MINBZK: Reactie Remkes op rapport Stuurgroep Leemhuis
30.06.2005 / 15:34 / APS / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Ministerie bzk
Reactie Remkes op rapport Stuurgroep Leemhuis
Vanmiddag heeft de voorzitter van de stuurgroep evaluatie van de politieorganisatie, mevrouw Leemhuis, haar eindrapport overhandigd aan de ministers Remkes en Donner.
Hieronder treft u de reactie van minister Remkes.
Spreekpunten minister Remkes
Rapport Stuurgroep mw. Leemhuis
30 juni 2005.
Mw Leemhuis, dames en heren,
Om te beginnen natuurlijk, mijn dank voor het werk dat u hebt gedaan. En wel in drie opzichten:
1. Inhoudelijk. Het is een belangrijk werk.
2. Gelet op de tijd. U heeft snel gewerkt en dat kan niet van elke evaluatiecommissie worden gezegd.
3. Het is niet gelekt en dat is ook noemenswaardig.
Collega Donner en ik hebben bij de instelling van de commissie bewust gekozen voor deze samenstelling. We hebben niet gekeken naar voldoende vertegenwoordigers uit díe geleding of uit díe geleding. Maar u bent fris en onafhankelijk aan de slag gegaan. En dat heeft geleid tot een evenwichtig en onthecht voorstel.
Om even terug te gaan. We hebben u om dit rapport gevraagd omdat het Kabinet in het Hoofdlijnenakkoord had opgenomen dat het goed zou zijn om het politiebestel nader te laten evalueren. En we meenden dat, omdat verleden jaar het huidige politiebestel 10 jaar bestond.
Nu is het niet vanzelfsprekend dat je alles wat tien jaar oud is opnieuw bekijkt. Maar er zijn weinig gebieden waar zoveel verandert; zoveel beweging is - feitelijk én soms ook emotioneel - als bij veiligheid.
De criminaliteit is qua aard en omvang veranderd. Er is ook meer internationale, grensoverschrijdende misdaad. De techniek is veranderd.
Dat alleen al rechtvaardigt de vraag of we nog steeds de slagvaardige en efficiënte politie hebben die met daadkracht de huidige problemen kan aanpakken.
Sluit het huidige politiebestel nog voldoende bij de huidige - steeds bewegende - samenleving?
Ik heb de commissie Leemhuis bij de installatie gevraagd terug én vooruit te kijken. Dat ik om terugkijken heb gevraagd is omdat de afgelopen 10 jaar een aantal stappen zijn gezet, zoals de vorming van een nationale recherche, die mijns inziens hebben bijgedragen aan een efficiëntievergroting bij de politie. Al met al zijn er de afgelopen jaren al veel stappen gezet.
Ik heb ook een oordeel gevraagd over de toekomstbestendigheid van het huidige politiebestel.
Ik heb het rapport niet pagina voor pagina gelezen. Dus ik kan nog niet op alle details reageren. Maar er is al een positief resultaat te noemen. Het politieveld zelf is gaan kijken naar de toekomstbestendigheid van de eigen organisatie. En dat is goed. Ik waardeer het dat het veld meedenkt over mogelijke vernieuwing. Op een aantal punten leidt dat tot een gezamenlijk beeld en op een aantal punten zullen we nog eens goed met elkaar moeten praten de komende tijd.
Hoe we daar ook over gaan spreken, we moeten ons wel realiseren dat keuzes ten aanzien van het politiebestel lang doorwerken. Daarom mogen ze ook niet op zich zelf staan. Iedere keuze moet leiden tot een nog slagvaardiger en efficiënter politie, dicht bij de burger. Ook moet gekeken worden naar de samenhang tussen de taakuitvoering, de aansturing, de inrichting en de bedrijfsvoering van de politie.
En dan is er nog het punt van de democratische controle. Ook die moet gewaarborgd zijn, of zelfs versterkt worden.
Moet alles anders? Helemaal niet. Het is juist belangrijk dat de goede elementen van het huidige bestel worden behouden. Maar in de dagelijkse praktijk ben ik ook tegen de zwakke kanten van het bestel aangelopen.
Mijn ambitie is om het bestel, daar waar nodig, aan te passen, zodat het goede behouden blijft en dat de zwakke punten omgezet worden in sterkte punten.
Ik ben - en ik wil dat benadrukken - geen voorstander van grootschalige reorganisaties die de werkvloer raken en die van bovenop worden opgelegd. Het is van groot belang dat de politiemedewerkers gewoon hun werk kunnen blijven doen. Er is immers genoeg te doen op het vlak van veiligheid.
Een belangrijk element om te behouden en te versterken is de plaats van de politie, dicht bij de burger.
De lokale inbedding van het bestel blijft een wezenlijk uitgangspunt. Dit betekent dat de burgemeesters onverminderd verantwoordelijk blijven voor het gezag. De handhaving van de openbare orde en de hulpverlening in hun gemeente zijn hun verantwoordelijkheid.
En de hoofdofficier van Justitie blijft ook onverminderd verantwoordelijk voor het gezag over de strafrechtelijke handhaving.
Om het nog maar eens uit te spellen: ik vind dat de daadwerkelijke aansturing van de taakuitvoering door de politie dus niet op nationaal niveau moet plaatsvinden.
Politiezorg begint lokaal en daarvoor is lokale kennis, zelfs kennis van de buurt, nodig.
Dat gezegd hebbend, wil ik wel de ruimte voor het Kabinet om hoofdlijnen te kunnen stellen voor de politie. Ik denk aan kaders waarbinnen het lokaal bestuur en de hoofdofficier van justitie hun verantwoordelijkheid volledig waar kunnen maken.
In het verleden duurden die onderhandelingen soms wat lang. Wat mij betreft moet dat in de toekomst anders. En met het wetsvoorstel versterking rijksbevoegdheden heb ik al een aantal van deze zwakke punten in het bestel aangepakt. En als ik mevrouw Leemhuis goed hoor concludeert zij dat die voorstellen nog niet ver genoeg gaan.
Mevrouw Leemhuis gaf in haar speech aan dat zij in de toekomst een belangrijke rol ziet voor het veiligheidsbestuur op het lokale niveau. Dat spreekt mij zeer aan. Daarmee wordt een integrale aansturing van alle bij de veiligheid betrokken partners gewaarborgd.
Dames en heren, de prestaties van de politie zijn de laatste jaren steeds beter geworden en daar ben ik trots op.
Maar ik ben ook van mening dat korpsen nog te veel langs elkaar heen werken als het gaat om de echte beheersonderwerpen zoals: welke ICT-systemen worden er gebruikt, welke auto's, welke aangiftemogelijkheden er zijn etc.
Daarover zijn de politie en ik het overigens eens.
Vanuit het politieveld zijn al voorstellen gedaan en ik ga er van uit dat ook de commissie Leemhuis hier interessante voorstellen over doet.
In de media zie ik soms de misvatting dat de wens tot meer eenheid aan de behéérskant, geïnterpreteerd wordt als de vorming van nationale politie. Dat is niet hetzelfde. Dat is afhankelijk van hoe het georganiseerd wordt. In de reactie van het Kabinet op uw rapport zullen collega Donner en ik onder andere aangeven op welke wijze we die eenheid verder tot stand willen brengen.
Nog een laatste punt. Er is de laatste tijd al veel gezegd over de positie van de korpsbeheerder. Beheer moet - wat mij betreft - ten dienste staan van het gezag. Op welke manier we dat vorm zullen geven, daar gaan we nu mee aan de slag. Ik ben daarbij van mening dat bestuurlijke betrokkenheid bij het beheer moet blijven bestaan. Ook op dit vlak zal ik dus de argumenten van de commissie goed bestuderen.
Voor die studie, dames en heren hebben we de komende paar maanden. Ik wil op zijn minst de tijd om er zonder vooringenomenheid, samen met collega Donner, over te praten met de meest betrokkenen: de korpsbeheerders, de hoofdcommissarissen, de procureurs-generaal en de VNG. Wij hechten aan hun inbreng, en het streven is dan om het kabinetsstandpunt zo omstreeks september aan de Kamer aan te bieden.
Mw Leemhuis, leden van de commissie, nogmaals mijn dank. U kunt er zeker van zijn dat uw rapport nog vaak zal worden genoemd. En dat er veel over wordt gesproken. Ik hoop dat die discussies zakelijk zullen zijn en dat niet het beeld ontstaat van over elkaar buitelende bestuurders. Want daar zijn de politie en de veiligheid in Nederland niet bij gediend.