College van Beroep voor het bedrijfsleven


Oogmerk bevallingsuitkering. Recht op bevallingsuitkering na 24 weken zwangerschap

De Raad gaat er gelet op het gestelde in memorie van toelichting met de rechtbank vanuit dat de wetgever met de bevallingsuitkering van artikel 22 van de WAZ niet alleen de gezondheid van het kind heeft willen dienen door de moeder in de gelegenheid te stellen de pasgeborene te verzorgen doch ook de gezondheid van de vrouw heeft willen dienen, mede met het oog op herstel na de bevalling. Anders dan de rechtbank trekt de Raad hieruit niet de conclusie dat gedaagde in haar geval dan ook aanspraak heeft op een bevallingsuitkering. Het in memorie van toelichting omschreven oogmerk van de regeling is te voorkomen dat de betreffende vrouwen te lang doorwerken tijdens de zwangerschap en na de geboorte te snel hun werkzaamheden hervatten. Het gaat hier derhalve om een regeling waarmee wordt beoogd zowel de gezondheid van de vrouw als die van het kind te beschermen. Tegen deze achtergrond is het uitgangspunt van de Lisv-standaard dat in beginsel alleen bij bevallingen na 24 complete weken zwangerschap recht bestaat op een bevallingsuitkering, niet aan te merken als een niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever zijnde uitleg van artikel 22 van de WAZ. Die grens van 24 weken is immers ingegeven door de, door medische deskundige gedeelde, breed gedragen, opvatting dat de kinderen die geboren worden na een zwangerschap van minder dan 24 weken niet levensvatbaar zijn. In een dergelijk geval doet zich de hiervoor omschreven beschermingsgedachte van artikel 22 van de WAZ niet in de door dit artikel beoogde omvang voelen.

LJ Nummer

AT5883

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 30 juni 2005 Naar boven