooit |3 | |Weet niet, niet van toepassing |6 | |Totaal |100 | | | |Dertien procent van de leerkrachten meldt dat leerlingen vaak met hem of haar over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen willen praten; 52% geeft aan dat dat soms voorkomt en eenderde laat weten dat dat zelden of nooit gebeurt.
|Tabel 1.29 | |Komt het voor dat leerlingen met u willen spreken over | |politieke en maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= | |239, %) | |Vaak |13 | |Soms |52 | |Zelden |25 | |Nooit |8 | |Weet niet, niet van toepassing |3 | |Totaal |100 | | | |Eerder zagen we al dat op 'gemengde' en 'zwarte' scholen - tijdens lessen - relatief minder aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. Tegelijkertijd worden juist de leerkrachten op 'zwarte' scholen relatief vaak door leerlingen benaderd die met hen willen spreken over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen: 21% zegt dat dat vaak voorkomt.
|Tabel 1.30 | |Leerlingen die met de leerkracht willen spreken over | |politieke en maatschappelijke opvattingen naar percentage | |allochtonen op school (n= 234, %) | | |'Witte|'Gemeng|'Zwarte|Totaal| | |' |de' |' | | | |school|school |school | | |Vaak |10 |6 |21 |13 | |Soms |44 |58 |49 |51 | |Zelden |29 |26 |23 |26 | |Nooit |8 |10 |6 |8 | |Weet niet, niet van toepassing|10 |0 |1 |3 | |Totaal |100 |100 |100 |100 | | | |Volgens 17% van de leerkrachten spreken leerlingen vaak met elkaar over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. Iets meer dan de helft van de leerkrachten meldt dat leerlingen hier soms met elkaar over praten en een tiende meent dat dat zelden of nooit gebeurt.
|Tabel 1.31 | |Komt het voor dat leerlingen met elkaar spreken over | |politieke en maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= | |239, %) | |Vaak |17 | |Soms |56 | |Zelden |10 | |Nooit |1 | |Weet niet, niet van toepassing |16 | |Totaal |100 | | | |Conclusies
In opdracht van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en AT5 heeft de Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) een verkennend onderzoek uitgevoerd naar extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. In het kader van dit onderzoek hebben 239 leerkrachten uit het Amsterdamse voortgezet onderwijs, die lid zijn van de AOb, een schriftelijke enquête ingevuld. Aanleiding voor het onderzoek was dat veel media de afgelopen maanden over incidenten berichtten, die moeilijk konden worden geduid en beoordeeld; gaat het om opgeblazen incidenten of is er echt wat aan de hand op de Amsterdamse scholen?
In het onderzoek is nadrukkelijk gekozen voor het perspectief van de leerkracht. Er wordt gerapporteerd over hun waarnemingen en hun ervaringen op dit gebied. De resultaten laten zien of en in welke mate leerkrachten extreme of radicale uitingen en gedragingen waarnemen, hoe ze deze beoordelen, hoe ze ermee om gaan en of zij in staat zijn en in staat worden gesteld om op te treden tegen leerlingen die extreem of radicaal gedrag vertonen.
Bijna de helft van de leraren in het Amsterdamse voortgezet onderwijs (47%) wordt vaak of soms geconfronteerd met extreme of radicale uitingen van leerlingen. Tegelijkertijd geldt voor ongeveer de helft van de leerkrachten dat zij hier nauwelijks of in het geheel niet mee worden geconfronteerd.
Volgens de meeste leraren die hiermee te maken hebben, gaat het hierbij (vooral) om provocerend en puberaal gedrag van leerlingen (79%); een klein deel (9%) meent dat het overwegend reële opvattingen van leerlingen zijn. Desondanks maakt tweederde van de leerkrachten (65%) zich in enige mate zorgen over de situatie. De grootste groep vindt de situatie enigszins zorgelijk; het aandeel dat zich zeer veel zorgen maakt is klein, 6%.
Leraren vinden dat ze op moeten treden tegen leerlingen met extreme uitingen en gedragingen en het overgrote deel (89%) doet dat ook. Dat kost hen wel moeite; 28% geeft aan dat leraren daarvoor onvoldoende zijn geëquipeerd. Van de leraren meldt 35% dat de schoolorganisatie onvoldoende ondersteuning biedt en nog eens 34% geeft aan dat dat enigszins het geval is.
Aan de leraren is gevraagd in hoeverre zij specifieke vormen van extreme of radicale uitingen en gedrag waarnemen. Uitingen gericht tegen Joden of Israël wordt door 31% van de leraren vaak of soms waargenomen, antiwesterse uitlatingen, waaronder uitspraken gericht tegen homo's door 29% en het goedkeuren van geweld vanuit islamitische motieven door 26%. Ook uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtstaat (21%) en het dragen van bepaalde kleding, zoals een djellaba, met de bedoeling extreme standpunten uit te dragen (16%) worden door de leraren waargenomen, zij het in iets mindere mate. Hetzelfde geldt voor uitingen gericht tegen moslims (18%) en het goedkeuren van politiek geweld vanuit extreem-rechtse of racistische motieven (16%).
Uit het onderzoek blijkt verder dat 37% van de leraren vaak of soms wordt geconfronteerd met leerlingen die gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag. Verder geeft meer dan de helft van de leraren (53%) aan hun leerlingen vaak of soms contact met 'andere' groepen vermijden en zich terugtrekken met 'gelijkgezinden'.
Leerkrachten die lesgeven op scholen met een VMBO-afdeling of op 'zwarte' scholen worden vaker geconfronteerd met extreme uitingen en gedrag dan hun collega's die lesgeven op een school zonder VMBO-afdeling of een 'witte' school. Hieruit valt af te leiden dat het aandeel islamitische leerlingen mogelijk een relevante factor is (en niet het opleidingsniveau).
De cijfers geven aanleiding om de situatie met betrekking tot uitingen en gedrag van leerlingen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs serieus te nemen. De groep leerkrachten die te maken heeft met extreme of radicale uitingen en gedragingen door hun leerlingen, is relatief groot. Bovendien lijken veel leerkrachten niet goed te weten hoe ze dit verschijnsel moeten duiden: zij vinden het zorgelijk maar beschouwen het gedrag van de leerlingen tegelijkertijd ook grotendeels als puberaal en provocerend gedrag. Daarbij komt dat een aanzienlijk deel van de leerkrachten onvoldoende geëquipeerd is om adequaat op te treden en onvoldoende ondersteuning krijgt vanuit de schoolorganisatie.
Het is van belang dat de sector zorg draagt voor een goede waarneming én duiding van het verschijnsel. Bovendien moet de sector op zoek naar mogelijkheden om hier adequaat op te reageren. Leerkrachten en schoolleiding moeten weten in welke situaties het verstandig en noodzakelijk is om op te treden en wat is in die gevallen een effectieve (re)actie is. Daarbij is het noodzakelijk dat leerkrachten worden ondersteund door de schoolleiding.
Bijlage 1: Achtergrond respondenten
De leerkrachten die hebben meegewerkt aan het onderzoek hebben de volgende kenmerken:
|Tabel 2.1 | |Schooltypen die worden aangeboden op de school waar de | |leerkracht werkzaam is | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |VMBO | | | |173 |72 | |HAVO | | | |144 |60 | |VWO/ Gymnasium | | | |150 |63 | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.2 | |Schooltypen waaraan leerkrachten zelf les geven | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |VMBO | | | |130 |58 | |HAVO | | | |116 |49 | |VWO/ Gymnasium | | | |126 |53 | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.3 | |Denominatie van de school waar de leerkracht werkzaam is | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |Openbaar onderwijs | | | |115 |48 | |Bijzonder onderwijs (rooms-katholiek, |121 |51 | |protestant-christelijk, islamitisch of | | | |anders) | | | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.4 | |Verhouding tussen autochtone en allochtone leerlingen op de | |school waar de leerkracht werkzaam is | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |'Witte' school (minder dan 25% allochtone |63 |26 | |leerlingen) | | | |'Gemengde' school (tussen 25% en 75% |81 |34 | |allochtone leerlingen) | | | |'Zwarte' school (meer dan 75% allochtone |90 |38 | |leerlingen) | | | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.5 | |Deel van de stad waar de school waar de leerkracht werkzaam | |is, is gevestigd | | |Aantal |Percent| | | |age | |Noord (stadsdeel Amsterdam Noord) |32 |13 | |Oost (stadsdelen Oost/ Watergraafsmeer, |46 |19 | |Zeeburg en Zuidoost) | | | |Zuid (stadsdelen Amsterdam Centrum, |99 |41 | |Amsterdam Oud Zuid en ZuiderAmstel) | | | |West (stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer,|62 |26 | |Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp, Slotervaart, | | | |Oud-West en Westerpark) | | | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.6 | |Geslacht van de leerkrachten | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |Man | | | |130 |54 | |Vrouw | | | |109 |46 | | | | | | | | | | |
|Tabel 2.7 | |Leeftijd van de leerkrachten | | | | | |Aantal |Percent| | | | | | |age | |24 -44 jaar | | | |71 |30 | |45 jaar en ouder | | | |168 |70 | | | | | | | | | | |
-----------------------
De delen van de stad zijn als volgt ingedeeld: 'Noord' bestaat uit stadsdeel Amsterdam Noord, 'Oost' omvat de stadsdelen Oost/ Watergraafsmeer, Zeeburg en Zuidoost, 'Zuid' bestaat uit Amsterdam Centrum, Amsterdam Oud Zuid en ZuiderAmstel en 'West' omvat de stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer, Geuzenveld/ Slotermeer, Osdorp, Oud-West, Slotervaart en Westerpark. Onder een 'witte' school verstaan we scholen met minder dan 25% allochtone leerlingen; een 'zwarte' school is een school met meer dan 75% allochtone leerlingen; 'gemengde' scholen zijn schollen met tussen 25% en 75% allochtone leerlingen.
---- --